4) | het merg, dat den wand van het ledige middengedeelte van het wortelhaar bekleedt. |
Het haar is overdekt met katoenwas. Behalve cellulose bevat het ruw katoen nog kleurstoffen.
De spontane opbranding van katoen moet eerst en vooral toegeschreven worden aan de langzame oxydeering van de katoenolie, die soms het ruw katoen drenkt. Door haar buitengewone verdeelbaarheid oxydeert de katoenolie, bij voorbeeld, door blootstelling aan de lucht en de hierbij voortgebrachte warmte is soms groot genoeg, om het ruw katoen vanzelf te doen branden. Van dergelijke branden, uitgebroken in een scheepsruim of in stapelhuizen, laast ge misschien reeds in de dagbladen. Deze branden zijn zeer gevaarlijk, omdat zij reeds een aanzienlijke uitgebreidheid kunnen hebben, alvorens men ze bemerkt.
Handelswaarde: In den handel onderscheidt men het katoen naar de vezel- of haarlengte in:
kortstapelig (short staple), van 10-25 mm. lang; |
goedstapelig (good staple), van 25-30 mm.; |
langstapelig (long staple), van 30 mm. en meer. |
De katoenwaarde wordt bepaald naar de absolute lengte van de vezels, naar de gelijkvormigheid van lengte en vezel fijnheid, weekheid, glans, kleur, vastheid en zuiverheid.
Onder katoen met knoopen verstaat men gepakt katoen, waar natte draden tegaar geklest zitten, en men spreekt van katoen met wieken of koorden, wanneer vele vezels zoodanig aaneenkleven en geklist zijn, dat ze als 't ware wieken of koorden vormen. Het Noord-Amerikaansch katoen is nog altijd het beste voor het spinnen.
Als normale vochtigheidsgraad van ruw katoen beschouwt men 8 1/2%. Er wordt voor geijverd, opdat men in den handel den vochtigheidsgraad regelen zou.
Gebruik: Katoen wordt meestal gebruikt tot het vervaardigen van katoenen garens en weefsels.
Katoen wendt men ook aan bij de fabrikatie van kunstzijde, zeer wit papier, schietkatoen, collodium, celluloïd en watten.