De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] VIII. O laat mij gaan, het leven ligt nog open. Mijn hart is nog zoo jong, zoo licht geroerd. Het wil nog alles wagen, alles hopen, het wil nog stormend worden weggevoerd. Nog kan ik hunk'ren en gelukkig wezen. Nog kan ik wild door schoonheid zijn verblind. O laat mij gaan.... nu ben ik opgerezen, Nòg kan ik minnen en nog zijn bemind. De dagen hingen al te lang als nevels en dreven voort langs de benauwde gevels van eenderheid en altijd eender derven. O neem het dan, mijn hart, het hevig leven, nog beter is het om het weg te geven aan waan of zonde.... dan het zòo te sterven. Vorige Volgende