Johan Michel Dautzenberg 1808-1869(1935)–A.-E. van Beughem– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 222] [p. 222] Aen maecenas. O Maecenas, o loot edelen koningstams Gij, mijn schermende vriend lieflijke sier voor mij! Die's blij, wen hij het stof boven de omlympische Renbaen wervelt omhoog, waer het van gloeyenden Rade omvlogene doel, waer de vereedlende Palmtwijg hem tot de landheerschende goden heft, Die's blij, wen hem gunst losser Quiritenschaer Een driedubbel krans glanserder glorie leent. Gene is zalig, zoodra de eigene schuer verbergt Wat van Lybische dorschvloeren gebezemd werd. Wie graeg woelt met de hak in den geërfden grond, Die wordt, schoon gij hem biedt schatten van Attalus, Daerdoor nimmer verleid, dat hij in cyprischen Vaertuig, schroomende, zeil' door de Myrtoërzee. Als met Icarus' vloed Afrikus woedend strijdt, Vrees-vol looft dan de koopheer des zoo rustigen Steedjens velden; en toch bouwt hij het lekke schip Dra nieuw, wijl hij het lot schuwt der behoeftigheid. Andren zijn er die 't glas ouden Massikerwijns Niet vijandig, des dags helft aen het liefelik Nietsdoen wijden, gestrekt nu in des hagedoorns Dakgroen, dan op den rand heiliger murmelwel Lust is 't legergewoel velen en horenklang Krijgsbazuinen verzeld; lust hun de krijg vervloekt Steeds van' moedren. Er blijft buiten in koude nacht Wie graeg jaegt, en vergeet zellefs zijn jonge vrouw Als hem reuen trouw speurden de vlugge hind', Of zijn striknetten reet Marische everzwijn. Eiloof bindt me als ik vlecht kransen om dichterhoofd Aen de onsterfliken; mij scheiden het koele bosch, Saterdansen en ligt zwevender nymfen koor. Van d'onheilgen drom: als mee de fluit mij Door Euterpe is ontzegd; als Polyhymnia Niet vijandig mij 'spel lesbischer snaren stemt. Als gij mij in 't getal lyriker zangers voegt Hoog dan heft zich mijn hoofd op tot den sterrenkrans. Br. 2, p. 356, (1845). Vorige Volgende