genomen hebbe aen te wijsen, hoe deselve uytwendige oorsaken zijn van langh leven, en gesontheydt, wel en na onse leeringen gebruyckt zijnde, oft van sieckten en kort leven, indiense qualijck en onmatigh genomen werden. Dese zijn ses in ghetal, waer van eene van de ziele oft het gemoedt den lichaem medegedeelt wert, te weten, de Affecten oft Bewegingen des Gemoedts, de vijf andere den Lichaem uytwendigh aenkomen, als Lucht, Spijs, en Dranck, Oeffeninge en Ruste, Slapen en Waken, Afsetten en Ophouden. En dit zijn de ses dinghen, die by de Doctoren Res Non-naturales genoemt werden, (als of-men seyde Niet-natuerlijcke dingen) om dat sy ons van natueren niet by en zijn, maer van buyten aenkomen. En dese zijn tusschen beyde van de Natuerlijcke dingen, en die tegen natueren zijn. Want onse nature en bestaet uyt haer niet, gelijck uyt de natuerlijcke, van welcke in 't laetst' voorgaende Capittel ghesproken is; noch sy wert oock van haer niet beschadight, ghelijck van de dingen die tegen natuere zijn: maer sy gaen aen beyde zijden, ende sonder onderscheyt. Den genen diese wel gebruyckt, zijnse goet en gesont; diese qualijck en onmatelijck ghebruyckt, zijnse quaet en schadelijk.
De nootsakelijckheyt van dese ses Niet-natuerlijcke dinghen, wert aldus bewesen. Ons leven, ghelijck wy begonnen hebben te seggen, en is niet anders als een brandende lampe, die niet eerder uyt en gaet voor dat den oly of den lemmet en ontbreeckt. En gelijck de brandende lemmet den oly allencxken verteert, even also werckt onse natuerlijcke en ingeboren warmte gestadig op de olyachtige vochtigheydt van ons lichaem. Op dat dan onse lichamelijcke vochtigheyt niet ras en soude verteeren, de warmte uytgeblust, en het lichaem voor den tijt vergaen, en de doot haestig overvallen: so is yan noode, dat in plaetse van 't gene verteert is, yet anders tot onderhoud ingestelt wert, het welck gheschiet door Eten en Drincken, waer mede het harde en natte, dat vergaen was, herstelt wert: en door het intrecken van de Lucht, waer door de vervloge geesten wederom voort-gebracht werden. Dewijl oock Spijs ende Dranck niet en konnen gedyen tot voedtsel van ons Lichaem, ten zy datse door koken en verteeren verandert werden, en dat sulcks insonderheydt gheschiedt door middelen van d'ingebooren warmte, en de levende geesten, soo blijckt, dat hierom alle dingen die onse natuerlijke warmte, en geesten bewaeren ofte vermeerderen konnen, seer veel vermogen om een langh leven te maken, en het lichaem in goede gesontheyt te behouden, gelijck daer zijn de beweginge des Lichaems en gemoedts; slapen en waken, en diergelijcke. Dewijl oock de Spijse, die wy ghenutten, niet al t'samen in de self-standigheyt van ons Lichaem, om de ongelijckheydt, verandert en kan werden: foo is't datter noodtsakelijck eenighe overblijfselen in het koocken oft verteeren, afgesondert werden, dewelke alsoose den lichaeme onnut zijn, moeten uytghesloten wesen, op datse het selve niet en komen te beschadig en, gelijck se doen, wanneer datsete lange opgehouden werden.
Dit zijn dan ses dinghen, waer mede de Ghesondtheydt; wel ghebruyckt zijnde, onderhouden werdt, welckers leeringe de Griecken Hygieine noemen, en is een Konste om ghesondt te leven, en het Lichaem van alle ongesontheydt en sieckten te bewaren. Dewelcke alsoose van niemandt oyt in onse Tale beschreven is, soo sullen wy hier den eersten steen legghen, en anderen een spoor gheven, om ten dienste van onse Natie yet beters in 't licht te brengen.
Dese Leere kan bequamelijck in twee leden verdeelt werden. Want voor eerst werdt vereyscht de wetenschap van de materie der gesontheydt, oft van de dingen, die bequamelijck gebruyckt zijnde de gesontheyt onderhouden. Maer also die dingen verscheydelijck op ons Lichaem wercken, en niet alleen de gesontheyt en bewaeren, maer oock deselve bederven konnen, indiense niet op de rechte maet, maniere, en bequame tijdt ghebruyckt en werden, en datter een groot onderscheydt is in de jaren, ghedaente, complexie, en andere omstandigheden, en dat alles allen, en een yegelijck niet even nut en bequaem en is: zoo isser ten tweede van noode een Methode oft maniere om de gesontheydt wel te onderhouden: en op wat wijse men die dinghen en middelen, die tot onderhoudt der ghesontheydt dienen, gebruycken sal om het Lichaem in goede dispositie en ghestaltenis te bewaeren, en den mensche, soo veel als 't mogelijck is, sonder sieckten tot een hoogen ouderdom te brengen.
Van dese twee leden sullen wy in 't volgende handelen, en daerom ons Werck mede alsoo verdeelen. In 't eerste deel sullen wy handelen van die dingen, door welcker bequaem ghebruyck de gesondtheydt onderhouden werdt: ende in het tweede sullen wy voorstellen de Methode ofte maniere, om deselve tot onderhoudt der gesontheydt in elcken tijdt van ons leven bequamelijck te gebruycken.