| |
| |
| |
De voortplanting
Voorzorgsmaatregelen bij de voortplanting
Omdat de gezondheid van kinderen grotendeels afhankelijk is van hun conceptie, is het vóór alles nodig aan te wijzen hoe de conditie van de ouders moet zijn, willen zij sterke kinderen voortbrengen. Bij de voortplanting is aan de juiste samenstelling van de stof evenveel gelegen als aan de sterke fundamenten waarop een goed en stevig huis gebouwd wordt. Daarom raden de grote wijsgeren Plato en Aristoteles aan bij het huwelijk in het bijzonder te letten op een behoorlijk evenwicht in man en vrouw. Kinderen bij wie de innerlijke balans verstoord is, kunnen zich in deze wereld niet goed redden: ze zijn niet alleen ongeschikt voor de werkzaamheden van het lijf, maar ook voor die van het verstand en gewoonlijk worden ze daarom door andere mensen veracht.
Of kinderen kloek of slap zijn, ligt aan de stof van de ouders. Daarom heeft Galenus groot gelijk als hij klaagt dat de boeren zeer zorgvuldig zijn bij het bebouwen van het land, maar dat de mens het bij de voortplanting niet zo nauw neemt en dat ieder meer zijn eigen wellust volgt dan behoorlijk is.
Terecht vragen mensen zich af of het spreekwoord ‘het kind heeft een aardje naar zijn vaartje’ wel klopt met het feit dat wijze lieden vaak niet de slimste kinderen krijgen. Op deze vraag luidt het antwoord beslist niet dat knappe koppen te veel aan hun hoofd hebben, waardoor ze er bij de voortplanting niet helemaal met hun gedachten bij zijn en dingen overslaan die nodig zijn voor de volmaaktheid van de vrucht. Dat wil men dan bewijzen met een paar plompe en onbesuisde vaders, die, omdat ze al hun kracht van ziel en lichaam bij de teling aanwenden, vaak wijze en verstandige kinderen voortbrengen. De natuur leert ons echter dat verstandelijke kracht niet samen
| |
| |
gaat met haastige begeerte. Een wijs man kan niet tegelijk moedig zijn én veel eten én goed telen want de natuurlijke gesteldheid die nodig is om zijn verstandelijke kracht te laten werken, staat recht tegenover datgene wat door de haastige en begeerlijke krachten vereist wordt. Daarom zien we vaak dat de allermoedigsten weinig verstandig zijn, niet veel spreken, geen gevoel voor humor hebben en zo lichtgeraakt zijn dat ze meteen naar de degen grijpen. Maar wie verstandig is, praat veel en kruidt zijn taal met grappen, waardoor hij het handgemeen weet te vermijden. Zo strijdt kracht ook met begrip en een sterk man kan daardoor geen groot verstand hebben.
Hoe meer krachten de mens gebruikt bij de voortplanting en de spijsvertering, hoe meer redelijke kracht hij verliest. Hierop doelt Plato als hij zegt dat er geen vocht is dat het verstand zo vermindert als het vruchtbare zaad. Dit ziet men dagelijks: zodra iemand verliefd is, wordt hij een poëet. Dit hangt samen met de kracht van de inbeelding, die hand over hand toeneemt met de grote warmte van de liefde. Liefde is duidelijk een warme verandering: ze maakt de verliefden sterk en moedig, doet ze de eetlust verliezen en belet ze te slapen. Als de natuurlijke krachten de mens zo regeren, verjagen ze ten slotte de redelijke. Dat is de reden dat verliefde wijze lieden zich laf en dommig gaan gedragen, weinig eten en niet goed in staat zijn zich voort te planten.
Nu we dit vastgesteld hebben, komen we bij Galenus: hij leert dat voor de teling van een volmaakt dier twee soorten zaad nodig zijn. De ene zorgt voor leven en vorm, de andere dient als voedsel. Dit gaat precies zo in de eieren van kippen: het kuiken komt voort uit het eiwit, terwijl de dooier tot voedsel strekt. Bij de mens is het vrouwelijk zaad het voedsel, maar vaak is het krachtiger dan het mannelijke, dat dan overwonnen wordt en als voedsel dient. Daarom zijn kinderen van slimme vaders vaak dom: ze spruiten voort uit hun moeders zaad omdat dat van de vader onvruchtbaar is en bij de teling alleen maar als
| |
| |
voedsel kan dienen. En de mens die uit vrouwenzaad voortkomt, kan niet scherpzinnig zijn vanwege de grote koude en vochtigheid van vrouwen. Een verstandig kind komt dus van zijn vaders zaad en een dom van dat van zijn moeder.
Als de boer dan bij het zaaien van de akker zijn best doet daar goed zaad voor te nemen, omdat hij weet dat uit licht en voos zaad geen goede vruchten voortkomen, hoeveel ijveriger en zorgvuldiger moeten de ouders daar dan wel niet op letten bij het verwekken van kinderen? Want kinderen aarden niet alleen naar hun ouders in natuur en manier van doen, maar ook in lichaamsgebreken. Men heeft dikwijls gezien dat een enkel uiterlijk kenteken van de vader bij al zijn kinderen voorkwam. Het gebeurt soms ook dat de kinderen op hun grootvader of overgrootvader lijken omdat er in het zaad van de vader nog kracht van de grootvader of de overgrootvader is achtergebleven en volgens Aristoteles komt zulke gelijkenis tot in de vierde graad voor. Zo lezen we dat een vrouw die bij een Moor sliep weliswaar geen zwarte dochter baarde, maar dat de zoon van die dochter weer een neger was, zoals zijn grootvader. De kracht van het zaad strekt zo ver dat het ook de lichamelijke gebreken overdraagt, zoals we dagelijks zien bij kinderen van ouders of voorouders met graveel, steen, jicht, vallende ziekte, melaatsheid, tering en dergelijke kwellingen. Als daarom lijders aan ernstige ziekten af zouden zien van voortplanting, zouden ze zelf geruster leven en zou het mensdom beter af zijn.
De boer let er niet alleen op dat het zaad niet voos en muf is, maar ook dat het volkomen rijp en niet al te oud is en op vruchtbare aarde valt. Zo moeten ook zij die de gewenste vruchten van hun huwelijk willen zien goed letten op hun leeftijd. In Cats' beroemde boek over het huwelijk heeft de wijze Sibylla dat aldus verordend:
Indien u zoekt een aardig paar,
geeft de maagd driemaal zeven jaar:
| |
| |
de jong'man zeven bovendien,
en groet hen dan voor echteliên;
een weinig meer, of weinig min,
dat maakt een eervol huisgezin.
Mensen die piepjong of stokoud zijn, bederven niet alleen hun eigen natuur en verkorten hun leven met de bijslaap, maar hun zaad is gewoonlijk ook onvruchtbaar. De meeste feiten staven dit, zodat het gezegde dat ‘een man een kind kan verwekken zolang hij een veer weg kan blazen’ niet voor waar gehouden moet worden. En het spreekwoord
Een jonge ooi, een oude ram,
dat viel wel binnen 's jaars een lam,
gaat niet over slappe, stokoude lieden, maar over kloeke en gezonde ouderen die nog niet met een been in het graf staan.
De natuur moet tijd hebben om te rijpen en zich gereed te maken voor het werk, zonder dat men haar forceert, want dan zou ze als een nieuwe, voor het eerst brandende vlam meteen uitgaan. Ook jonge bomen moeten niet gesnoeid worden voor ze tot volle wasdom zijn gekomen. Aristoteles heeft terecht opgemerkt dat jonge en al te oude lieden alleen maar zwakke kinderen voortbrengen, meestal vrouwen, omdat bij jonge mensen de natuurlijke warmte nog niet volkomen en bij oude al vervallen is.
Wie kinderen wil krijgen, moet zichzelf niet al te vet mesten. Men ziet ook dat kippen, als ze door veel brood of gerst te zeer gemest worden, geen of weinig eieren leggen. Hippocrates geeft hiervoor als reden dat het vette bindweefsel aan de binnenzijde van de buikwand de baarmoederhals indrukt, waardoor het zaad niet ontvangen kan worden. Ook bij mannen is het niet ongewoon dat ze maar moeilijk kinderen kunnen verwekken als hun bloed te vet is. Men moet ook de vermaning
| |
| |
van Hippocrates, Plato en Plutarchus niet vergeten: wie zijn vrouw wil benaderen, mag niet beschonken zijn want kinderen die door dronken ouders verwekt zijn, worden gewoonlijk dronkaards. Ik heb een man gekend die zijn vrouw nooit anders dan stevig beschonken besliep en veel kinderen verwekte: ze kregen allemaal vallende ziekte en stierven daar uiteindelijk ook aan. Tegelijkertijd gaat het hier om een werk dat niet al te ernstig uitgevoerd moet worden en het zou misschien niet onverstandig zijn dat men hieraan wat opgevrolijkt door een klein glaasje begon, om niet met een gefronst voorhoofd heuglijke arbeid te verrichten. Als wijn met mate gedronken wordt, verheugt hij niet alleen de geest, maar maakt hij ook een goede grondstof voor de voortplanting, in het bijzonder om schrandere kinderen te krijgen. Te veel zuipen neemt de lust tot minnen weg en bij totaal bezopen mannen smelt het zaad tot water, zoals Aristoteles zegt. Daardoor komt het dat dronkaards meestal niet veel om vrouwen geven, zoals omgekeerd liefhebbers van vrouwen niet van zuipen houden. Van Alexander de Grote lezen we dat hij flink dronk, maar zeer kuis tegenover vrouwen was. Julius Caesar veroverde heel wat vrouwen, maar dronk intussen weinig of niet, zodat Cato van hem zei dat hij de enige was die nuchter het algemeen belang behartigde!
Verder is noodzakelijk dat de ouders hun lichaam in redelijke conditie houden en goede, voedzame kost gebruiken, maar niet te veel. Ze moeten ook niet meteen met een volle buik van tafel naar bed gaan, maar eerst wat tijd laten verlopen. Een zeker arts antwoordde, toen zijn vrouw hem vroeg wat beter was, 's avonds of 's morgens, dat het 's avonds leuker, maar 's morgens gezonder was. Waarop het zoete hartje repliceerde: ‘doe het dan 's avonds voor de lol en 's morgens voor de gezondheid!’ Het is zowel voor de ouders als voor de vrucht het gezondst als het Venusfeest 's morgens gehouden wordt, als het voedsel goed verteerd is en men geen scherpe vochten in de maag voelt. Aristoteles raadt aan 's avonds weinig te eten, en
| |
| |
een goed middagmaal te nemen om niet te flauw te worden. Bovendien moet men geen ongerust gemoed, geen bedroefde geest en geen hoofd vol muizenissen meebrengen.
Linschoten verhaalt over zijn Oostindische reizen dat in het koninkrijk Burma de groten en edelen, ja zelfs de koning, als zij gaan trouwen een vreemdeling vragen hun bruid in de eerste nacht te ontmaagden. Zij zijn hem daarvoor zeer dankbaar en beschouwen het als een grote eer dat een ander hen van die moeite en pijnlijke arbeid verlost. Ik weet niet wat het betekent dat men daar bij de meisjes, zodra ze geboren waren, de schaamlippen dichtnaaide, terwijl men alleen een kleine opening liet voor het lozen van het water, om op de bruiloft weer door de bruidegom opengetornd te worden, zoals Linschoten getuigt zelf gezien te hebben. Zeker in ons land, waar ieder graag zijn eigen werk doet, zijn de mensen wat preutser en zou men er niet aan denken daar iemand voor in te huren, laat staan te eren.
Om de eer die vrouwen in gelijkenis stellen, roept elk als het kind nog maar nauwelijks ter wereld is gekomen: O! Hoe goed lijkt het op zijn vader! Zo'n gelijkenis wordt bevorderd als de gehuwden elkaar goed gezind zijn zonder hun lusten en onkuise gedachten op anderen te richten. Want de inbeelding heeft zo'n grote kracht dat ze de gelijkenis van iemand die niet voor de bevruchting zorgde, wel aan de vrucht kan geven. Zo is het eens gebeurd dat een vrouw, bezig met een ander, ondertussen bang was dat haar man onverwacht thuis zou komen en haar betrappen. Na negen maanden baarde ze een kind dat niet op haar minnaar, maar op haar man leek.
Wat betreft de vrouw moet men er ook op letten het poesje te laten slapen wanneer ‘de maan achter de kerk staat’, omdat de vuiligheid tijdens de menstruatie de conceptie verhindert en de vruchtbare kracht van het zaad niet alleen verdoofd, maar ook verstikt wordt. Als het mannelijke zaad daar toch met geweld doorheen breekt en de kracht van de vloed weerstaat, wordt er
| |
| |
een slappe vrucht geteeld en van zulke kinderen zegt men hier dat ze ‘tegen de maan gepist’ zijn. Ze lijden vaak aan melaatsheid en andere ongemakken.
Het is echter niet voldoende alleen het tijdstip te benutten, te weten kort nadat de vrouw gezuiverd is, en ervoor te zorgen dat beide ouders rustig en gezond zijn. Men dient acht te slaan op de vermaning van de grote wijsgeer Aristoteles dat men de vrouw zedig en weloverwogen benadert, opdat ze niet door grote dartelheid en wellust buiten het spoor van de eerbaarheid springt. Wat de geleerden inprenten als goede zeden en eerbaarheid, vinden de artsen evenzeer noodzakelijk voor de voortplanting: overtollige wellust en grote drift beletten de bevruchting. Evenzo, als men te vaak opnieuw begint, bederft het zaad en wordt het onvruchtbaar omdat het geloosd wordt voordat het rijp is. Net als onmatig gebabbel de conversatie leeg en dwaas maakt, is het zaad van degenen die er maar op los vrijen vaak voos en onvruchtbaar, zegt de wijze Plutarchus terecht. Er is dus niets beter en bekwamer voor de voortplanting dan matigheid en wachten op het juiste tijdstip.
|
|