kraambed. Vanaf die tijd sliep Waterton nooit meer in bed maar op de grond gewikkeld in een Italiaanse legerdeken, het hoofd rustend op een blok hout waarin, naar Indiaans voorbeeld, de vorm van zijn hoofd was uitgespaard.
Ik heb het raam opengezet. De regen tikt op het golfijzeren dak van de fietsenstalling aan de overkant. Soms jaagt een windvlaag de vitrage naar binnen en dwarrelt er een papier op de grond. De rook van mijn sigaret wordt direct uit elkaar geslagen. Schuin aan de overkant brandt licht achter een raam. Alle andere ramen in de straat, die ik van hieruit kan zien, zijn donker. Nu pas valt me op hoe ik aan het geluid van vogels gehecht ben geraakt. Ik mis ze. Het is op de regen na doodstil. Morgen begint de zware, laatste, maar heerlijke opgave. Spa zweeft al op mijn netvlies als ik mijn ogen sluit. Voor mij op tafel liggen de kaarten, de folders waarin de prijzen van voeten modderbaden worden vermeld. Wij zullen ons in het badhuis opsluiten, Eve, en liggend in het genezende water zal ik je bezitten.
Naast mij zitten ze weer te kaarten. Ze zijn met meer dan ooit en ze praten luider dan ooit. Ze negeren me niet alleen, ze zijn me bewust aan het pesten. Eerst stond de tafel waaraan ze pokerden aan het andere eind van de kamer, maar Ted heeft hem nu tegen de wand die zijn kamer van de mijne scheidt geschoven. Ik hoor ze bieden, iemand met zijn vuist op tafel slaan, de vette lach van Wynston Feldman. Dan sta ik op en sluit het raam. Ik hoor nog lang het ratelen van hun dobbelstenen op het tafelblad. Ik neem het ze niet eens kwalijk, kleine stervelingen die hun geluk beproeven. Ik kijk naar mijn schrijvende hand en glimlach.