aen een bollen Loocks liet zuygen, en vorder als een Boere kint dede opvoeden, welcke harde opvoedingh hem daer na wel te pas quam, als hy met veelonghemack, om de Kroon groote oorlogen most voeren.
Wat belanght de taeye en bruyne materie, die de kinderen terstont na de gheboorte, ofte binnen 24. uuren daer na, van onderen quijt werden; daer van en sijn de Doctoren allegader niet van een ghevoelen. Sommige Ouden hebben gemeent, dat de vrucht in 's Moeders lichaem zoogh, ende door de mondt ghevoedt werde, also sy niet en konden bedencken, waer dese vuyligheydt anders van daen soude komen. Doctor Andreas Laurentius, ende meest alle de nieuwe Medicijns seggen, dat het een overschot is, van onsuyver ende grof bloet, het welck door kleyne aderkens uyt de milt in de darmen gesonden wert. Andere gelooven dat het uyt het heele lichaem door de aderen van het mesenterium, in de darmen loopt. Maer al-hoewel ick niet en ontkenne, dat het uyt de milt ende het geheele lichaem in de darmen kan komen, soo ben ick evenwel van ghevoelen, dat soodanighe suyveringh van swart en grof bloedt door de aderen niet en gheschiet, so langhe de vrucht noch in de moeder beslooten is, wel gestelt sijnde, ghelijck de natuere altijdt pooght: also niet sonder swarigheydt de openingh der aderen in de vrucht soude konnen gheschieden, en dat oock de groove ende dunne vuyligheydt meestendeel bequamer door de wijde sweetgaetjens van de huyt uyt gheworpen wert. Daerom houde ick het liever daer voor, dat dese vuyligheydt uyt de maegh en dunne darmen voortkomt. Uyt de maegh eenighe slijmerigheydt, aldaer uyt het hooft ghevallen, uyt de dunne darmen de galachtighe humeuren, die aldaer uyt het galblaesjen ghesonden sijn. Dit beyde haer in de dicke darmen vermengende, ende langh onder wege sijnde, werdt allenskens door de hitte harder en bruynder, gelijckmen siet, dat het de kinderen afgaet. Ende also dese gal groenachtigh werdt, alsse minder aengebrant is: ende daer na meerder aengebrant en verdrooght zijnde, swart werdt, daerom is de dunne vuyligheydt in de dunne, ende eerste darmen geelder, ende de dicke in de onderste ende dicke darmen swarter. Hier uyt kan dan blijcken, waerom de kinderen terstont na de gheboorte, ofte den eersten dagh, kamerganck van verscheyde koleuren quijt werden, eerst bruyn en hardtachtigh, daer na geel, ten lesten dun en wat witter.
Dese vuyligheydt, also zy nootsakelijck af moet schieten, so en is evenwel daerom niet te prijsen, het quaet ghebruyck van de Vroe-vrouwen, ja van veele Medicijns, die dese vuyligheydt uyt de maegh en darmen van de nieu-gebooren kinderen doen purgeeren, met Syroop van Rosen, en diergelijcke, als gheseydt is. Want sy gaen voor by de groote ende sonderlinghe voorsienigheydt der natueren, de welcke voorwaer het kint, so dra het ter wereldt ghekomen is, van de Moeder niet en ruckt ende de Apothekery overgeeft: maer heeft het in dese noodtsakelijckheydt versorght met de bequaemste, en de natuerlijckste Medicijne uyt des moeders borsten, de welcke veel aengenamer, beter, en ghesonder is, als eenighe andere: die de Vroe-vrou soude mogen ingeven. Want indien dit biestigh sogh, dat de eerste daghen in de Kraem-vrous borsten komt, terstont van het jongh kint ghezogen werdt, so sal het dese vuyligheydt sonder eenighe schade, ende lichtelijck lossen. Also het sogh van de Kraem-vrou een Medicinael voedtsel is, het welck de natuere tot dien eynde voortghebracht heeft, om dat het matelijck voedende, met eenen sachtelijck, na de swackheydt van 't jonghe kint, eenighe daghen soude suyveren. Daer de Medicijne, die wy souden moghen ingeven, te slap ofte te sterck kan wesen, als de krachten vereysschen. Daer beneffens so verleent de natueretseffens, daer wy verscheyde reysen souden over ingeven; ende vermindert allenskens de kracht van suyveren, en vermeerdert die van 't voeden. So dat met groot onverstant gheloost werdt, dat het kint de eerste dagen het moederlijcke sogh niet en behoort te suyghen, ende dat van sulcken biestigh zogh de kinderen sieck werden, dat het in de maegh stremmelt, ende met de gheseyde vuyligheydt vermenght sijnde, komt te bederven, en also quade dampen in het hooft doet opstijghen, oorsake van verscheyde accidenten: dat het oock van geen ofte quaet voedtsel is, als niet hebbende de teeckenen, die de Autheuren het goet zogh toeschrijven: te weten, van matighe ghestaltenis, wit van koleur, lieffelijck van reuck, soet van smaeck: maer ter contrarie grof, geelachtigh; onlieffelijck. Wat het eerste quaet belanght, dat werdt by ons ontkent, en oock door de ervarentheyt bewesen. Wat letzel hebben de kinderen van de Boerinnen, ende diergelijcke, die de selfde de eerste daghen geen andere te zuyghen en gheven, maer terstont aen haer eyghen borst leggen? Dat het van 't beste, dat is, van het voedtsaemste sogh niet en is, werdt by ons toeghestaen: maer wy segghen dat het evenwel voor de eerst-ghebooren kinderen beter en bequamer is, als het ghene dat ouder is, ende meer voedzel geeft. Derhalven so moeten de Kraem-vrouwen en Vroe-vrouwen vermaent zijn, dat sy het eerste zogh niet en verwerpen, als of het onnut en schadelijck was, en haer ondertusschen dan laten suyghen van jonghe Hondekens, ofte Soochsters, tot dat het goet sogh komt, also de Natuere het eerste sogh de Vrouwen niet te vergeefs, maer tot gesontheydt van het kint gegeven heeft, om het selve van de eerste vuyligheydt te suyveren. Behalven dat het oock niet goet voor het kint en is, dat het terstont met sulcken sogh, het welck veel ende het beste voedtsel geeft, ghevoedet werde, voor al eer het tevooren met biest eenighe daghen ghesuyvert is. Ende als 't ghebeurt dat de kinderen de eerste daghen na de verlossingh niet welghesuyvert en werden, ghelijck dickwils gheschiet, daerse de min moeten suygen, die al over eenige maenden uyt de kraem ghekomen is, ende dit biestigh sogh niet en heeft; soghebeurt het, datse lichtelijck sieck werden, en veel koortsen, stuypen, vyerigheydt, quaet zeer, en diergelijcke quellinghen onder worpen sijn, so dat het een naeu ghenesen is, of het ander borst weder op. Want hoe het sogh ouder is, hoe het meer voedt, en minder suyvert, so dat het kint daer van hardtlijvigh werdt. Waerom oock van nooden is, alsmen geen versche Kraem-vrou (gelijck Paulus en Avicenna seer wel vereysschen) tot een min kan krijghen, haer eens sachtjens te purgeeren, ende somtijdts het kint wat Syroop van Violen ofte Provency Rosen uyt een lepel met sogh in te geven.