De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] III. Ik voer U in mijn dansen, bevend in 't schemerlicht der kleine zaal. In mijn omarming zijt gij levend - Gij leidt mij, waar ik U verdwaal. Van hoek tot zaalhoek zijn wij zwervend en zoekend in denzelfden kring. En weer gescheiden in het stervend geruisch der matensiddering. Ik voer U in mijn dansen, bevend zooals mijn lied, mijn gezellin. In mijn verlangen wordt gij zwevend en in uw oogenspiegeling ben ik als sneeuw, een oogwenk levend. Ik zink er langs en doof er in. Vorige Volgende