De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] XVII. Ik ben niet droef meer, dat gij zijt gezworven vanuit mijn leven, dat U niet behoort. Ik ben niet bitter, dat gij zijt gestorven in de verbeelding, die mij heeft bekoord. Ik kan het leven beter eenzaam dragen, dan in het meêlij, dat mij tegenblikt. En liever zal ik arm zijn, alle dagen, dan dat uw gunst zich naar mijn liefde schikt. Ik draag U, liefde, nog met heel mijn wezen, maar die gelooft en die is zonder vreeze. En die is groot en die blijft eeuwig schoon. Maar nimmer kan ik, om der wijsheid wille, mijn hevig hart tot kalmer slag verstillen, gelijk een lied in den gedempten toon. Vorige Volgende