De voornaamste oorzaak van kanker is zwarte gal die van zwart bloed komt en die tot een zoute, bijtende, venijnige en scherpe materie verbrand is. Er zijn twee soorten, al naar gelang de hitte en scherpte: de zachtste zorgt voor een zacht, gesloten gezwel, maar de gezwellen van de hete en scherpe barsten open en verwekken een etterende, stinkende kanker. Dr. Ranchin, vroeger in Montpellier mijn leermeester, heeft hier uitvoerig over geschreven.
Kanker kan het lichaam zowel van binnen als van buiten aantasten, maar treft vaak de bovenste delen van het gezicht, de neus, wenkbrauwen, oren, lippen en het gehemelte. Hij komt het meest voor in vrouwenborsten: die zijn zacht, los en sponsachtig en ontvangen daardoor gemakkelijk het vervuilde vocht, dat voornamelijk door de verstopte baarmoeder naar boven gezonden wordt. De kwaal gaat van kwaad tot erger en is gewoonlijk ongeneeslijk, zoals ook Ovidius al opmerkte. De kwaadaardige materie is zo dik en grof dat ze diep in de aders schiet en er noch door aderlaten, noch door afdrijven of terugdrijven, noch door snijden of branden uit verwijderd kan worden. Zij trekt zich niets aan van zachte geneesmiddelen en wordt juist uitgedaagd door sterke.
Desalniettemin zijn niet alle soorten even gevaarlijk: ze zijn niet alle even scherp en vergiftig en besmetten ook niet altijd de kwetsbaarste plekken van het lichaam. Volgens Hippocrates kan men beter niet proberen de zogenaamde verborgen kanker - nog gesloten of al zo diep gegaan dat men er niet bij kan - te genezen. Men versnelt dan het stervensproces alleen maar. Galenus merkt op dat de zweren in holle delen, zoals het gehemelte, de endeldarm of de baarmoeder, na snijding of branding niet tot helen te brengen zijn. Men zorgt er zo alleen maar voor dat de patiënt met onnodig veel pijn aan zijn einde komt.
Op genezing valt dus nauwelijks te hopen, maar men kan het lijden wel wat verlichten. Het is altijd goed de groei van de