Johan Michel Dautzenberg 1808-1869(1935)–A.-E. van Beughem– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 218] [p. 218] Het meisjen uit der stad Ik zat sints mijner eerste jeugd In d'eignen hoek der kerke; Ik bad om wijsheid, bad om deugd En kracht bij goeden werke. Daar kwam een meisjen uit der stad Ons dorpjen te bewonen Ik zag toen ze in der kerke trad Twee lieve rozenkonen. Die naderden denzelfden hoek Door mij eens uitverkoren; Ik open mijn gebedenboek Opdat mij niets zou storen. Ik wilde lezen maar ik kon Geen woord aan 't andre lijmen, En voelde bij der lentezon Mijn bevend hart bezwijmen. Ik voelde mij door 't overzicht De zinnen dra bekropen; Twee oogen schoten schicht op schicht - Mij docht de hemel open. - Ach deugd en wijsheid, die gestaag Met moed mij wist te gorden! Ik beef van vreugd, ik hoop, versaag - Wat zal er van mij worden? MAM 1867, p. 205. Vorige Volgende