De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Rijp Vanmorgen is het leven hoog en grijs. De bosschen staan bevrozen. Een klein verdrietig orgel dreunt een wijs een korte schrille pooze. Een engel weerszij slaat de maat tusschen trommelen en rozen. Ik zie terzijde door het raam en hoor.... de melodie verbeven. Berijpte ijle takken staan er voor, zoo wit alsof ze zweven Het donker orgel schuift voorbij als langs een ander leven. Een musch tjilpt in de vensterbank, voor leege, witte straten. De late zon schijnt geel, verstard. De wereld ligt verlaten. Een houten engel begeleidt de laatste valsche maten. Vorige Volgende