Van Bier.
Het XIX. Capittel.
WIe kander van het Bier den rechten aert beschrijven,
En of het dienstig is voor alderhande lijven?
Dewijl het wort gekoockt uyt alderhande graen,
En datter selsaem kruyt oock onder wort gedaen.
De waters even-selfs zijn niet van eener krachten,
Het eene wort geput uyt ongesonde grachten,
Het ander uyt een beeck, of uyt een driftig zant;
Het ander uyt een poel, of uyt een siltig lant.
Ick sal dan, Hollants volck, in weynig hier besluyten,
En op dit gantsch beslag een korten regel uyten;
Maeckt dat sich uwen dranck in dese palen hout,
Niet al te bijster jong, niet al te lijdig oudt.
MEn kan niet wel in 't gemeen seggen van wat aert en natuere het Bier zy, dewijl het soo seer verscheyden is, van wegen de stoffe, het water, den ouderdom, de maniere van bereyden. Het wert hier te Lande gemeenlijck gebrouwen van Water, Gerste-mout, somtijts oock Terwe ofte Spelte, en de bloemen ofte bellen van de Hoppe. Dese verscheyde deelen hebben elck hun eyghen en besondere krachten. Want het water daer het Bier van gebrouwen werdt, is kout en vochtigh: het Mout is droogh en afvagende, met wat wermte: de Terwe en Spelte zijn middelmatig werm en droog: de Hoppe verwermt en verdroogt in den tweeden graedt, beroert het hooft, en vervult dat met waesdommen, verweckt het water-maken, en heeft oock een afvagende en openende kracht.
Het Bier dat van Terwe gebrouwen werdt, geeft meer voedsel als't gene dat van Gerst komt, verwermt, en vervochtight oock meer, insonderheydt dewijl by de Terwe gemeenlijck minder hop gedaen werdt, als by de Gerst. Dewijl oock de Terwe wat taeyer gijl heeft, als de Gerst, soo maeckt het Terwen-bier oock taeyer humeuren in 't Lichaem, maeckt lichtelijcker verstoppingen, insonderheydt soo 't niet heel klaer en is, ende drijft het water niet af.
Bier van Gerste ghebrouwen en verwermt soo seer niet van weghen de gerste: maer alsooder dickwils veel Hoppe by gedaen werdt, soo krijght het daer van een verwermende en verdroogende kracht, het voet minder, en maeckt dunder sap in 't lichaem, en set het water beter af. Het gene van terwe en gerst onder een ghesoden werdt, heeft oock een ghemenghde kracht. Dat van geen mout maer alleen van koren in de Son gedroogt, gebrouwen is, heeft meer overtollige vochtigheydt, en maeckt dickwils verstoppinge in de kleyne aderkens, en kortheydt op de borst. Hoeder meer Hoppe by ghedaen werdt, hoe het meerder drooght, maer minder voedt, soo licht niet en verstopt, en meer water doet maken.
Maer het meeste onderscheyt van de Bieren komt uyt het water. Want dewijl het water van d' een plaets ofte d'ander seer verscheyden valt, en het Bier niet anders en is als water met mout en hop opgesooden: soo en kan het niet geschieden, ofte den aert van het water blijft oock in het Bier. Daerom die van de natuere der bieren wel wil oordeelen, die moet insonderheydt wel letten op de natuere van de wateren: want die gheven sommige Bieren eenige bysondere eygenschappen. Waer toe niet weynigh en helpt de maniere van brouwen, en het Bier toe te maken.
Jong ofte Versch Bier, dat noch niet wel geresen en gesoncken is, doet den lichame veel hindernis, gelijkerwijs wy van den Most geseyt hebben. Het maeckt winden in den buyck, doet het graveel in de nieren en blaes groeyen, en veroorsaeckt vele verstoppingen.