13
Bijbelvertaler van 1360:
Benedictus regule
In 1372 vertaalde de Bijbelvertaler van 1360 de regels van Benedictus
voor het benedictinessenklooster in Vorst. Opdrachtgever was Lodewijc Thonijs,
een Brusselse burger wiens zus Maria in dit klooster was ingetreden. Op verzoek
van diezelfde Lodewijc Thonijs maakte de Bijbelvertaler tien jaar later zijn Der heyleghere vadere collacien (zie hieronder, tekst
15).
De nonnen waren kennelijk onvoldoende op de hoogte van de inhoud van
hun (Latijnse) kloosterregels. Waarschijnlijk ging het daarbij niet zozeer om de
kennis van de regels, als wel om de achterliggende gedachten. Opmerkelijk is
natuurlijk dat de vertaling tot stand kwam dankzij de bemiddeling van een
relatieve buitenstaander, een man van buiten de geestelijke stand. Dat lijkt een
bewijs voor een grote betrokkenheid tussen leken en regulieren (vgl. De Bruin 1970-1971, m.n. p. 23-26).
1Dese regule dede te Dietsche maken Lodewijc Thonijs van Bruselle, omme
jonc-2vrouwe Marien wille, sijnre zuster, nonne te Vorst, om dat
si ende dandere jonc-Ga naar voetnoot23vrouwen van dien cloestere (beide die nu sijn ende
hier na wesen selen) te bad deGa naar voetnoot3
4 regule selen moghen verstaen ende weten wat si sculdech sijn te
doene. DarommeGa naar voetnoot4Ga naar voetnoot4-5
5 elc dier sijn profijt in doen sal, hi bidde, over hen beide te live
ende ter doot endeGa naar voetnoot5
6 over den ghenen die den arbeit dede.
Amen.