De bellenblazer(1931)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Sisyphus Tot aan den leegen grens der woeste rots gestegen, met diep gebogen nek en hatelijke treên, dan, bij den laatsten ruk, is hem 't bazalt ontzegen en kantelt uit zijn greep en buldert naar beneên. En weer met heel den last de duist're bergen tegen klemt hij het woeste hart, wanhopig en alleen, de handen, heet van haat, waarin Gods straffen wegen, om de vervloekte macht der onbezielde steen. En weer een wentelen en weder leeg de handen. Terug o Sisyphus, naar de vergeefsche daad, waar uw vertrouwen vlucht als schaduw langs de wanden. Terug, die zijt verdoemd, om eeuwig weer te stijgen. En aan het bonzend hart de wil, die u verraadt. Terug, waar d'echo kermt en waar de goden zwijgen. [pagina 17] [p. 17] Vorige Volgende