De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] XXIV. De morgenhemel gaat al schijnen. In 't venster trilt een zwak bericht; Door d' open plooien der gordijnen glimt reeds een grijze zweem van licht. Mijn hand zinkt af. Het vuur gaat kwijnen. Moe staan de wanden opgericht. Mijn vrees en mijn doorleden pijnen 't is al een schaduw en het zwicht. Nu met het hoofd tot rust gebogen U wachten, wachten, onbewogen, o liefde, boven klacht en lied. En U niet roepen noch bekreunen. Maar naar Gods liefde overleunen. Zij die gelooven.... haasten niet. Vorige Volgende