Woord vooraf
Aanleiding tot deze studie waren de Leuvense colleges over Middelnederlandse taalkunde en Nederlandse dialectologie van Prof. Dr. J. Goossens uit het begin van de jaren zeventig. Daarbij kwam de wens met een klankgeografisch onderzoek van het oudste Middelnederlands, gebaseerd op inzichten die in de jongste tijd vooral in het Duitse onderzoek gewonnen werden, na bijna 30 jaar weer bij de traditie aan te sluiten die met de belangrijke werken van Heeroma, Van den Berg en Moors begonnen was.
Mijn dank gaat hier op de eerste plaats naar Prof. Dr. J. Goossens die dit project met talloze waardevolle tips heeft willen begeleiden en die aan de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde heeft voorgesteld een Bijdrage tot de klankgeografie van het 13e-eeuwse Middelnederlands als prijsvraag voor 1983 uit te schrijven. Verder dank ik ook de heren Prof. M. Hoebeke, W. van Langendonck, O. Leys, J. Moors, K. Roelandts en R. Willemyns, van wie ik een hele reeks nuttige wenken mocht ontvangen. Mijn dank gaat ook naar Dr. M. Gysseling van wie ik de toelating kreeg zijn Corpus van Middelnederlandse teksten, Reeks I nog voor het verschijnen ervan te raadplegen en de heren Dr. F. de Tollenaere en Dr. W. Pijnenburg van het Leidse Instituut voor Nederlandse Lexicologie, die geholpen hebben om de afstand tussen het moederland en de Duitse Bondsrepubliek, waar deze studie ontstaan is, te overbruggen.
Voor de practische realisatie van het kaartdeel ben ik bovendien dank verschuldigd aan de heren H. Scholz (Cölbe/Marburg), die de grondkaart ontwierp, H.-L. Worm (Leihgestern/Gießen), die het overige tekenwerk voor zijn rekening nam, en W. Braun (Marburg) die het fotografische werk bezorgde.
Tot slot wil ik in mijn dankwoord ook mijn ouders insluiten, die door hun jarenlange inspanningen mijn hele opleiding mogelijk hebben gemaakt, en mijn vrouw, die de vele maanden, die dit onderzoek gevergd heeft, geduld, begrip en belangstelling heeft weten op te brengen.
Lengerich, september 1983