De dood van een regisseur
(1968)–J. Bernlef– Auteursrechtelijk beschermd
18 juli
| |||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||
etui - kom ik het station uit. Ik blijf staan en kijk een ogenblik aarzelend om mij heen. Ik zoek in mijn zakken naar sigaretten. Dan komt een kleine zwarte man met een pet op naar mij toe. Op de klep staat met kleine gouden letters Hotel de L'Europe. Hij vraagt of ik soms een kamer zoek. Ik schud het hoofd en vraag hem of hij lucifers bij zich heeft. Zonder mij antwoord te geven draait hij zich om en loopt weg. Vlegel! Toch haal ik een sigaret uit mijn pakje te voorschijn en steek hem in mijn mond. Ik pak mijn koffer op en steek schuin het stationsplein over. Het meisje met de hockeystick loopt voor mij. Zij gaat de wachtkamer van het busstation binnen. Ik kijk over mijn schouder naar haar en zie hoe zij een croquetje uit een automaat trekt. Haar hockeystick heeft ze op een van de vele tafeltjes in de wachtkamer gelegd. In haar linkerhand houdt zij een klein rood beursje. | |||||||||||||||
2e complex, scène 3. Ochtend - exterieur - Spa (Casino, Kurort)Het is nog vroeg in Spa. Ik loop langzaam door een winkelstraat die overdag heel druk moet zijn. Ik bekijk op mijn gemak de etalages van modemagazijnen, denk haar in iedere jurk die over gezichtsloze modepoppen ligt gedrapeerd. ‘Spa ligt in een dal omgeven door prachtige bossen. Om het ontstaan van die bronnen beter te begrijpen, dienen wij ons te herinneren dat in de loop der tijden de grondlagen rondom de badstad Spa aan felle afslijping leden; in de rotsdalzomen ontstonden ontelbare verschuivingen met vele loodrechte spleten, waaruit het vulkanische koolzuur ontsnapt. De zuidelijke helling van het dal echter stijgt zachtjes op naar het westelijk verlengstuk van het plateau der Hoge Venen: woeste, onbewoonde streek, bedekt met heide en turfgrond en waarin flinke lagen quartair zand voorkomen. Daaronder is het water van de freatische laag buitengewoon helder; wanneer dat grondwater aan de oppervlakte komt ontstaat een zoetwaterbron zoals de beroemde “Source de la Reine”.’ De straten waar nog nauwelijks verkeer doorgaat zijn breed. Hier en daar liggen hoopjes paardevijgen, oud en ingedroogd, waar zelfs de mussen niet langer dan een paar seconden op | |||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||
blijven zitten om even verder neer te strijken op de gestolde manen van een leeuw, de blanke borst van een godin die de trappen van de grote witte huizen bewaken waarvan overal de blinden, vaak met klimop omrankt, gesloten zijn. Veel van de beelden die op sokkels in de tuin van het Casino staan zijn kopieën van Griekse beelden. De witte blinden van het Casino zijn ook gesloten. In de tuin staan de gietijzeren Franse tuinstoeltjes omgekeerd op de tafeltjes. De kleurige parasols staan in een hoek onder een afdak van gegolfd plaatijzer bij elkaar. Een grote witte sierpot staat halfvol water. Er drijven wat bruine bladeren in en op de bodem een sigarettepeuk door het water uit haar omhulsel geweekt. Verder! Verder... Ik zal haar kleden in een lange witte jurk. Het decolleté wordt omgeven door een franje van roze kant. De zon valt op haar smalle kleine hand die voorzichtig een lange zilveren lepel vasthoudt waarmee ze zo nu en dan een klein hapje van de sorbet die voor haar staat neemt. Helemaal alleen is zij, in de tuin van het Casino, omgeven door kopieën van Griekse beelden, met achter zich een grote oranje parasol die de hond, langzaam naderend, snuffelend van sokkel tot sokkel, soms zijn poot oplichtend, aan haar oog onttrekt en het mijne dat traant, traant. Ik moet even een sigaret roken. Rokend glimlach ik om haar onschuld, om haar doorzichtig gelaat. Het is nog stil op straat. Alleen de vogels zijn wakker. Hun gekwinkeleer doet mij aan het heldere kabbelen van de beekjes die Spa omgeven denken. Op de binnenplaats van de fabriek staan drie hoge vuilnisbakken naast elkaar. Op een van de vuilnisbakken staat een grote kartonnen doos waar een blauw geschilderd vierkant stuk hout uitsteekt. Naast mij mompelt iemand iets, misschien in zijn slaap. Altijd die stemmen, boven, onder en naast mij. Ik kijk de kamer rond. Overal liggen velletjes van mijn haastig neergeschreven manuscript, zelfs onder het bed. Ik heb haast. Het overzicht ben ik kwijt. Boven mijn bed en boven de spiegel zitten twee rechthoekige lichte vlekken op het behang. De hond en koningin Victoria staan tegen elkaar in de klerenkast. Niets kan mij nu meer afleiden van mijn taak. De deur is op slot. Ik buig mij over dit papier, loop verder door de straat, sla een hoek om en sta in een stille straat. De zware overgordijnen voor de ramen van de beneden- | |||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||
huizen zijn gesloten. Achter de grote deuren en ramen verschuilen zich enorme kamers met hoge bewerkte plafonds, engeltjes met bazuinen, cupido's die hun pijlen op de argeloze bezoeker gericht houden. Maar ik loop buiten, lees de naamkaartjes op de deuren en zie dat vier keer bellen hier geen zeldzaamheid is. Bij mij hoefje niet te bellen, de benedendeur staat altijd open. Daarom houd ik mijn kamerdeur ook op slot. Je weet nooit wie er binnenkomt, ik loop in spa. De eerste zonnestralen zetten de daklijsten in een vreemd licht, alsof ze los boven de daken zweven. Wasgoed wappert op een platje. (Nee, niet in Spa!) De eerste wekkers beginnen af te lopen, ook de wekker in de kamer die grenst aan de mijne, de wekker van Ted Hughes dus, die ik hem nu grommend tot stilte hoor brengen. Nog geen minuut later staat de radio aan, keihard. Ik sta op, loop naar de lavabo en trek twee plukken watten uit een pak dat daar ligt. Ik duw ze in mijn oren. Ik kijk weer naar het landschap van de daken waar boven de televisiemasten en de draden van telefoon en radio zich als een fijnvertakt netwerk over de stad spannen. De zon komt op. Ik voel dat nu het moment gekomen is om mijn maatregelen te treffen! Op het gegolfde plaatijzeren dak van de fietsenstalling zitten twee mussen. Terwijl ik door Spa loop, op weg naar de boekhandel waar ik haar zal ontmoeten, stapt Ted beneden in zijn auto, die eerst niet wil starten. Als hij ten slotte wegrijdt moet hij krachtig remmen voor een hond die schuin voor de auto naar de overkant van de straat schiet en bij twee vuilnisbakken blijft staan. Uit een van de vuilnisbakken steken de donkergroene stelen van een bos verdorde bloemen. Terwijl ik de stille brede straten van Spa doorloop, waarin mijn voetstappen duidelijk hoorbaar zijn en ik zacht in mijzelf fluit, verlaat Ted de stad. Hij rijdt zoals gewoonlijk te hard. Vlak langs de witte streep jaagt hij zijn auto over de tweebaansweg. Aan beide zijden van de weg staan bomen, op gelijke afstand van elkaar. Het is niet druk. Zo nu en dan passeert hem een tegenligger, meestal een auto van een boer, een verouderd model Ford of Studebaker, vol rode menieplekken. Zelf wordt hij niet ingehaald. Er passeert een vrouw op een fiets. Achter op haar fiets is een kinderzitje gemonteerd. Er zit geen kind in, maar een boodschappentas. Misschien dat een boer die gebukt bezig was | |||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||
op zijn land om onkruid tussen zijn aardappels vandaan te trekken de klap gehoord heeft, het brandende wrak in een weiland naast de weg heeft zien kantelen, met de wielen nog draaiend in de lucht, maar het moment van het ongeluk zelf, de oorzaak, zal voor altijd een geheim blijven. Het moet ongeveer zo gegaan zijn: dit gebeurt er als een auto met een snelheid van 53 kilometer tegen een stilstaand object aanrijdt, gemeten in tienden van seconden
| |||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||
's Middags laat ik iedereen in mijn kamer komen. Ik houd een brief in mijn handen. Vic Stevens en Roy Clift zitten op mijn bed. Vic heeft zijn gymschoenen uitgetrapt en houdt zijn opgetrokken knieën met zijn armen omklemd, een houding waarin ik ook vaak op bed zit, als ik nadenk, me beroerd voel. Bryan staat bij de lavabo en wast voor de tiende keer zijn handen. Buiten klinkt de sirene van de fabriek. Half een. Het klinkt als een noodlotsignaal. Ik houd een beschreven stuk papier in mijn handen en leun met mijn rug tegen de werktafel. Ik kijk de kamer in, naar de lege rechthoek boven mijn bed. De ratel van de vuilnisman die net de straat in komt rijden vormt de achtergrondsmuziek bij mijn stem als ik voorlees:
Aan alle medewerkers van Ted Hughes: Door de plotselinge tragische dood van Ted Hughes is de film waaraan u allen met hem gewerkt heeft zijn laatste geworden. Ted Hughes was een zeer begaafd filmer en zijn dood is daarom dubbel tragisch. Het scenario heeft ons vanaf het begin overtuigd en wij zijn dan ook van mening dat wij in zijn geest handelen als wij R. de leiding geven bij het beëindigen van deze film. Ondertekend: Stanley Waterton, directeur Famous International.
Iedereen kijkt naar de grond als ik zeg - verdomme wat maakt die vuilnisman een lawaai - als ik zeg dat wij beter deze scène zo snel mogelijk kunnen afmaken, omdat wij anders niet meer de kracht zullen kunnen vinden het nog ooit te doen. De mannen zwijgen. Ik stel voor morgenochtend te beginnen. Vanmiddag om vijf uur komt Eve met de trein aan. Ik zal haar af gaan halen, alleen, om haar het verschrikkelijke nieuws te vertellen; het heerlijke nieuws. |