Katoen van cel tot weefsel
(1927)–Isidoor van Beugem– Auteursrecht onbekendDe katoenplant.Plant en soorten: Deze plant behoort tot de familie van de maluwachtigen en tot het geslacht Gossypium. Zij is deels eenjarige struik,Ga naar voetnoot(1) deels boomachtige heester, met gelobde bladeren, groote gele of roode bloemen. De vijf kelkbladen zijn groen; stamper en meeldraden gelijken vrijwel op deze van andere malvaceeën. | ||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||
De talrijke katoendraden of liever zaadharen zitten in de zaaddoos opgesloten, welke, op 't oogenblik van rijpheid, openbarst en haar rijken blanken tooi laat zien. Zaaddoos van de katoenplant, in gesloten toestand.
Overlangsche doorsnede van een katoenzaad met zijn haren.
De voornaamste soorten zijn: Gossypium barbadense L.: (voornaamste variëteit ‘Sea Island’), katoenplant van Barbados (eiland van de Antillen) met lang, fijn, zacht en glanzend haar; Gossypium hirsutum L.: (voornaamste variëteit ‘Upland’) behaarde katoenplant, aangebracht uit Mexico; schenkt betrekkelijk kort, fijn, glanzend en zijdeachtig zaadhaar; Gossypium herbaceum L.: kruidachtige katoenplant, vooral in Indië geteeld, levert kort katoen; Gossypium peruvianum Cav.: boomachtige katoenheester, minder onderhevig aan ziekten dan de andere soorten, brengt gedurende twee, drie en zelfs vier-vijf achtereenvolgende jaren op en wordt vooral in Egypte gekweekt. Het zaadomhulsel wordt bezet met verschillend haar: lang (eigenlijke katoen), | ||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||
en zeer kort (het dons), dat men goed bemerkt na het ontkorrelen. Iedere katoensoort heeft nog haar variëteiten. In Kongo kweekt men vooral variëteiten van de Amerikaansche soorten. Teelt: In verzengende streken wordt de katoenteelt mogelijk gemaakt dank zij een doelmatige besproeiïng. Klimaat: Gedurende den heelen wasdom moet een voldoende warmte heerschen. 5° Celsius doodt de plant. In Amerika is de gemiddelde temperatuur voor de katoenteelt ongeveer 15° C. De temperatuur moet stijgen met den groei van de plant, anders blijven de beste resultaten uit. De katoen wordt tegenwoordig in de landen tusschen 41° N. Br. en 36° Z. Br. geteeld. Regen: Aanvankelijk vergt zij wel water; rond den bloeitijd en de rijpwording wordt de regenval schadelijk en levert dan ‘high colored’ (sterk gekleurd) katoen op. Grondkeus: Een lichte, zandachtige grond, met genoegzamen watervoorraad is het best geschikt. Zware gronden kunnen ook uitstekende opbrengsten verzekeren; voorbeeld, de ‘blacklands’ (of zwarte gronden) van Texas. Grondbewerking: Men ploegt om tot op een diepte van 20 tot 40 cm. en werkt den mest onder, waarna men egt en zaait. Vóór de diepploeging zorgt men voor het verdelgen van 't onkruid. Door voren voorziet men in den waterafvoer. Zaaite: 't Is van belang zwaar en gezond zaad van een goede variëteit te zaaien. Men zaait breedwerpig of met de machine, van Maart tot Juni, al naar het land, op evenwijdige rijen van 50 cm.; in de rijen op afstanden van 35-60 cm.; en rolt dicht. Onderhoudszorgen: Herhaaldelijk moet geschampeld worden en hierdoor verdelgt men de onkruiden, breekt men de bovenkorst, verleent men toegang aan de lucht, gaat men de verdamping tegen en blijft het water beter in de grondlagen bewaard. Van de 6 à 8 zaden per hulletje laat men slechts twee, drie of vier sterke planten staan, wanneer ze een hoogte van 10-15 cm. bereiken, om later maar de sterkste te behouden. In de derde maand verschijnen al de eerste bloemen. Werktuigen: Voor het ploegen maakt men een druk gebruik van den schijfploeg en bij het dunnen en zetten van | ||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||
de ‘cotton-chopper’ (katoendunner). In Kongo moet men zich doorgaans met den eenvoudigen enkelen ploeg en ander gewoon alaam nog behelpen. Bloeitijd: De bloemen gaan 's ochtends open; zijn gewoonlijk bleek-geel of rood. Na de bevruchting zwelt het vruchtbeginsel, dat zich ontwikkelt tot een zaaddoos van een noot dikte, die, na een zekeren tijd, openbarst en haar weelderigen katoenkwast laat zien. Tusschen de rijpheid van de eerste en laatste zaadbollen ligt een tijdspanne van ongeveer zeven weken. De laatste bloemen versieren den top. Katoenoogst: Op een plant komen zoo wat 5 tot 60 zaaddoozen. De drie tot vijf vruchtkleppen springen bij rijpheid open en de opgesloten katoenharen beginnen zich onder den invloed van de warmte uit-te-zetten en weldra ziet men één witten kop. De pluktijd komt ongeveer twee maand na den bloeitijd. Mannen, vrouwen en kinderen, al, wat maar trekken kan, zamelt nu 't katoen in manden of zakken. De Kongoleezen vertrouwen dit werkje toe aan hun vrouwen en kinderen. De vochtige haarbollen worden afzonderlijk gehouden. Men oogst naargelange de rijpwording vordert, net zooals bij ons met het schorseneerzaad; maar hiervoor duurt de inoogsting slechts enkele dagen, terwijl de katoenpluk zich uitstrekt over weken. In den laatsten tijd heeft men voor het inzamelen van katoen machines uitgevonden. Twee voorname Amerikaansche zijn: de Thurman Vacuum cotton picking machine, die zuigend en persend werkt en de Stukenborg cotton picker, die door middel van de electriciteit het katoen plukt [1600-2800 lb. (: lb. = pound = 0 kg. 453 gr.) of 725,748 kg.-1288.204 kg. per dag]. Maar het grootste deel wordt nog met de hand geoogst. In Kongo is iedere katoenkweeker verplicht de overblijvende plantendeelen te vernietigen: dit is een voorbehoedmiddel tegen katoenziekten en 't maakt tevens een kleine bemesting uit. Meststoffen: Ofschoon men in vele gewesten op een en denzelfden akker meerdere katoenoogsten zonder eenige bemesting winnen kan, toch moet men te langen laatste zijn toevlucht nemen tot kunstmeststoffen, als sodanitraat, superfosfaat, zwavelzure potasch en zoo meer. Hiervan hangen | ||||||||||||||||
[pagina t.o. 11]
| ||||||||||||||||
Phothographische afbeelding van officieele katoen standards.
| ||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||
hoeveelheid en verhouding van de katoenvariëteit en de teeltstreek af. In Kongo kan er geen sprake wezen van 't gebruik van kunstmeststoffen wegens de hooge vervoertarieven. Ter verrijking van den grond wendt men er den volgenden wisselbouw aan:
Ziekten en beschadigingen: De katoenziekten kunnen verdeeld worden in: a) physiologische, die toe-te-schrijven zijn aan storingen in de voeding en de voedselopname; b) cryptogamische, die veroorzaakt worden door woekerende zwammen. Talrijk zijn ook de katoenbeschadigende insekten, waarvan, in Amerika de kwaadaardigste wellicht zijn: de CottonHeliothis obsoleta Fabricius
(Cotton Bollworm) Anthonomus grandis Boh.
(Mexican Cotton Boll Weevil) In den larvetoestand zijn deze vlinder en kever de meestgevreesde vijanden van de katoenplant. Bollworm d.i. de larve van den vlinder Heliothis obsoleta Fabricius en de Cotton Boll weevil, d.i. de larve van den kever Anthonomus grandis Boh. Hiertegen wordt een hardnekkige strijd gevoerd, strijd, waarbij vliegmachines reeds dienst doen, om de velden te bestuiven met insectendoodende gassen en stoffen. Amerikaansche deskundigen schatten het verlies aan den katoenoogst, veroorzaakt door de larve van den kever Anthonomus grandis Boh, voor zekere jaren, wel op 6.000.000 balen (ongekorreld katoen); dit is nagenoeg een zuivere minderopbrengst van 2.000.000 balen, (dewijl men van 3 kg. ruw katoen ongeveer 1 kg. ontkorreld katoen bekomt). Katoenselectie: Deze keusteelt bestaat hoofdzakelijk in | ||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||
het voorbehouden tot zaaizaad van de beste en hardste zaden, voortkomend van de schoonste zaadbollen met haren, die volledig beantwoorden aan de gestelde textieleischen. In Kongo wordt vooral aan selectie gedaan in het proefstation te Lonkola (60 Ha.) Bereiding tot de verzending: Het ‘seed-cotton’ of het geoogste ruwe zaadhaar bevat nog zaden, welke men verwijderen moet door het ontkorrelen. Bij de ontkorreling wordtOntkorrelingsmachine
A. Automatische aanvoerder. - B. Tremel. - C. Schoot met langwerpige evenwijdige spleten - D. Cirkelzagen, die in de spleten loopen, de zaden verwijderen en 't kort katoen naar binnen voeren. - E. Boom, waarop de cirkelzagen gevestigd zijn. - F. Borstels, die 't haar van de zagen nemen. G. Condensor, die 't katoen heftig schudt en reinigt. - H. Zaden, die als 't ware geschoren zijn en niet door den schoot kunnen, vallen langs vóór buiten. ook de afval van de zaaddoozen weggenomen, alsmede de bladeren, takjes en andere onreinheden. Vroeger verrichtte men dit werk uitsluitend met de hand; thans geschiedt dit meestal met bizondere machines, welke men ontkorrelings- of egreneermachines noemt. Er bestaan hiervan verschillende typen; ik geef hier de doorsnede van een ‘saw-gin’ of ontkorrelingsmachine met zagen. ‘Linters’ zijn niet anders dan de grondwol of de korte haren, die nog aan de zaden blijven en na de | ||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||
ontkorreling er afgehaald worden door bizondere ontkorrelingsmachines. Het ontkorreld katoen geeft 25 tot 30% van het ruw geoogst produkt. Draaibare dobbelpers met schroef
A. Pers, werkend met den stoom. - B. Pers, werkend door middel van de schroef C. - D.E. Persbakken, die langs boven open zijn en vrij rond de as F kunnen draaien. - G.H. Opneembare bodems. - I. Schuin geplaatst aanvoerbord. - L. Cylinder met zuiger, om de plaat A te bewegen. - Plaat B wordt door middel der schroef C opgeheven en met haren last tegen de vaste bovenplaat H gedrukt. Wanneer in bak A laagje per laagje 't katoen licht geperst is, draait men den bak op de plaats van B. die de plaats inneemt van A, en men perst volledig. Voor de verzending zou het ontkorreld katoen te veel ruimte innemen en deswege ook te veel aan vracht moeten kosten; hierom perst men het. Ook om het indringen van vocht te beletten, wordt katoen samengedrukt. Er bestaan verschillende perssystemen en men perst in twee vormen: vierkante en cylindervormige of ronde. De vierkantige of balkvorm is nog het meest in zwang. | ||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||
De geperste balen worden gewoonlijk in grof lijnwaad of jute gewikkeld en gebonden met stalen banden. Volgens haar herkomst verschillen de balen veel van gewicht. De Oost-Indische hebben bij voorbeeld een gewicht van ongeveer 400 lb. (= 181,427 kg.) nettogewicht; de Amerikaansche vierkantige van 300-500 lb. (= 136,078 kg.-226,797 kg.), en de ronde van Texas gewoonlijk circa 250 lb. (= 113,398 kg.); de Egyptische nagenoeg van 730 lb. (= 331,123 kg.). In Kongo moet het ontkorreld katoen geperst worden in balen van 200-300 kg., gewikkeld in stoffe, dragend merk, adres van herkomst, enz. (Artikel 42 van het dekreet van 1 Augustus 1921). |
|