De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Herfst De zee ligt van verre te blinken, de zee.... Mijn hart drijft er zacht en aandachtig aan mee En zwart zijn de schepen er over gedreven.... O waarom mijn leed in uw handen gegeven? De lucht is vol ernst en voorbijgang, de lucht! De wolken zijn trots tot elkander gevlucht! Het land is in herfstdamp en tranen verscholen. Ja.... waarom dit leed aan uw liefde bevolen? De wind.... ach de wind aan de schomm'lende kelken der muurhelianthen en asters die welken. De wind als muziek in dit teere bezinnen.... O! waarom dit lied en dit snikken hier binnen? Uw handen als vroeger zijn kinderlijk teeder. De bloemen staan hoog en ombloemen ons weder. Ge schudt weer de dauw van hun geurende kronen.... Maar waar is het land, waar ik bij U zal wonen? Een wolk drijft de treurende berken te boven.... De zon doet het leven weer in zich gelooven. En vrienden gaan langs deze vensters en groeten.... O! waar is dat land, waar ik U zal ontmoeten? De zee ligt van verre te blinken, de zee.... Mijn hart drijft er treurend en peinzend aan mee.... Waar zullen wij scheiden of welkom ons heeten? O waar is het land, waar ik alles vergete... Vorige Volgende