De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] IX. Hoe hangt gij vreemd'lijk naar beneden O! wezenlooze waterval. Uw drift is in den dood gegleden, Uw donder werd een schoon kristal. Nog dreigt geweldig naar beneden Uw vaart in een bevrozen beeld. En al Uw zingen en Uw weenen werd ééne zuil en onverdeeld. Soms, langs de driftig staande kegels glijdt nu de sneeuw, in fijne nevels.... en het is stil aan Uwen voet. O stem! die overwinnend smoorde. Het is mijn leed! Het zijn mijn woorden! De schreeuw, die in mij zwijgen moet. Vorige Volgende