De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] VI. Wij stegen langs de witte paden, waar blindende de zon op scheen. De boomen stonden zwaar beladen als steenen beelden om ons heen. Een zwarte vogel enkel schreeuwde, bij het verlaten van een tak, waarvan het even stuivend sneeuwde. Niets wat de koude stilte brak. Toen, boven het geboomt' en wegen daar, waar de hemel openbrak, begon de wind met snelle vegen te waaien over 't hooge vlak.... Ook Uwe liefde heeft gezwegen. De twijfel in Uw oogen.... sprak. Vorige Volgende