| |
Weven.
Onder weven verstaat men het vervaardigen van weefsel door het rechthoekig kruisen van draden. Deze kruisende draden heet men: ketting- of scheringdraden, wanneer zij zich in de lengte van de stof uitstrekken; inslag- of scheutdraden, wanneer zij van den eenen naar den anderen kant (d.i. in de breedte loopen). De zijkant heet egge of zelfkant.
De weefkunde kan men onderverdeelen in:
1o de handweefkunde, omvattend de eenvoudige weefsels, alle voortgebracht door de lichaamskracht van den werkman:
2o de jacquardweefkunde, die het weven tot een echte kunst verheft, dewijl zij het schier onmogelijke inzake weven toelaat;
3o de mekanieke weefkunde, waarbij de beweegkracht door drijftuigen geschiedt; een regelmatig, goed verzorgd weefsel wordt bekomen, vervaardiging welke een gezond, lucratief (winstopbrengend) werk uitmaakt;
4o het vervaardigen van bizondere weefsels.
Zooals reeds hiervoor gezien werd heeft men den ketting en den inslag.
| |
| |
Hoe bereidt men nu ketting en inslag?
Het bereiden van den ketting omvat:
1o | het bobijnen of op klossen winden; |
2o | het scheren; |
3o | het opboomen; |
4o | het pappen, sterken of lijmen. |
Het bommen of bobijnen geschiedt op den bommolen. De strengen garen zijn op de garenwinde (6) gespannen en worden op bobijnen (1) gewonden.
Bommolen
1. Bobijnen. - 2. Supports (steunen). - 3. Trommel, waartegen de bobijnen gedrukt worden door middel van de gewichten 4. - 5. Haak, waarmede men de bobijn van de trommel verwijdert. - 6. Garenwinde, waarop de te bobijnen strengen geschoven worden.
De bobijnen komen nu op het scheerraam (zie I, in de schematische voorstelling van een scheermachine). De draden worden van de bobijnen gewonden; leidrollen brengen ze vóór
| |
| |
en door het richtende schrankriet. De effenaar, E, brengt ze op den gewenschten afstand voor 't oprollen op de schijven, B. Een teltoestel, D, laat toe de lengte van den ketting te meten.
Schematische voorstelling van een scheermachine
A. Voeras, draaiend op ijzeren gestoelte. - B. Sectie, gevormd door ronde houten blokken, met langs beide kanten een plaatijzeren schijf. C. Leidrollen. - C1 Deze leidrol kan bij groote spanning omlaag gaan. D. Meetrol met teller. - E. Effenaar, die den vorm heeft van de letter V; hij is verschuifbaar, om de draden juist tusschen de schijven van B te leiden. - F. Schrankriet, dat dient om de draden te schranken. G. Riet, dat de draden richt. - H. leidrollen. - I. Draden, komend van het rek met de afwindende bobijnen.
De opbooming heeft tot doel de geschoren ketting of gelijk gelegde kettingdraden op den garenboom te winden (zie ook den garenboom op het handweefgetouw, 4).
Het sterken van den ketting bestaat in het leiden van het garen door heeten pap en het drogen hierna. De kleverige stof bestaat hoofdzakelijk uit aardappelmeel, waardoor de draden effener, gladder gemaakt en aldus beter bestand worden tegen
Scheermachine
| |
[pagina t.o. 33]
[p. t.o. 33] | |
Varieteit Ligldwing Express.
| |
| |
Scheer- en boommachine
wrijving en spanning. Men gebruikt als pap daartoe, bij-voorbeeld: water (100 l.), aardappelbloem (6 kg.) en dextrine (0,5 kg).
Automatische Papmachine
| |
| |
Spoelmolen of Spoelmachine
En het inslaggaren nu?
Het inslaggaren komt in de weverij op spoelen of in
Doorsnede van een spoel
1.-2. Cylindrisch deel van de pijp.-1.3.4. Kegelvormig deel van de pijp. - 5. Garen in kegelvormige lagen opgewonden.
strengen. Komen de garens in strengen, dan moeten ze op een spoelmolen gespoeld worden, dit is op spoelen gewonden. Het voetje van de spoel (zie de doorsnede van een spoel, onder 3-4) draagt een inkeeping waarmede zij in de schietspoel kan vastgestoken worden.
Op den spoelmolen moet men drie bewegingen bekomen: 1o de draaiende beweging van de spoel; 2o het op- en neerglijden van den draad, om de kegelvormige lagen te leggen; 3o het trapsgewijze verplaatsen van de spoel of van den draadgeleider, om de eene laag boven de andere te leggen.
Het weven geschiedt op het weefgetouw.
De vier hoofdbewerkingen, noodig tot het voortbrengen van weefsel zijn:
1o | de beweging van de lade; |
2o | de beweging van de schachten; |
3o | de beweging van de schietspoel; |
4o | de beweging van garen- en weefselboom. |
| |
| |
De wijze, waarop het weven, of het kruisen van kettingdraden met inslaggaren, geschiedt, ziet men verduidelijkt op
Schematische voorstelling van de verwijdering van de even en oneven draden, om de schietspoel te laten doorgaan.
1. Schachten, waaraan de hevels vastgemaakt zijn. - 2. Hevels, voorzien van oogen. - 3. Oogen, waardoor de kettingdraden gaan. 4. Kettingdraden, die op- of neergetrokken worden door schachten. 5. Garenboom. - 6. Weefselboom.
de schematische voorstelling van de verwijdering van de even en oneven draden, om de schietspoel te laten doorgaan. De
Een Kongoleesch wever vóór zijn inlandsch getouw.
De schering bestaat uit vezeltjes van palmblaren. De wever haalt er een bamboestok door, zoodanig, dat iedere vezel om de beurt vóór of achter den stok steekt. Dan drijft hij door den kettingdraad den inslag en stampt met den stok naar onderen toe aan.
schachten (vleugels of kammen), 1, waaraan de hevels hangen met hun oogen, 3, dragen de kettingdraden en laten deze op-en neergaan. De oneven kettingdraden, hier door een volle lijn aangeduid, zijn opgetrokken; de even kettingdraden, voorgesteld door streep-lijntjes, zijn door de geterten, treden of voetschabellen - wanneer het een handweefgetouw of door de excentrieken, wanneer men te doen heeft met
| |
| |
Schietspoel
A. Spoel, liggend in het bakje der schietspoel. - B. Afgewonden draad. C. IJzerenpunten. - D. Gleuf voor den draad.
een mekaniek-getouw voor eenvoudige kruisingen - neergetrokken en beide reeksen doen alzoo een gaap, vak of sprong tusschen de lengtedraden ontstaan, waardoor de schietspoel vliegt. De lade staat dan met het riet vooruit en drukt den inslagdraad tegen het reeds geweven goed. Eenmaal de schietspoel op het einde, worden de oneven kettingdraden omlaag
Handweefgetouw
1. Vierkante stijlen. - 2. Dwarsbalken. - 3. Achterstoel, welke den garenboom draagt. - 4. Garenboom. - 5. Doekboom, waarop de stof gewonden is; deze wordt ook nog omlooper of onderlooper geheeten. - 6. Hertenboom, die het weefsel naar den doekboom geleidt. - 7. Gewicht, dat spanning geeft aan de kettingdraden. - 8. Schachten, die de kettingdraden doen op- en neergaan. - 9. Kettingdraden. - 10. Korte dweerzen. - 11. Lange dweerzen. - 12. Treden, ook nog geterten of voetschabellen geheeten. - 13. Lade, die de inslagdraden aan elkander sluit. - 14. Ladeblok, waarop de schietspoel glijdt. - 15. Opperlade. - 16. Riet of rechtstaande staafjes, die de kettingdraden op behoorlijken afstand houden. - 17. Jager, die de schietspoel overzet. - 18. Handvat, om door den jager de schietspoel over te zetten. - 19. Zitbank van den wever. - 20. Schrankroedjes voor den ketting. - 21. Tuimelaars.
| |
[pagina t.o. 37]
[p. t.o. 37] | |
Ontkoorrelingswerkhuis in Zuid-Carolina.
Katoenbalen na de ontrisping.
| |
| |
getrokken en gaan de even omhoog; een nieuwe inslagscheut volgt; de lade drijft aan, en zoo gaat het verder bij de eenvoudige weving.
Schematische voorstelling van het mekaniek-getouw
A.-B. Ketting. - C. Schranklatten. - D. Oogen van de hevels.-E. Garen- of kettingboom.-F. Opgetrokken schacht. - G. Neergetrokken schacht. H. Kam of riet. - I. Opperlade. - J. Schietspoel. K. Ladeblok. - L. Lade. - M. Hertenboom. - N. Leidrol. - O. Weefselboom. - P. Gewicht, om den ketting te spannen. - R. Gewicht, om de opwinding van het weefsel te regelen. - S. Excentrieken, waardoor de schachten op- en neergetrokken worden. - T. Tuimelaars, die verschillen volgens den aard van de getouwen.
De garenboom windt de kettingdraden af en de weefselboom windt het geweven goed op. Van de grondkruising, of de wijze, waarop ketting- en inslagdraden elkander kruisen, hangt grootendeels het uitzicht van het weefsel af. Om nu verschillende kruisingen mogelijk te maken werkt men met meerdere schachten.
Dank zij de schoone uitvinding van den Franschman, Jacquard, (1754-1834) die een systeem van automatische opheffing van de kettingdraden vond, werd het kinderwerk daarbij afgeschaft en kon men nu, wat de ingewikkeldheid van de kruising betreft, schier tot in het oneindige gaan.
Een woordje verklaring. Om welkdanige kruising van weefsel aan te duiden gebruikt men patroon- of quadrillepapier, dat door lood- en waterpaslijnen in vierkantjes is verdeeld. De vertikale kolommen stellen de kettingdraden voor en de horizontale die van den inslag. Men veronderstelt de ketting wit en de inslag zwart en men laat de vierkantjes wit, die overeenstemmen met het zichtbaar gedeelte van den ketting.
| |
| |
Afzonderlijk toestel boven het getouw geplaatst, om de kettingdraden in te rijgen. Dit weeftoestel is de Jacquard-machine.
Jacquard nu vervaardigde beweegbare kartons, doorboord met gaatjes, die met de teekening overeenstemmen. Voor elken kettingdraad is een naald met haak bestemd, die in de gaatjes van de kartonnen dringt, wanneer de naalden met
Snelslaand Katoenweefgetouw
| |
| |
haken, door de werking van een bizonder mekanisme, opgeheven worden. De andere kettingdraden worden met rust gelaten door het vol gedeelte van het karton. De inslag glijdt dan over de kettingdraden, die niet opgeheven worden en vormt aldus de teekening.
Draaibakgetouw (De Waele & Schotte, Harelbeke)
Thans is het Jacquard-getouw zoodanig verbeterd, dat weinig machines het in volmaaktheid overtreffen.
Vóór 1733 werd de schietspoel in het handweefgetouw door den wever zelf door den gaap gesmeten. In voormeld jaar vond een handelaarszoon, een zekere Kay, het middel om de schietspoel door een jager (zie het handweefgetouw) voort-te-bewegen. Bij het mekaniek-getouw wordt ook dat werkje verricht door slagstokken (slagarmen of tjakstokken) en geschiedt het op- en neergaan van de schachten, het oprollen van het weefsel mekanisch.
Bizondere stellen leggen het mekaniek-getouw stil, wanneer iets niet in orde is.
|
|