De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] XVI. Deez' morgen, toen ik heenging, was de lucht vol windgemompel en het regende.... De arm der vlagen nam mij in de vlucht en scheidde mij van die ik zegende. Nu valt het donker dieper dan voorheen. Ik kan U niet meer vinden en bereiken. Het laatste licht scheen gist'ren en verdween, om in Uw poort, Gedachtenis, te wijken. Wees sterk mijn hart! wees stil en onbevreesd! Het is toch schoon, het is toch goed geweest en geen ter wereld kan ons dat ontrooven. Want alle liefde, ondanks haar gemis, of zij ontvangen of verbannen is, die kan geen leven en geen sterven dooven. Vorige Volgende