De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] Open raam Door lente's nachtelijke zaal zong klagend ijl de nachtegaal. Met mijne handen, bleek tezaam lag ik geleund aan 't open raam. Een wapperende koelte woei met warmen geur van appelbloei voorbij mijn luisterend gezicht en roerde de gordijnen licht. Rondom het witte ledikant waarde de adem uit het land. Uw handje hing, een geel ivoor in slapen af als een trezoor. Ver achter meentland's zoele vree woelde het koude hart der zee. De hemel, een scharlaken wiek, hing als de stilte, na muziek. En half ontwakend wenddet gij uw droom'rig hoofd ter and're zij. Uw oogen op'nend en weer dicht. Een wolk gleed ik langs uw gezicht. En hebt gij mij bij U herkend o liefde in dit klein moment? zoo zwenk weer heen naar uw verschiet, want meer genade is er niet. Vorige Volgende