| |
| |
| |
Hoofdstuk 16
Onderweg naar huis, in een taxi die hij heeft laten komen en waarvoor Dé hem dankbaar toeknikt, vertelt Huug.
‘Het heeft er allemaal heel erg uitgezien in het begin, er liep een wond schuin over het rechteroog.’ Hij heeft in de wachtkamer gezeten met knikkende knieën, terwijl de dokter Taco hielp. Ook de linkerhelft van zijn gezicht was geschonden, maar minder erg. Op zichzelf waren de wonden niet diep, al zouden er waarschijnlijk een paar littekens uit overblijven. Alleen dan ... dat oog, en ook Taco zelf moet het gevoeld hebben, want hij durfde het niet te openen. ‘Fantastische kerel,’ bewondert Huug met een lichte trilling in z'n stem, ‘zoals hij zich gehouden heeft. Hij moet wel vreselijke ogenblikken hebben doorgemaakt: eerstens de angst en dan de pijn...’
‘Dat wordt geen prijs, Huug!’ had hij nog gezegd met een flauw lachje.
‘En te denken,’ zegt hij zacht, ‘dat ik het ben geweest, die hem heb aangezet...’
‘Onzin!’ Emy legt een dwingende hand op zijn arm, ‘zo mag je niet denken Huug. Taco had toch meegedaan, als leerling van jullie manege, dat had jij hem niet kunnen beletten en zo goed als dit hem is overkomen, had het een ander kunnen gebeuren, ieder ander. Laten we dankbaar zijn dat het zo goed is afgelopen. Maar vertel verder...’
‘Ja,’ vervolgt Huug langzaam, als moet hij zich met geweld ergens van losrukken, ‘we mogen dankbaar zijn. Ik vooral. Enfin ... het heeft vrij lang geduurd en ik heb in die tussentijd Loet naar huis gebracht, die verschrikkelijk overstuur was, het arme kind, en ben even bij de manege aangewipt. Ik wilde jullie niet zonder bericht laten. Dokter Meertens heeft Taco's vader opgebeld en die is natuurlijk direct daar naar toe gekomen. Samen hebben we toen gewacht. Het duurde... ontzettend! Tot eindelijk de dokter ons goddank kwam vertellen dat het achteraf erg meeviel. Het ooglid, dat hij tijdens
| |
| |
z'n val blijkbaar heeft dichtgedrukt, een logische reactie, is nogal ernstig beschadigd, maar het oog zelf gelukkig niet, alleen een bloeduitstorting ... Gewoon een wonder, gezien de smak die hij gemaakt heeft en hoe hij terechtkwam. Taco heeft gehuild van vreugde, toen hij het hoorde, de arme kerel. Het moet hem wat gekost hebben, dat oog te openen.’
Hij zwijgt even.
‘En waar is hij nu,’ wil Dé weten, ‘in het ziekenhuis? Waar?’ ‘Hier, in Laren. Maar alleen voor onderzoek, door een specialist, dokter Meertens wil helemaal zeker zijn. Misschien gaat hij vandaag al naar huis, dan is het enkel nog een kwestie van rust en verzorging, anders niet. Z'n hele hoofd is natuurlijk in het verband en daarnaast heeft hij zijn rechterarm lelijk gekneusd, wat een langdurige geschiedenis kan zijn, zo iets. Ook z'n enkel is verstuikt, maar dat zijn allemaal dingen van ondergeschikt belang. Bij z'n rechterslaap loopt één grote haal, die gekramd is, dat blijft natuurlijk een litteken, maar...’ Huug haalt z'n schouders op, ‘als dat het ergste is?’
‘En ... en mogen we hem bezoeken?’ Annekes zachte stem uit de schemer van haar hoekplaatsje.
‘De eerste paar dagen is het beter van niet. Hij moest rust houden, ook z'n zenuwgestel heeft een knauw gekregen, een lichte shock. Maar daarna is er geen enkel bezwaar, dunkt me, hoewel ... natuurlijk niet allemaal tegelijk. Voorlopig kunnen we bloemen sturen en fruit.’
De taxi stopt bij het boslaantje, Huug rekent af. Dé grijpt Anneke bij een arm.
‘En nu neem jij een groot glas water met broom,’ beslist ze, ‘en je kruipt een stevig uurtje in bed. Voor alles!’
Het is halfdrie als ze aan een haastig gedekte koffietafel zitten, moe van al de emoties en met een rommelende maag, zonder trek.
In de achterkamer slaapt Anneke, vast...
Wat is het moeilijk, bedenkt ze - je gevoelens weer te moeten verbergen, je te beheersen, als was er niets gebeurd en als heb
| |
| |
je geen duizend angsten uitgestaan om hem, Taco? Temeer nog, nu de anderen weten of vermoeden ... Ze heeft er met Dé over gesproken en die heeft haar hoofd geschud.
‘Voor zo'n gevoel hoef je je nooit te schamen,’ vond ze, ‘dat zou dwaas zijn. Toen ik dacht dat ik van Huug hield...’
‘Jij hebt makkelijk praten,’ verweet Anneke, ‘jij bent getrouwd. Ik weet niet eens of Taco...’
‘Dat wist ik van Huug ook niet, maar dat brengt toch geen verandering in je eigen gevoelens voor hem,’ hield Détje aan, ‘en wat ons betreft, de meisjes... dacht je heus dat daar ooit met een woord over wordt gesproken, hoe dan ook? Misschien ja,’ gaf ze toe, ‘onder andere omstandigheden, niet onder deze. En verder, Anneke, doe wat je hart je ingeeft.’ Jawel, doe wat je hart je ingeeft. Als ze dat deed, was ze er diezelfde middag nog geweest, aan z'n huis, of in ieder geval, zodra de dokter hun bezoek toestond. Nu heeft ze bloemen gestuurd, met een briefje dat z'n moeder hem misschien zal voorlezen. En nog heeft ze niet gedurfd, toen de dagelijks betere berichten bleven aanhouden en de isolatie eindelijk was opgeheven.
‘Ga jij maar eerst,’ heeft ze Dé gesmeekt en ze is gegaan, met Suzelien en Emy.
‘En Anneke?’ had Taco gevraagd met iets vreemds in z'n stem, dat Dé een blijde schok gaf toen ze het hoorde.
‘Die komt morgen, alleen. We waren bang dat het te druk werd anders...’
Taco had geknikt en ze zag nerveus iets trekken om z'n mondhoek. Teleurstelling? O, als het eens waar was, ze hoopt het, Dé, ze hoopt het vurig.
‘Het spijt me,’ had hij even gelachen naar Suzelien, wat z'n gezicht pijnlijk deed samentrekken, ‘ik kan je nu niet verder helpen met je fotografie. Als ik beter ben, zijn jullie al weg.’ Nu klonk er duidelijk teleurstelling in z'n stem en onmiddellijk had Dé geantwoord, hoewel het onderwerp geen moment nog ter sprake was gebracht, thuis: ‘Misschien blijven ze nog een poosje, we zullen wel zien...’
| |
| |
Die volgende middag gaat Anneke, een bos gele gladiolen in haar arm. Taco's moeder ontvangt haar in een serre vol planten en zon.
‘Hij slaapt,’ vertelt ze, onwillekeurig haar stem dempend, als zou hij hen boven kunnen horen, ‘misschien wilt u hier 'n ogenblik wachten?’
Anneke legt de bloemen neer.
‘Hè, zegt u “je”,’ verzoekt ze, ‘ik ben pas zeventien.’
Is ze zeventien? Ze voelt zich veel, veel ouder, op dit ogenblik.
Mevrouw glimlacht. ‘Goed, graag. Jullie zijn trouwens zulke goeie vrienden allemaal, ik ben blij eens met Taco's clubje te hebben kennisgemaakt. Och, weet je ... we kunnen zo weinig jongelui hebben hier, er zijn altijd lessen en dat stoort natuurlijk...’
Het is een verontschuldiging voor een nooit-gedane invitatie. Anneke zwijgt een beetje verlegen.
‘Hoe is het nu met hem?’ vraagt ze dan.
De ogen tegenover haar lichten blij op, dezelfde ogen van Taco, ziet ze. ‘Goed, best zelfs. O, je weet niet wat het voor hem had betekend, wanneer hij eens werkelijk één van z'n ogen had moeten missen. 't Is alleen jammer van het litteken, dat gaat nooit weg.’
‘Och!’ Anneke haalt onmerkbaar bijna haar schouders op, ‘dat is tegenover het andere, van zo weinig betekenis, vindt u niet?’
Van boven klinkt een ratelend belletje.
‘Meneer is wakker,’ glimlacht mevrouw en opstaande: ‘Mag ik even? Dan zal ik zeggen dat je er bent.’
Annekes hart bonst opeens met onregelmatige slagen. Ze drukt, nadat mevrouw de kamer heeft verlaten, de nagels in haar handpalmen. Beheersen moet ze zich, gewoon doen, vooral gewoon, Taco mag niets aan haar merken.
‘Ja, wil je maar naar boven gaan?’ Mevrouw blijft, wachtend, bij de deur, terwijl ze wijst: ‘Direct als je de trap op bent, rechts.’
‘Dank u wel.’
| |
| |
‘Ik kom aanstonds een kopje thee brengen.’
Boven staat ze een ogenblik roerloos, dan tikt ze op de kamerdeur die mevrouw haar heeft gewezen.
‘Anneke!’ Taco's verheugde stem, gesmoord door het kolossale verband, dat gedeeltelijk maar zijn mond vrijlaat, ‘kom binnen!’
Ze zet zich, een beetje verlegen, op de stoel die naast het hoofdeinde staat.
‘Hoe gaat het?’
‘Best! Krijg ik geen hand? Maar de linker ... m'n rechterarm mag ik niet bewegen, kan ik ook niet bewegen trouwens.’
Ze voelt zijn vingers die stevig de hare omsluiten en ze even, heel even vasthouden. Het is of alle gedachten uit haar zijn weggevaagd, ze weet zich leeg, onmachtig een onderwerp te bedenken voor een gesprek.
Hij kijkt naar de bloemen die ze op het bed heeft neergelegd. ‘Voor mij?’
Nu lacht ze even. ‘Welnee, ik neem ze weer mee terug natuurlijk. Heb je een vaas hier?’ Ze kijkt zoekend rond, ontdekt er op zijn boekenkast een die leeg is. ‘Mag die?’
‘Natuurlijk. Dank je wel Anneke, lief van je.’
‘Verbeeld je!’ Ze stopt haar gezicht wat haastig in de bloemen, die ze van het papier begint te ontdoen. Dan vult ze de vaas bij de wastafel.
‘Aardige kamer heb je zeg, zo ruim en licht. Voilà!’ ze houdt de vaas in de hoogte. ‘Zal ik ze daar maar zetten?’
‘Nee hier!’ een hoofdknik naar het tafeltje, vlak naast z'n bed. ‘Maar jongen, waarom? Daar staan toch al bloemen?’
‘Omdat deze van jou zijn,’ zegt Taco en kijkt haar aan met z'n ene, onbedekte oog, ‘zet de andere maar op de boeken-kast.’
Ze doet het, zwijgend, maar met een gevoel van intense blijdschap. Omdat deze van jou zijn ... Bedoelt hij daarmee dat hij ... dat haar bloemen? Ze durft niet verder te denken en gaat verward weer zitten.
Onzin, een beleefdheid, omdat ze er bij is, hetzelfde heeft hij
| |
| |
tegen de anderen ook gezegd. Maar ze weet dat het niet waar is, zo is Taco niet.
‘En vertel nou 'es,’ begint hij, ‘hoe maken jullie het daar zonder mij? Komt Felix nog geregeld en Loet? 't Arme kind heeft de schrik gehad van haar leven, 't zou me niets verbaasd hebben wanneer ze nooit meer op een paard durfde, maar dat toch wel. Ze is geweest vanochtend. Zo hartelijk als jullie allemaal voor me zijn...’
‘Kolossaal ja,’ bewondert Anneke, ‘de geest van de Hut,’ lacht ze dan, ‘Détjes invloed.’
‘Ja?’ hij kijkt haar onderzoekend aan. ‘Alleen Détjes invloed?’ Hij vraagt het plagerig, maar meteen wordt hij weer ernstig, ‘'t Had lelijk kunnen zijn,’ bekent hij dan eerlijk, ‘ik ... ik was er bang voor. Je weet niet, Anneke, hoe bang. Het idee dat je ... je leven lang? We zijn nog zo jong, hè? Nu houd ik alleen een litteken, niet mooi natuurlijk, maar bij het andere vergeleken...? Ik mag dankbaar zijn, maar toch?’ Ze kijkt hem verschrikt aan.
‘Verbeeld je,’ stuift ze dan even op, ‘alsof zo'n litteken iets betekent?’
‘O nee...’ hij lacht, vertrekt zijn gezicht, ‘dat bedoel ik ook niet, 't staat wel interessant zelfs. Ik ... ik dacht aan wat anders.’
‘Aan wat dan?’
Even tintelt er iets in het ene oog, dat Anneke aankijkt, dan vraagt hij plots: ‘Kun je een geheim bewaren?’
Haar ogen zoeken zijn gezicht af, terwijl het één moment is of haar hart ophoudt te kloppen. Suzelien, begrijpt ze - toch! En dat hij juist haar deelgenoot daarvan moet maken!
‘Nou?’
‘Ik dacht dat we allemaal vrienden waren,’ herinnert ze hem aan z'n eigen woorden van een poosje terug, ‘dat heb je zelf eens gezegd.’
‘Ja, maar er kunnen gevallen zijn, dat... dat vriendschap niet de juiste gevoelens weergeeft. Vriendschap voel ik voor Huug, voor Dé, Emy, Loet...’
| |
| |
Anneke kijkt naar een plek zonlicht op de vloer.
‘Is dat je geheim?’ vraagt ze bijna toonloos.
‘Ja, dat is het. Ik ... ik had gehoopt voor jullie weggingen ... begrijp je? Nu is dit er tussen gekomen, dat bedoelde ik daarnet. En ik weet niet of zo'n litteken niet een bezwaar is...’ Anneke wendt haar hoofd af met een ruk.
‘Dan...’ zegt ze moeilijk, ‘dan is Suzelien geen knip voor haar neus waard. Alsof dat ooit een reden kan zijn om...’
Het blijft stil naast haar en langzaam, zich beheersend, draait ze haar hoofd terug. Het eerste dat ze ziet, zijn z'n schouders in de gekleurde kamerjas, die schokken. Dan z'n gezicht, pijnlijk vertrokken, z'n mond, z'n ogen... en over het hare glijdt een trek van verbazing.
Hij ... lacht.
‘Weet je,’ zegt hij dan met nadruk, ‘dat het afschuwelijk veel pijn doet als je me zo laat lachen. Suzelien...’
Hij zegt het op een toon als heeft ze Loet bedoeld en een onzinnige blijdschap slaat opeens door haar heen. Vriendschap voel ik voor Emy, Dé, Loet... en nu ook voor Suzelien dus? Maar dan...
‘Suus is een leuke kameraad,’ hoort ze zijn stem zeggen als een bevestiging van haar gedachten, ‘ze babbelt gezellig ... we hebben veel geboomd over fotografie, maar voor haar voel ik geen grein meer dan voor de anderen.’
Hij draait nu langzaam zijn gezicht naar haar toe; Anneke slaat haar ogen niet neer. Maar haar hart bonst...
‘Dan ... dan blijft er nog maar één over,’ zegt ze zacht, ‘als ik goed reken?’
‘Ja!’ Hij steekt zijn ene, vrije hand naar haar uit. ‘De linker,’ glimlacht hij, ‘als kind mocht ik die nooit geven en toch is ze het dichtst bij het hart. Anneke...?’ z'n stem vraagt.
Ze bukt zich impulsief over hem heen. Haar vingers raken voorzichtig het verband.
‘Wat doe je?’ vraagt hij, met z'n ogen recht in de hare.
‘Ik zoek een plekje,’ zegt ze, ‘waar het geen pijn doet als ... als ik je een zoen geef.’
| |
| |
In z'n oog komt weer die tinteling van daarstraks.
‘M'n lippen,’ wijst hij, ‘alleen m'n lippen...’
Naast de nog warme afdruk van de hare, laat ze een klein, vochtig plekje achter. Dan springt ze op en gaat voor het raam staan. Beneden haar ligt de tuin in een waas van vocht.
Geluk, denkt ze, het geluk ... waarover Dé het had. Toch!
Achter haar klinkt Taco's stem, een beetje hees.
‘Ik had nooit gedacht, dat ik je dit ooit nog zou zeggen, toen het gebeurde,’ zegt hij zacht en tilt luisterend zijn hoofd op. ‘Daar komt moeder met de thee en heb ik je al verteld, dat ik morgen even op mag?’
|
|