Dichters van morgen. Een bloemlezing uit de poëzie van jonge dichters
(1958)–Ad den Besten– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
vol hete vermoedens voorbijglijden
aan duizend mogelijkheden;
in het donker geheven zien
de handen van het vroege heimwee,
met aan de vingers
- als onsterfelijke nachtvlinders -
de geuren van iets waaraan geen naam te geven is;
herinnering nog voor geheel geproefd te zijn,
droefenis om wat verscholen
tussen nacht en morgen blijft.
|
|