De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] II. Een vrouw kwam over mij gezeten, vermoeid en trotsch en zag mij aan, met heel den twijfel van niet weten, en droefenis van veel verstaan. En als twee takken, eens ontloken uit éénen stam, door plotse vlaag tezamenstormend, werd gesproken, geantwoord zonder doel of vraag. Muziek kwam tusschen ons gevallen, als valsche rozen, rood en koud. Wij waren eenzaam tusschen allen, noch vreemd elkander, noch vertrouwd, twee tijd'lijk dalende kristallen, langs deze wereld, schoon en oud. Vorige Volgende