De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] III. Zij zijn zoo angstig, liefde, uwe hoven, uw schaduw-dichte tuinen hier benee. Ik wil mijn hart, dat afdwaalt, doen gelooven dat het zal vinden eind'lijk zijnen vree. Ik wil mijn handen vouwen, om daarboven, boven de kleinheid, die ik zorg'loos dee, de fierheid en de kracht die mij omwoven, weer te herwinnen.... door Getsemané. Maar o mijn vrienden in verdeelde sprake; mijn moed, mijn wijsheid, mijn geduld, dat brak.... Kunt gij niet één uur met mij zijn en waken? O geest van rust, laat mij uw vleugel raken. Hoe is dit uur, als een gezweepte tak, mijn hart zòò sterk, maar mijn geloof zòò zwak. Vorige Volgende