‘In ieder geval...’ begint ze langzaam, ‘och!’ ze schudt hem met kleine, driftige beweginkjes, ‘'t sop is de kool niet waard. Zeurpiet! Weet je...’ haar vingers plukken aan het zijden stiksel, ‘dat ik nog niet eens een zoen heb gehad, een ochtend- zoen? Bruut, die je bent!’
‘Nee!’ Huug kijkt verschrikt, dan bukt hij zich haastig en diep over haar heen.
Het is op dat ogenblik dat de kamerdeur zachtjes openkiert. Drie paar lachende ogen gluren door de spleet naar binnen en... Een krijs van Dé, Huugs bassende bromstem, vanwege dat hij nu toch voor gek staat, en meteen is de kamer gevuld met een kabaal van uitgelaten begroetingskreten. Het wordt een lawaai, waarbij zelfs Tarras het nodig oordeelt, van veraf in te stemmen, zodat Détje tenslotte wanhopig haar vingers in haar oren propt.
‘Als dat geen bom is, dan weet ik het niet meer,’ zucht Emy eindelijk en laat zich neervallen op de bank bij het raam. ‘Kinders, wat hebben jullie 't hier heerlijk!!’
‘En wat een enige schouw,’ bewondert Suus.
‘Dat fantastische uitzicht...’
Dé kan het nog niet omvatten. ‘Maar vertel nou 'es,’ dringt ze aan, ‘hoe komen jullie dan hier? Om hoe laat ben je wel niet van huis gegaan? En tante en oom, hoe is het daarmee? Jullie doen geen mond open. Anneke!!’
Maar Anneke heeft wat anders te doen. Ze kijkt naar Huug met open mond, die, dit het geschiktste ogenblik vindend om ongemerkt te verdwijnen, terugwaartse bewegingen maakt in de richting van de slaapkamer. Even trilt het om haar mondhoeken, dan knalt ze los, onbedaarlijk en aanstekelijk.
‘Huug!’ ze slikt krampachtig, ‘wat... wat... o jongen, wat staat je dat snoezig! Laat je 's bekijken.’
Nu hebben ook de anderen hem pas in de gaten.
‘Die draak,’ giert Emy vanaf de bank.
‘Symbolische voorstelling natuurlijk,’ begrijpt Anneke.
‘Om te gillen,’ Suus springt overeind, ‘ga je zo naar de manege. Wacht, blijf even zo staan, dan haal ik m'n fototoestel...’