De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] XXIII. Ik weet het zeker, nu weet ik het zeker. Sinds dezen nacht, dat ik 't verleden mat. Nu ik de dropp'len van dien donk'ren beker van ons verdriet op deze lippen had. Nu is er niets meer in mij dan het weten, dat niet het klagen om verloren schat, noch de verbitt'ring, noch de heesche kreten om uitkomst, ons de kim wijst en het pad. Maar dat de liefde, die wij allen zoeken niet te verwinnen is noch te vervloeken, noch te verbidden in hartstocht'lijkheid. Maar dat, in weerwil welker winst of schade zij in ons woning neemt door de genade, en daar zal blijven tot in eeuwigheid. [pagina 74] [p. 74] Vorige Volgende