De persoon van Charles Waterton
De Squire begon zijn dag met het volgende ontbijt: droge toost/waterkers/een kopje slappe thee. Daarna las hij een hoofdstuk uit Don Quichot. Waterton was een goed katholiek en bijzonder barmhartig. Maar omdat zijn aalmoezen naar zijn sterke vermoeden wel eens in de kroeg terechtkwamen, had hij een speciaal systeem ontworpen dat dit onmogelijk maakte. Ontmoette hij een zwerver die zonder schoenen langs 's Heren wegen zwierf dan gaf hij hem een oud mes en zei hem daarmee naar een schoenmaker in een bepaalde plaats te gaan. Het mes was voor de schoenmaker het teken om de zwerver een paar nieuwe schoenen aan te meten en de rekening aan de Squire te sturen. Veel van zijn tijd bracht Waterton natuurlijk op zijn landgoed, Walton Hall, door. Hij droeg daarbij altijd oude kleren, zodat hij tot zijn grote vermaak voor buitenstaanders niet altijd herkenbaar was als de landheer. Soms ook bracht hij zijn dag al lezend door. Boven in een boom uiteraard: ‘Als het heerlijke lenteseizoen begint klim ik vaak in het topje van een brede eikekroon; daar haal ik de Metamorfoses uit mijn zak en lees ik over het verdriet van de arme Halycone. Vlakbij de boom stroomt een beek en aan haar oever heb ik een boomstronk neergeplant, als rustplaats voor de ijsvogel.’
Hoe de Squire erin slaagde, ook op zeer late leeftijd, bomen met groot gemak te beklimmen, heeft hij eens en vooral zo beschreven: ‘In alle bescheidenheid wil ik hen mededelen dat ik door de Natuur begiftigd ben met grote kracht in benen en tenen: ik kan alle vijf mijn tenen spreiden en als ik blootsvoets in het bos loop, kan ik ze gebruiken om er kleine dingen mee van de grond op te rapen. Omdat ik bijzonder gesteld ben op hooggelegen plaatsen klim ik vaak in het topje van een hoge boom om daar van het omliggende landschap te genieten; men kan mij er niet van overtuigen dat ik in deze verheven positie lijf en leden riskeer. Dit zijn ongetwijfeld eigenschappen en neigingen die het gemiddelde menselijke wezen vreemd zijn.’