| |
| |
| |
Hoofdstuk 14
Evenals de eerste keer toen Taco's beeld haar eensklaps voor ogen stond, heeft Anneke ook nu haar gedachten met geweld in een andere richting gedwongen. Maar het kan niet verhinderen dat ze haar stilletjes besluipen, telkens als ze een bladzij van het tijdschrift omslaat, zonder te hebben gezien wat erop staat en op het laatst blijven ook haar handen werkloos liggen in haar schoot.
Suzelien en Taco ... En wanneer het nu werkelijk eens zo is? Heeft Dé niet een heel klein beetje gelijk en is het haar zelf niet opgevallen de laatste tijd, hoe Taco zich meer en meer aangetrokken schijnt te voelen tot Suus? De fotografie? Nou ja, een aanleiding, een reden ... maar Taco is een te serieuze jongen om...
Hier weifelt ze even. Want kan het ook niet zijn, dat juist deze kant van zijn karakter hem dwingt zich helemaal te wijden aan iemand, die zich maar al te graag bereid toont zijn meerdere kennis op dat gebied dankbaar te accepteren? Vat niet Taco iedere bezigheid, hoe onbetekenend ook, even ernstig op en is dat niet juist een van zijn grootste charmes?
Maar dan is het evenmin onmogelijk dat alleen hun gemeenschappelijke ambitie hen samenbrengt en ze zich daardoor tot elkaar voelen aangetrokken. Iedere jongen, iedere man is toch wel een tikkeltje gevleid, wanneer een meisje zich de mindere toont op 'n bepaald gebied en een aandachtige leerling. Zelfs bij Huug vindt ze dit terug in de rijlessen die Loet van hem krijgt. Dé lacht erom.
Goed, en aangenomen dat dit zo is... wat maakt het voor haar voor verschil? Is ze het dan al met zichzelf eens, hoe zij staat tegenover Taco?
Opnieuw komt de twijfel, nu ze rustig gelegenheid heeft haar gevoelens te ontleden. Zeker, het heeft haar een schok gegeven, toen Dé haar een beetje cru en vooral onverwachts voor het feit stelde en dat op zichzelf is al verwarrend genoeg, want, ze is eerlijk genoeg, het zich ronduit te bekennen, wanneer niet
| |
| |
Taco's, maar Felix' naam in dit verband was genoemd, dan zou het haar enkel maar hebben verheugd, zonder meer, dat weet ze zeker. En ook zou ze niet geschrokken zijn.
Dus dan houdt ze toch van Taco?
Daar is het, waarom het gaat. Er is zo'n enorm verschil tussen van iemand houden en ... ze moet nu eindelijk maar 'es uit haar schuilhoekje komen, vindt ze, op iemand verliefd zijn. Want dat is ze toch echt wel, gelooft ze. Verliefd...
Als dat het tenminste is, wanneer je het prettig vindt een jongen te zien opdagen, als je hem verwacht en het je een kleine schok geeft zelfs van vreugde, wanneer hij onverwachts opeens voor je neus staat. Of dat knagende, wat kinderachtige gevoel van teleurstelling, als een ander, in dit geval Huug, de mededeling meebrengt, dat hij niet kan komen, die middag, terwijl je er in je hart toch vast op hebt gerekend. Als dat het is, ja dan is ze verliefd op Taco.
Maar verliefdheid gaat over. Wanneer de vakanties voorbij zijn en je elkaar niet meer ziet; wanneer je ieder wordt opgenomen in je eigen kring en in de duizend-en-één belangen van je eigen bestaantje ... Verliefdheid betekent ook niet zo veel, niet alles. Maar dat andere, dat grote, bijna beangstigende gevoel, dat zo vaak en zo veel wordt misbruikt ... daarvoor is ze bang, ja. Want hoe weet je of het dat is, dat en niet het andere? Hoe weet je ooit of je het goed doet, hoe?
Houdt ze van Taco, zoals Dé van Huug? Ze weet het niet. Het kleine incidentje van daarstraks heeft haar zeker geen opheldering daaromtrent gegeven. De mens is een groot raadsel, besluit Anneke, het meest voor zichzelf.
Ze klapt met een zucht het tijdschrift dicht. Het zal wel komen zoals het moet, en wanneer zij zelf van haar gevoelens nog niet eens zeker is, dan... dan is voor haar de tijd er waarschijnlijk nog niet.
In de verte nadert Dé met het theeblad.
‘Je verhaaltje uit?’ wijst ze met een hoofdknik naar het toegeslagen magazine.
‘Ja!’ Anneke lacht, ‘maar het wordt nog vervolgd.’
| |
| |
‘Jammer,’ vindt Dé, ‘dan weet je dus nog niet hoe het afloopt?’ en Anneke duikt opeens onder haar stoel om een zakdoek op te vissen die van haar schoot is gegleden.
Als ze weer boven komt, lachen haar ogen.
‘Nee,’ schudt ze, ‘dat weet ik nog niet... ik hoop van goed.’
Als de anderen thuiskomen, zitten ze genoeglijk te praten over een breipatroon voor een jumper.
‘Stumpers,’ verbaast Loet zich, ‘of het al hartje winter is. Denk liever aan je bikini. Hoe is 't met Annemie? We hebben het dol gehad vanmiddag, Felix heeft in Bussum een meneer op z'n eksteroog getrapt. Hij stond te dansen, niet Em? Ik heb me wild gelachen.’
‘Staat je netjes,’ bestraft Dé.
‘Niet om die meneer, om Felix natuurlijk. Die snuit van 'm. “Zet een bril op?” woedde de stakker, met zo'n diep verontwaardigd gezicht, dat ik het opeens uitgilde. Maar ik had het best gevonden, wanneer-ie Fé 'es flink was aangevlogen, met dat joch heb je nou altijd wat. Het zou je verdiende loon zijn geweest, heus.’
Felix haalt zijn schouders op.
‘Mag ik een glas water nemen, Dé, ik smacht gewoon.’
‘Nee, natuurlijk niet. Jongen, vraag toch niet zulke idiote dingen. Buiten staat de pomp en binnen de limonade, je weet de weg.’
In de verte, over de hei, naderen Suzelien en Taco. Loet heeft ze het eerst in de gaten.
‘Kijk die,’ giechelt ze schaapachtig, ‘die wilden niet met ons mee, jawel. Hoef je niks meer te vragen.’
‘Zo?’ Em glimlacht even terloops naar de anderen. ‘Praat naar je verstand hebt, baby. Ze zijn gaan fotograferen.’
‘Nou, dan wil ik die foto's wel 'es zien,’ vindt Loet en steekt haar arm op bij wijze van groet.
Anneke draait haar hoofd af. Zo leuk als Suus eruitziet in dat groene jurkje en Taco ... 't is toch wel lam, zo. Maar als ze
| |
| |
door Loet met een luidruchtig: ‘Zo pierewaaiers!’ in het clubje worden binnengehaald, klopt ze dapper met haar vlakke hand naast zich op een vrije tuinstoel en maakt een uitnodigend gebaar met haar hoofd naar Suzelien.
Ze ploft neer met een zucht.
‘Hè kinders, ik ben doodop. Vermoeiend is Taco als leraar. En duur! Ik heb twee filmpjes verknoeid, op z'n minst.’
‘Dat zal best,’ snuift Loet. Maar Taco lacht. ‘Je moet er iets voor over hebben om behoorlijke foto's te leren maken. Die laatste tegenlichtopname zal vast niet slecht zijn en dan moet je die 'es vergelijken met wat je ons een tijdje geleden hebt laten zien ... het verschil!’
‘Jij bent helemaal niet verwaand,’ vindt Loet, ‘trouwens, dat zijn alle mannen. Neem Huug, zoals die lesgeeft... een bedoening.’
‘Ondankbare!’ Dé prikt een wijsvinger in Loets zij. ‘Als je maar weet dat ik het 'm straks zal overbrieven.’
‘O, alsjeblieft niet!’ Loet rolt Tarras op zijn rug, die lui met zich laat sollen. ‘We zouden juist morgen de hei op, m'n eerste buitenrit.’
‘Wie, Huug en jij?’
‘Maak je geen zorg, èn Taco. Tenminste...?’ ze kijkt uitdagend naar hem om, ‘wanneer hij niet moet fotograferen natuurlijk?’
Hij krijgt een kleur bij de plotseling wat gespannen gezichten om hem heen.
‘Wanneer daar een dergelijke nadruk op wordt gelegd, dan heel zeker niet nee,’ zegt hij een beetje strak.
Anneke voelt haar hart bonzen. Loet, akeligheid, denk ze, hoe kun je nou zo iets zeggen? Daaraan kun je wel echt zien wat een kind ze nog is.
‘Ik dacht,’ vervolgt Taco rustig, ‘dat we hier als vrienden met elkaar omgingen, allemaal. Dan kunnen dit soort gezegden beter achterwege blijven, vind je niet?’ Hij draait zich om.
‘Jakkie,’ mompelt Suzelien met een hoofd als 'n biet, ‘wat is dat kinderachtig, Loet!’
| |
| |
‘Wat kun je anders verwachten,’ vindt Loet met zelfkennis en steekt liggende haar hand uit. ‘Sorry, vraag excuus Taco, gaan we morgen paardrijden?’
‘Natuurlijk,’ z'n stem klinkt weer gewoon, ‘dat was toch afgesproken?’
In de verte klinkt Huugs bekende fluitje. Dé, opgelucht, springt overeind. ‘Wie gaat er mee, de heer gemaal tegemoet? Jullie mogen...’
Huug brengt een nieuwtje. De manege organiseert binnenkort een grote buitenrit, met als attraktie een gezamenlijke picknick in de Crailose bossen. Of naar de Lage Vuursche, dat staat nog niet vast. Er zal een springconcours worden gehouden, op punten, een stedenwedstrijd, hindernisrijden ... kortom, er is van alles te doen, terwijl deelname vrijstaat voor iedereen die zich maar voor de paardesport interesseert. Ook voor hen die niet rijden.
Het laatste zegt hij met bijzondere nadruk.
‘Dat wil zeggen, wij?’ begrijpt Détje.
‘Precies. De kwestie is, om het een beetje eenvoudiger uit te drukken: we gaan er een gezellig dagje van maken.’
‘Hè ja!’ Loet klakt met haar tong, ‘dat hebben we weer 'es hard nodig.’
Huug grijnst.
‘Enfant terrible. Overigens zijn kinderen beneden de zestien jaar van deelname uitgesloten,’ plaagt hij, ‘daar krijg je toch maar last mee. Enfin, de niet-paardrijders kunnen op eigen gelegenheid naar het centrale punt toekomen, of met een bus, die vermoedelijk zal worden ingeschakeld.’
‘Dus als ik het goed begrijp,’ zegt Taco langzaam, ‘dan is die openluchtmeeting zo'n beetje voor iedereen toegankelijk?’
‘Alleen introducés natuurlijk. Overigens is het doel vrij eenvoudig te raden: nieuwe ambitie te kweken voor de paardesport ... en voor onze manege in het bijzonder. Wanneer jonkheer Van Henegouwen zo zoetjesaan werkelijk op een paard heeft leren zitten zonder eraf te vallen, dan wordt het tijd, dat we z'n broer, zuster of voor mijn part z'n grootmoe- | |
| |
der in de edele ruitersport gaan bekwamen. Gesnapt?’
‘En of,’ knikt Dé, ‘vooral, dat wij er zo'n beetje bij hangen als ... als...’
‘Och welnee, dat is onzin!’ Huug maakt een kregel gebaar met zijn hoofd, ‘zo moet je dat niet opvatten. Misschien zeg ik het een beetje verkeerd, best mogelijk. Natuurlijk zijn jullie die dag even welkom als alle andere genodigden, maar het enige verschil is: jullie leveren geen toekomstmogelijkheden en zij wel. Maar hoe gezelliger jullie die dag helpen maken, hoe gezelliger anderen hem vinden, wat ons indirect dan weer ten goede komt, dus per slot ben je even onmisbaar.’
‘Jij had advocaat moeten worden of minister,’ vindt Emy en schopt een denappel voort. ‘Zo kunnen we moeilijk anders dan accepteren.’
‘Alsof je een ogenblik van plan bent geweest dat niet te doen,’ vindt Huug en ontwijkt een uitval.
‘En Taco, kerel...’ z'n hand komt zwaar op Taco's schouder neer, ‘jij doet mee in het springconcours, dat spreekt. Zie dat je een prijs in de wacht sleept, dat kun je best. Wanneer er natuurlijk geen outsiders meedoen die ik niet ken, maar dat zal haast niet.’
‘Ja, ik!’ Loets lage jongensstem.
‘Op je hobbelpaard,’ lacht Huug, ‘'t is net vanmorgen aangekomen...’
's Avonds, bij het naar huis gaan, zegt Taco: ‘Ik ga me morgen maar 'es flink oefenen, geloof ik. Denk je heus dat ik een kans maak?’
‘Absoluut, tenzij natuurlijk Loetje...’ Huug kijkt met een plagende blik in haar richting.
‘Met mij sta je nog voor onverwachte mogelijkheden,’ voorspelt deze, ‘wacht maar 'es af. Ik heb plannen...’
‘Als je 's wist wat ik voor plannen had,’ lacht Taco. ‘Ik neem minstens tien sloten en de Hut, wanneer Jenny maar vrij is.’ ‘Vrij wel,’ weifelt Huug, ‘maar zou je die wel nemen? Jenny heeft van die buien, de laatste tijd vooral?’
‘Onzin! Ze spring magnifiek. Nou, tabé kinderen ... Suus, je
| |
| |
hebt je foto's vergeten weg te brengen, leperd.’
Suzelien slaat haar hand voor de mond.
‘Dat komt door Huugs nieuwtje. Hè, neem jij ze mee? Stop ze maar in de bus, dan vinden ze ze wel. Ja?’
‘Geef maar op,’ zegt Taco en Loet, de eeuwige kwajongen, onverbeterlijk, verbaast zich: ‘Gut, hebben jullie dan echt foto's gemaakt vanmiddag?’
Maar dit keer lacht Taco. Weinig vermoeden ze, als hij even later fluitend wegrijdt op zijn fiets, het dreigende onheil dat hun boven het hoofd hangt en dat een plotselinge omkeer zal brengen in hun onbezorgde leventje van vakantiegangers...
|
|