| |
3 juli
5e complex, scènes 7 en 5
Het blijkt dat de scène van gisteren Bryan zo goed bevallen is dat zijn bed 's morgens onbeslapen blijkt te zijn. Er volgen wilde telefonades van Ted aan de balie van het hotel, waarbij hij een aantal als bobbies verklede souvenirpoppen op de grond gooit. De receptioniste is zeker een kwartier bezig al de helmpjes weer recht op de houten koppen te zetten. Onder de palm, in de lounge, verscholen achter een enorme zonnebril zit Ileana Avanti te wachten. Ze heeft vandaag een kanariegele heupbroek aan. Het enige wat aan haar ontbreekt is het keeshondje aan de lijn, achteloos een keer om de smalle hand geslagen. Ze fluit zachtjes in zichzelf, ik kan net niet horen wat. Zoeken en dan nog wel per telefoon in Londen: zuchtend geeft Ted het na een half uur op en ploft luid vloekend naast Ileana neer.
Als ik mijn jasje aan de binnenkant van de wc.-deur ophang
| |
| |
vind ik er een hardgekookt ei in, zeker een geintje van Stevens, die tijdens het ontbijt naast mij heeft gezeten en voortdurend dit soort grappen maakt, nogal vermoeiend op den duur. Terwijl wij blijven wachten op Bryan (Ted is inmiddels naar de studio gegaan) heb ik tijd iets over mijn kamer te vertellen.
Aan de betimmering, de deur, de grote klerenkast met een spiegel aan de binnenkant is te zien dat deze kamer oorspronkelijk in Victoriaanse stijl ingericht was.
Maar in het midden van het ruime vertrek staat geen massief eikehouten driepersoons bed maar een moderne twijfelaar, met daarnaast een zeer geavanceerd wit nachtkastje. De po in het kastje is echter weer van oudere datum en vele malen gebruikt, getuige het emaille dat rond het handvat is afgeblutst. Drie grote ramen kijken uit op een straat en over een muur op de binnenplaats van een fabriek, waar het goddank stil toegaat. Tot nu toe heb ik tenminste behalve de sirene om acht uur, half een en vijf uur geen last gehad.
Ik probeer zoveel mogelijk mijn gewoontes aan te houden hier, al is dat in dit gezelschap wel eens moeilijk. Ik heb een tafel laten komen die nu voor het rechtse raam staat en waaraan ik deze aantekeningen over de film en over andere dingen die mij interesseren schrijf. Meestal werk ik de aantekeningen van de vorige dag de volgende ochtend vroeg voor het ontbijt uit. Ik kijk dan over de binnenplaats van de fabriek waar arbeiders op hun fietsen aankomen. Er zijn ook meisjes bij. Soms zijn ze vergezeld van hun man of verloofde, die in dezelfde fabriek werkt. Dan zie ik hoe ze elkaar onder het golfijzeren dak van de fietsenstalling kussen en ieder door een verschillende deur de fabriek binnengaat.
Boven mijn bed hangt een nachtlampje. Daarboven een portret van koningin Victoria, zittend op een stoel met hoge houten leuning. Een keeshondje zit aan haar voeten en kijkt naar haar op, tenminste zo lijkt het. Ze kijkt recht en star voor zich uit. Er is nauwelijks sprake van een situering van dit personage. Ze lijkt in de lucht te zweven, kwaad en rechtlijnig, als de rode koningin uit Lewis Carroll's Through the looking-glass.
Recht tegenover haar, boven de wastafelspiegel hangt een foto van een langharige bruine hond, van opzij gefotografeerd. Hij heeft een lange staart die bijna over de grond sleept. On- | |
| |
danks dat de foto van hoge kwaliteit is en gevat in een zwart geribbeld lijstje kan zij mijn afkeer van honden - die ik met de Squire deel - niet doen afnemen. Maar ik heb hem niet weggehangen, zoals ik vroeger op hotelkamers deed met wandversieringen die mij niet bevielen - al was het maar voor een nacht - (de herten met zachte, smalle ogen, getekend door iemand die fout was geweest in de oorlog, en die je vooral in hotels in Twente tegenkwam; de eeuwige Anton Pieck - geen wc. was veilig voor hem - en eenmaal zelfs het Engelse jongetje met lang bijna meisjesachtig krulhaar, van een ongehoorde braafheid, die mij als kind op de logeerkamer bij mijn grootmoeder, terwijl ik in het onduidelijke zomeravondlicht in het enorme houten bed lag en beneden mijn grootvader zijn pijp in de stenen asbak hoorde uitkloppen, afkeer en vrees inboezemde: moest ook ik zo worden, hing dat schilderij daar als voorbeeld boven mijn bed, naast de met Franse lelies versierde spreuk ‘Niet klagen, maar dragen, en bidden om kracht’). Ze fascineren mij nu zelfs, die honden, die boerderijen, die kathedraal in Milaan, dat dal in Zwitserland waar een auto net om de hoek van een bergweg verdwijnt terwijl een vrouw met een omslagdoek met de rug naar ons toe op een lager gelegen weg de andere kant oploopt, een melkemmer in haar linkerhand.
Natuurlijk inspecteerde ik eerst alle laden, een eigenschap die ik waarschijnlijk met alle leden van het menselijk ras gemeen heb. Ik vond een oude Observer uit 1965 waarin mij een bericht over het oprichten van een commissie voor humor bij de unesco opviel. Ik citeer: ‘Dokter Holmes bepleitte de oprichting van een commissie voor humor, omdat, zoals hij zei, een volk pas door haar humor begrepen kan worden. Hij stelde voor een commissie te benoemen onder voorzitterschap van een Engelsman en een Eskimo. De motie die onder luid gelach werd aangehoord werd bij zitten en opstaan verworpen.’ Verder een klein stukje van een zwarte zakkam dat ik direct in de houten prullenmand naast een sigarettepeukje deponeerde, dat misschien aan dezelfde eigenaar of eigenares had toebehoord van de zwarte haren die nog in de zakkam staken (een vrouw met kort haar?). Ik bekeek mijzelf in de spiegel boven de wastafel. Rechts van mijn hoofd was een stuk van het portret van koningin Victoria naast het nachtlampje zichtbaar.
| |
| |
Schuin erboven zag ik nu zat een vlek, in de vorm van een vlindervleugel leek het wel. Aan de linkerkant van mijn hoofd hing een achter glas gevat reglement van het hotel waaruit bleek dat ik kamer 216 bewoonde, de kamer die aan de linkerkant begrensd werd door kamer 217 waar Bryan Miller vannacht niet geslapen heeft en aan de rechterkant door de kamer van Eve Dodgers, waaruit ik vanmorgen het geluid van een elektrisch scheerapparaat hoorde, zeker teken dat zij recht tegenover mij voor haar wastafel haar oksels stond uit te scheren, slechts van mij gescheiden door een dunne wand!
Om half elf kwam Bryan Miller het hotel binnen. Hij had een nieuw, zalmkleurig overhemd aan. Hij vertelde een oude kennis ontmoet te hebben. Het was wat laat geworden, hij was blijven slapen. Tien minuten later waren we in de studio waar Bryan zich omstandig excuseerde. Ted leek niet te luisteren, knikte zo nu en dan alleen maar.
Voor de lunch komt het niet verder dan een repetitie. Ileana en Bryan krijgen nu pas hun tekst, die zij in een minuut of tien van buiten moeten leren. Na die tien minuten is Ted geïrriteer
‘Jullie zijn geen toneelspelers,’ roept hij uit. ‘Je weet toch zo ongeveer wat er staat.’
Ileana speelt een half uur later een voortreffelijke dronken vrouw, maar Ted is niet tevreden over het eind van de scène, waar Bryan met zijn hoofd in zijn handen op bed zit. Ze doen het een keer of vijf over. Dan geeft Ted teken dat ze kunnen gaan eten.
Als iedereen weg is betreed ik de set. Met mijn handen in mijn zakken loop ik in het decor op en neer. Dan voel ik plotseling het hardgekookte ei dat Stevens in mijn zak gestopt moet hebben. Ik haal het er snel uit en loop naar de lavabo en trek de la open. Ik leg het ei erin, naast een oranje opvouwbaar boterhamtrommeltje. Ik kijk om mij heen, niemand heeft mij gezien. Ik lach. Privégrapje. Als de film straks in de bioscoop draait ben ik de enige die weet wat er in die la zit. Hahahaha. Ook Eve is naar de studio gekomen zie ik als ik de kantine inkom. Zij heeft hoop dat er vanmiddag nog scènes met haar gedraaid kunnen worden, maar dat ziet er gezien Teds humeur en het gebrek aan concentratie bij Bryan niet in. Ted zit met
| |
| |
hem te praten, tekent hem iets voor op een stukje papier uit zijn agenda. Bryan knikt, wijst iets op het papiertje aan.
Maar na de lunch blijkt plotseling alles veranderd. In twee keer staat het erop en kunnen we met de laatste scène waar Ileana een aandeel in heeft beginnen, scène 5 van het vijfde complex. Ted stuurt mij zonder enig commentaar met iedereen ‘die er niets te maken heeft’, zoals hij zegt, van de set. Ik voel mij nogal beledigd, maar Ted ziet er onvermurwbaar uit. Ik ga maar eens kijken naar het opbouwen van de ‘Amerikaanse filmflat’.
Voor de boekenkast tref ik Eve aan met Two Cultures van C.P. Snow in haar hand.
‘Ken je het?’
‘Het stond in de kast.’
‘Het zijn dummies, allemaal lege boeken.’
‘Boeken zeggen mij niet zoveel.’
‘Dit zou je eens moeten lezen, korte verhalen van Sherwood Anderson; prachtig.’
‘En er staat niets in zeg je net.’
‘Zal ik zorgen dat je het krijgt.’
‘Ik denk niet dat ik veel tijd heb om te lezen.’
We wandelen langs de boekenkast naar de enorme ingebouwde pick-up. Ze heeft inderdaad haar oksels uitgeschoren zie ik. Ik buk me en bekijk de platen die onder de pick-up in een speciaal vak liggen; twee platen van Semprini, ‘Conceptions’ van het John la Porta-tentet, een plaat met harpmuziek en een plaat met vogelgeluiden (The birds of South Africa, part 1). Werklieden zijn bezig een vast grijs tapijt te leggen en wij worden min of meer weggekeken. Ik stel voor naar de kantine te gaan. Ze pakt mijn arm vast als ze over de vele kabels stapt die over de vloer liggen.
Kantine 3.05-4.15 uur.
Ze loopt voor me de kantine in, in een witte spijkerbroek waarin ze nauwelijks billen heeft. Ook haar armen die uit de korte lichtblauwe mouwen van haar truitje steken zijn benauwend mager. Ik loop vlak achter haar en zie tussen de haren in haar
| |
| |
nek een paar minimale moedervlekjes zitten. Waar ben ik ook alweer die agent tegengekomen die twee moedervlekjes, vlak naast elkaar, op zijn kin had zitten? Twee belichters hangen tegen de toonbank van de kantine en proberen tegelijkertijd met het buffetmeisje te flirten, die rustig doorgaat met koffieschenken. Boven de toonbank hangt een grote klok met een duidelijke secondewijzer. Aan een tafeltje tegenover de tafel waaraan wij gaan zitten, zit een dikke man met een grote vaudeville-snor en een enorme pochet te kaarten met een onopvallende bebrilde man. Beiden zijn zeer correct gekleed, alsof zij in afwachting van een receptie nog even gauw een kaartje leggen.
‘Dat is Wynston Feldman.’
‘Die dikke daar?’
‘Ja. Hij speelt mee heb ik gehoord.’
‘Dat is zo, hij speelt zichzelf.’
‘Een regisseur dus?’
‘Ja, een regisseur.’
‘Niet erg origineel.’
‘Nee, daarom juist.’
‘Dat begrijp ik niet. Ik begrijp trouwens niets... ik bedoel, ik blijf het een belachelijke zaak vinden, dat de acteurs de script niet mogen lezen. Vertel mij eens iets. Al is het maar over mijn eigen rol.’
‘Ik kan je toch ook niet vertellen wat je morgen allemaal zult doen en zeggen?’
‘Dat is wat anders, dat is gewoon leven. Zit nou niet zo moeilijk te doen en vertel me gewoon eens: wie is Eline.’
‘Goed, ik zal het je vertellen, maar je moet niet verbaasd zijn als je straks op de set komt en je krijgt van Ted iets heel anders te horen.’
‘Toe nou maar.’
‘Eline is een arm meisje uit de crisis-tijd. Ze werkt in een boekhandel, in het magazijn, bij een nazistische boekhandelaar. Bryan komt daar solliciteren en jullie vinden elkaar eigenlijk meteen. Bryan wint geld in het Casino en jullie bezoeken de paardenrennen. Ten slotte maakt hij je zwanger en laat je zitten. Dat is alles.’
Ze bijt op de nagels van haar linkerhand. Wynston Feldman gooit met een dreunende slag van zijn hand, die iedereen op
| |
| |
doet kijken, zijn kaarten geopend op tafel en begint hard tegen de schriele bril te lachen.
‘Maar een ding begrijp ik niet. Ileana zit in precies dezelfde kamer als ik straks, dat enge slaapkamertje.’
‘Vind je het niet mooi nagemaakt? Ach zo'n gekke kamer is het nu ook weer niet. Je hebt uitzicht...’
‘Op een muur zal je bedoelen. Sorry, maar ik voel me zo onzeker omdat ik niet precies weet waar het over gaat.’
‘Misschien is dat ook Teds bedoeling, dat je niet precies weet hoe of wat.’
Ik glimlach en kijk naar haar scherp uitstekende jukbeenderen. Ze klemt haar kiezen op elkaar, iets wat ik ook vaak doe als ik nerveus ben. Geef me je handen eens zou ik nu moeten zeggen en dan voelen of ze klam waren en haar dan een compliment maken over haar koele handen. Ja, zo zou het moeten.
Ik zit nog steeds met die zes titels voor de episodes. Ted heeft er nog niet naar gevraagd gelukkig, want ik ben er nog lang niet uit. Er zijn verschillende mogelijkheden.
Wynston Feldman zit nu alleen aan het tafeltje in zijn agenda te schrijven. Waar de bril gezeten heeft ligt een luciferdoosje op tafel. Dan komt Ileana binnen. Zij loopt direct op Wynston af en omhelst hem. Wynston komt moeizaam overeind en dan zie ik pas hoe geweldig groot en breed hij is. Hij slaat zijn armen om haar tengere schouders. Ik zie zijn enorme dikke vingers op haar rug. Achter Ileana komen Ted en Bryan binnen. Ted loopt direct naar Eve toe (het is alsof hij mij negeert) en geeft haar een stukje papier.
‘Hier is je tekst, we beginnen over drie kwartier.’
Dan zegt hij tegen mij:
‘Ga je mee, even kennis maken met Wynston Feldman?’
Bryan en Ileana zijn in gesprek met Feldman, die een anekdote aan het vertellen is die hij abrupt afbreekt als hij Ted en mij ziet aankomen. Bryan en Ileana gaan naar het buffet om een flesje cola te drinken. Ted stelt mij aan Wynston Feldman voor als ‘schrijver’. Wij schudden handen. Feldman kijkt mij met zijn diepliggende scherpe varkensoogjes aan. We gaan zitten. Hij beweegt zijn ledematen traag, als een octopus, alsof ze hem eigenlijk te zwaar zijn. Het voorhoofd van zijn rimpelloze wat kinderlijke bolle gezicht glimt van het zweet.
| |
| |
‘Heb jij het scenario geschreven?’
Ik schud mijn hoofd en vertel hem wat ik dan wel doe.
‘Zeg, jij moet me nu eens precies vertellen waar die film van je vriend over gaat. Hij verdomt het om me er iets over te vertellen. Ik heb de kranten gelezen, over die Achilles-mythe en als je hem dan vraagt: is het een anti-militairistische film, een satire over de oorlog of zo, dan schudt deze wiseguy zijn hoofd en begint ergens anders over te lullen.’
Ted staat op. Als hij achter Wynston Feldman staat zegt hij tegen mij:
‘Vertel het hem maar.’
Hij knipoogt en loopt naar het buffet.
‘Het is een film in zes episodes,’ zeg ik.
Ik haal een papier uit de binnenzak van mijn colbertje en lees ze voor terwijl Wynston Feldman zijn hoofd op zijn ellebogen gesteund mij aandachtig aankijkend luistert.
‘Eerste episode: het moment van de dood, of rapid-excelsior 2-1; waarin onze held een droom heeft, een voetbaluitslag voorspelt en zijn gezin in de steek laat; tweede episode: op zoek naar de tijd, of: spa revisited; waarin onze held zich tevergeefs verschuilt bij een fascistische boekhandelaar en een arm meisje zwanger maakt; derde episode: de onsterfelijkheid, of leve de oorlog; waarin onze held uitblinkt in het oorlogvoeren, roem en medailles vergaart, maar ten slotte na een bezoek aan een waarzegster besluit zijn militaire loopbaan op te geven. Hij doodt een mens en wordt een ander; vierde episode: het paradijs, of op een brommer de wereld rond; waarin onze held het paradijs vindt en gelukkig is met zijn Eva die hij zwanger maakt (ik kijk haar van opzij aan. Ze lacht, als iedereen aan het tafeltje); vijfde episode: le cinema dépasse la réalité, of de beeldenstorm; waarin het geluk van onze held wreed verstoord wordt door de komst van een filmregisseur en hij vlucht voor een decor; zesde episode: het moment van de dood, of de klerikale carrière, waarin onze held vlucht in de schoot van de kerk en van een striptease-danseres om ten slotte per ongeluk de dood te vinden.’
Ted, die intussen met drie flesjes limonade is teruggekomen, barst iedere keer als ik een nieuwe episode voorlees in lachen
| |
| |
uit en ook Feldman is gevoelig voor mijn à l'improviste gegeven en veelal valse omschrijving van de film. Vooral de woordspeling met schoot in de zesde episode slaat aan en ik moet zeggen, onaardig is hij ook niet. Dit terzijde.
‘Het wordt dus een komische film’, vraagt Feldman.
‘Het wordt ook een komische film,’ antwoord ik.
‘Die regisseur komt een film maken in het paradijs?’
‘Ja, zo zou je het kunnen zeggen, dat is eigenlijk geweldig goed geformuleerd.’
‘Ik kom de boel verpesten in het Paradijs. Satan!’ Feldman slaat weer eens dreunend op tafel, zodat iedereen in de kantine verschrikt en ook wel geamuseerd omkijkt naar de dikke man die enorm zit te zweten en nu een grote witte zakdoek te voorschijn haalt waar hij eerst zijn grijnslachende gezicht mee afbet om er daarna abusievelijk mee onder de armen van zijn jasje te wrijven.
| |
5e complex, scène 5
Gelukkig kon ik May Kaiser op het laatste ogenblik nog wijzen op een vergissing: ze had vergeten het portret van Shirley Temple dat in het kamertje aan de muur hangt, door een ander te vervangen. Op mijn instigatie wordt het Marilyn Monroe.
Al realiseer ik me dat het maar film is, toch vind ik het niet leuk als Bryan met zijn behaarde handen Eves schuchtere schouders omvat. Ze heeft een donkere vlek op haar rug, een soort wijnvlek lijkt het wel, waardoor Ted nogal veel moeite heeft met de rangschikking van het laken. Bryan valt de eerste keer halverwege uit zijn rol, omdat hij, volgens zijn eigen zeggen zo'n kriebel in zijn ene knieholte heeft. Als ze op Bryan gaat liggen zie ik haar kleine borsten wegvloeien tussen zijn donkere borstharen.
Zo schuw als Eve Dodgers in de omgang lijkt, zo gemakkelijk en levendig beweegt ze zich voor de camera. De scène moet door allerlei omstandigheden (een keer is een cassette op) vier keer over, maar vier keer weet ze een even levensechte en werkelijke passie voor Bryan te suggereren. Ted is tevreden. Zo gauw de scène klaar is en Ted het teken heeft gegeven dat iedereen
| |
| |
naar huis kan, stap ik de set op en geef Eve haar truitje aan. Ze pakt het aan zonder mij aan te kijken. Even raakt ze daarbij de vingertoppen van mijn rechterhand.
|
|