de leden door het onderlingh vrijven vaster en stijver. Ten tweeden, vermeerdert het de natuerlijke warmte. Ten derden, roert en beweeght het de geesten. Uyt de welcke wederom ander voordeel spruyt, te weten, zoodanighe ghestaltenis des lichaems, die niet lichtelijck van eenighe uytwendighe oorsaecken beschadight en kan werden, en die gheheel bequaem is tot alderhande actien en wercken. Door de vermeerderingh van de warmte werdt het lichaem oock beter ghevoedet: ende door het bewegen van de geesten, werden de dampen en de vuyligheyd door de gaetjens van de huyt uyt-gejaeght.
Met den naem van bewegingen des lichaems verstaen wy alderhande arbeydt en oeffeninge, gelijck wandelen, loopen, springen, rijden, varen, en diergelijcken. Tegen malkanderen te loopen is een oeffeninghe onder gemeene lieden, en daerom prijst Caesar in 't eerste Boeck van de Fransche oorlogen de Soldaten van Ariovistus, dat sy haer houdende aen de mane der peerden, met de selve voortliepen. Maer onder alle de Beweginghe heeft elcke sijn besondere kracht, en oeffent oock besondere leden. Met wandelen en loopen werden de beenen meest beweeght: met schermen en roeyen meest de armen, en bovenste leden. Singen, roepen, overluyt lesen, oeffentinsonderheydt be borst en de keel. Maer al het lichaem werdt bequamelijck gheoeffent door het spel van den kleynen bal: welcke oeffeninghe daerom tot bewaringhe der Gesontheydt seer ghepresen werdt van Galenus, die een geheel Boeck van het spelen met den kleynen bal gheschreven heeft. Maer dat spel en is het eygen niet, dat nu in de Kaets-baen met het racket ghespeelt werdt. Want in het oude plegen zy veel met malkander te worstelen, en den eenen den anderen by den hals te grijpen, 't welck tegen woordigh in onse Kaets-banen niet ghebruyckelijck en is. Dan ick heb gesien te Florençen in Italien dit noch ghebruycken in een oudt spel, dat se la Caccia noemen, en werde aldaer Anno 1616 gespeelt voor twee Cardinalen, Vhaldini ende de Medici, den Hertogh de Hertoginne, ende het gantsche Hof, na de Bruyloft van den Hertogh van Mantua, met des Hertoghs van Florençen Suster. Het welck evenwel niet en geschieden met eenen kleynen bal, maer met een grooten ballon, die door twee partyen (elck bestont uyt twaelf Edelluyden, van d'eene was des Hertoghs oudtste Soon, teghenwoordigh Hertogh, van d'ander sijn tweede broeder, Don Lorenso de Medici) in gout en Silver-laken ghekleet, over malkanders palen geslagen werde. Onder Princen, en groote Heeren is de jacht seer ghebruyckelijck, ende die oeffeningh werdt voorseer gesont ghehouden by Xenophon, in sijn Boek dat hy van de jacht beschreven heeft. Hier komt by het te paert rijden en de voltigeren, ofte op het paert te springen, het welk de leden hardt ende sterck maekt, als oock alderhande harde en stercke oeffeninge: ghelijck een swacke het Lichaem versacht, ende verswakt. Alsoo maeckt een haestighe beweginge het Lichaem vast en dun: en een langhsame vermeerdert en opent het vleesch. Maer dit is al te samen te verstaen van matelijcke oeffeninghe. Want die te veel is en boven de kerf gaet, verstroyt de geesten, ende verteert de krachten van de vaste deelen, en verkout het gantsche lichaem, verspreyt de kracht van spieren, zenuwen en banden: spant somtijdts de vliesen so seer, datse scheuringh veroorsaeckt: beroert het ingewant met sulcken gewelt, dat de aderen open barsten, waer uyt bloedtspouwen, bloedigh water maken, pleuris, en de diergelijcke sieckten ontstaen. Soo dat noodt saeckelijck op den Arbeydt de Ruste moet volgen. Ovid. I. de Ponto 5.
Met rusten is de geest en oock het lijf gepast,
En beyde die vergaen door al te stagen last.
Vorders de Rust en veel Stilte, ofte het langh opschorten van oeffeninge, gelijck daer is onder de luyaerts, maeckt de geesten traegh, benaut de natuerlijke warmte, en maeckt het gantsche lichaem loom en onlustigh. Hier op volght raeuwigheydt, verstoppinge, veel overtolligheydt, het welck oorsaken zijn van alderhande Sieckten. Ovid. 1. de Ponto 6.
Wanneer het water stille staet,
Wanneer de mensche leedigh gaet,
Wanneer het yser rusten moet,
Niet een van drie en blijfter goet.