De Chineesche fluit(1921)–Hans Bethge– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Wanhoop. Ly-Y-Han. O jammer, tranen, zuchten en gebeden! Altoos weer jammer, altoos tranen, zuchten! Wat moet er van mij worden? Wee mij! wee! 'k Voel nauw het zoet der lauwe zomernachten Of winter komt al weder in het land En ruw vijandig wordt de wind des morgens. Reeds keeren al de wilde zwanen weder. Mijn hart is vol van leed. Hoe vaak, hoe vaak Zag ik u gaan en komen, wilde vogels! In alle tuinen bloeien Chrysanthemen, Maar deze bloem, verzengd door heet verlangen, Heeft niemand lust, haar af te plukken nog? Ik zit maar eeuwig droomende aan mijn venster. Is dan de dag nog áltoos niet ten einde? Een fijne regen sproeit de bloemen nat. Op zachte zolen daalt de schemer neder En de avond komt, de nacht omarmt reeds de aarde. In mij alleen blijft al gelijk het was. [pagina 68] [p. 68] O jammer, tranen, zuchten en gebeden! Wie trekt den doren uit mijn hartewonde? Mijn stille wanhoop woelt en woedt en doodt. Vorige Volgende