Het huwelyk sluyten
(1954)–Pieter Bernagie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Twede bedryf.Eerste tooneel.
Maakelaar, Fransyn, Flink, gekleed als een Guinees vaarderGa naar voetnoot1), Frederik, als een MoorGa naar voetnoot2).
Maakelaar.
Myn Heer, kom maar in huys. Waar is jou Sinjeur?
Fransyn.
In de tuyn; heb jy hem iets noodsaakelyks te zeggen?
Maakelaar.
Ja; ik zal maar achter loopen; 't is een boodschap Fransyntie,
daar jou ook al aan geleegen zal leggen.
Fransyn.
Ik weet het wel. Een Bruygom voor Jacoba.
| |
Twede tooneel.
Frederik, Flink, Fransyn.
Fransyn.
Wel Flink!
Flink.
De duikerGa naar voetnoot3)! houje geslooten; kwam het uit
Fransyn, het heele werk was verbruyd.
Wy hebben de Maakelaar omgekocht.
Frederik.
Is hier de andre Vryjer al geweest?
| |
[pagina 37]
| |
Fransyn.
Neen. Ben jy dat myn Heer? wel hoe kunjet verzinnen?
Wel mag men zeggen, datze listig zyn, die beminnen.
Flink zo verkleed? en jy als een Moor?
Frederik.
Stil! me dunkt, dat ik iemand hoor.
Fransyn.
Neen, ze komen noch niet.
Flink.
Myn Heer, dat de penningenGa naar voetnoot1) niet onder de dukaaten en
raaken.
Frederik.
Ik zal daar voor zorgen, en ben maar in angst dat gy het niet
wel genoeg zult maaken.
Kunt gy u rol fiks voor plugGa naar voetnoot2)?
Flink.
't Was te wenschen; dat de Acteurs op de Schouburg hun rol
altyd
Zo fiks maar konden, ik bid, datje daar voor niet bekommert
zyt.
Frederik.
Mag ik my daar op verlaaten?
Flink.
Ja. Heb jy jou verguld collocenseGa naar voetnoot3) doosje by je? dat zou veel
baaten.
Frederik.
Daar is het.
Fransyn.
Ik hoor Sinjeur; maakje gereed.
| |
[pagina 38]
| |
Flink.
Hy heeft de haak al half in de keel; hy zal vast zyn eer hy het
weet.
Frederik.
Maar maak niet veel potsen.
Flink.
Ik moet een beetje korswylGa naar voetnoot1) met hem hebben: je zult zien,
dat de Huwelyken negotie zyn; al was ik noch zo beestachtig,
het zal hem niet scheelen. Je zult een historie zien,
daar de Italiaanse schoorsteen veegerGa naar voetnoot2) prul by is.
| |
Derde tooneel.
Maakelaar, Warnaar, Frederik, Flink.
Warnaar.
Maar heeft hy zo veel geld?
Maakelaar.
Wel te weeten.
Hy is zo eerst uit Guiné gekomen, en had een hand vol goud
onder de jongens, op straat te grabbel gesmeeten......
Warnaar.
Waar heeft hy goud te grabbel gesmeeten? misschien legter
noch wel wat.
Maakelaar.
Ik zeg, hy zou het gesmeeten hebben, zo ik het niet belet en had.
Warnaar.
Dat is wat anders.
Maakelaar.
Hy spreekt van goud, of het drek was, en hy acht
het, als stront.
Ik was verheugd, dat ik hem vond.
Dat is de Vader.
| |
[pagina 39]
| |
Warnaar.
Welkom myn Heer.
Flink.
Ik bedankje.
Warnaar.
Ik hoor, myn Heer komt uyt de warme Landen.
Flink.
Dat's niet en bruyGa naar voetnoot1); op zyn kwaadste genomen, men kan
niet slimmer als verbranden.
Myn Heer, ik zalje zeggen, waarom ik kom. Ik wil trouwen;
na een wyf om hoorende, is my gezegt,
Dat gy noch een wakkere meyd, je Dochter te koop hebt.
Warnaar.
Te koop!
Flink.
Dat valt noch dagelyks voor, maar ik denk, dat men der
een ander woord toe gebruikt, een andre zwier aan hangt.
Ik noem 't met zyn eigen naam, zie wy zyn gewend zo te
spreeken.
Of je 't zus, of zo noemd, 't zal even veel doen, na dat ik het
reeken.
Maakelaar.
Hy wil zeggen myn Heer Warnaar, of jy een Dochter hebt,
die jy ten Huwelyk wilt geeven.
Warnaar.
Meen jy het zo?
Flink.
Ja, of jy het zo, of zo zegt; 't is my om 't even.
Warnaar.
Welke Dochter meen jy?
Flink.
Haar naam weet ik niet, ze zeggen zy is schoon.
| |
[pagina 40]
| |
Jy zult het zelf best weeten, daar is je noch onlangs geld voor
geboôn.
Hoe veel wast ook?
Warnaar.
Is'er geld voor geboôn?
Maakelaar.
Jy moet dat deur laaten gaanGa naar voetnoot1); zy zyn gewend zo te
spreeken.
't Is verloorenGa naar voetnoot2), datmen daar zyn hoofd meê zou breeken.
Hy wil zeggen, datter noch een andere vryjer na heeft gestaan.
Warnaar.
Dat is wat anders.
Flink.
Zou ik haar eens konnen zien.
Warnaar.
Ja, Jacoba, Jacoba!
Jacoba, van binnen.
Vader ik kom; ik heb iets onder handen, dat is datelyk
gedaan.
Maakelaar.
Ga naar voetnoot3)Je zult het verbruyjen, met jou potsen!
Flink.
't Heeft geen noodGa naar voetnoot4). De stem is goed!
Maakelaar.
Wat dunktje van de Juffrouw? daar
komtze.
| |
Vierde tooneel.
Frederik, Warnaar, Flink, Maakelaar, Jacoba.
Flink.
Dat bruid heenGa naar voetnoot5); 's goelyk van smoelGa naar voetnoot6). Hoe veel magze
gelden?
| |
[pagina 41]
| |
Jacoba.
Belieft Vader iets?
Warnaar.
Wacht, wacht.
Maakelaar.
Die kaerel heeft een schrikkelyk geld. Ik geloof dat hy
en de zwart, wel tien duizend dukaaten telden.
En hy heeft noch verscheide baaren goud.
Warnaar.
Zo veel te beter is 't. Hy lykt al heel gemeenGa naar voetnoot1) met myn
Dochter. Wat doeje?
Flink.
Niemedal.
Ik bezieze maar, je kunt wel denken, dat ik geen kat in een
zak koopen zal.
De tanden zyn goed, z'is noch in 't wisselen; 'k geloof niet,
datze noch over de vier en twintig jaar is. Zou ikze wel
eens op een draf konnen kyken?
Jacoba.
Vader, wat beduid dat?
Warnaar.
Wees jy maar stil. Wel myn Heer, waar zou dat na
gelyken......
Flink.
Laat ons eens zien, of wy het accoord konnen raaken.
Ik heb jou straks gevraagd, hoe veel datje voor die tasGa naar voetnoot2) hebt
moogen maaken;
En jy hebt my noch niet geantwoord.
| |
Vyfde tooneel.
Warnaar, Frederik, Maakelaar, Geertruy, Jacoba, Flink.
Geertruy.
Is dit nou die kostelykeGa naar voetnoot3) vryjer?
| |
[pagina 42]
| |
Warnaar.
Ja, Môer, hy heeft zo veel goud!
Hier hebje nou niet tegen, kyk, die is ommers niet te oud.
Flink.
Wat heeft een ander voor dat stuk vleesch gebooden? wat heeft
ze mogen gelden?
Geertruy.
Wel kaerel 't is geen koe! ik zou 't niet gelooven, zo 't anderen
my vertelden.
Nu hoor ik het zelf.
Warnaar.
Môer, jy verstaat het jou niet; hy spreekt op zyn Guineesch,
hoe veel wordje gebooden? dat is op zyn Hollands gezegt,
Hoe veel zou de vryjer ten Huwelyk hebben? hoe groot is zyn
kapitaal? dat is ommers de zelfde zin. zie, zo hebben wy
malkanderen onderrecht.
Geertruy.
Dat is wat anders.
Warnaar.
De andre had een en twintig duyzend gulden.
Flink.
Schaamde hy hem niet? zo weinig voor zo een hupse meyd
te durven bieden?
't Is of ze dol zyn; hoe kan het geschieden?
't Is een inpertinenten beest; ze kost jou zelve veel meer.
Warnaar.
Ik hebze niet gekocht.
Flink.
Je verstaatme niet myn Heer.
Ik zal jou eens uit reekenen, datze je meerder kost; twe honderd
voor de Kraam, met kindermaal, BaakerGa naar voetnoot1) en Kwaard wyfGa naar voetnoot2);
| |
[pagina 43]
| |
Dry voor de Min, dat is al vyf.
Hoe oud is zy nu al?
Warnaar.
Vier en twintig jaaren.
Flink.
En dan ieder jaar, door malkander gereekent, kost zo een
bruyjerGa naar voetnoot1) wel vyf hondert gulden. Ik heb een braaf man
hooren verklaaren,
Dat men het daar voor niet en heeft; dat is twaalf duyzend
gulden; voeg daar noch by
Ieder jaar twe hondert gulden voor de zorgen, en moeyten, die jy
Met haar gehad hebt; dat is saamen al reeds al ontrent de
vyftien duyzend gulden.
Reeken nou, datje vier jaar borgt zonder intrestGa naar voetnoot2), gelyk als
sommige schulden,
En na die tyd intrest, die beloopt zo veel als dat heele kapitaal,
Te weeten vyftien duyzend gulden, tegen vyf per cento maar
gereekent. Zo dat ik hier een somme vind, als ik het by
malkander haal,
Van dartig duyzend guldens.
Warnaar.
Jy hebt gelyk; dat hebje wel begreepen;
Maar ik heb myn leven niet minder als tegen acht per cento
gedisponeertGa naar voetnoot3); ik weet hooge intrest te krygen, 'k versta
my op die kneepen.
Flink.
Dan kostze jou noch meer.
Warnaar.
Jy hebt ook twintig jaar intrest gereekent van 't geld dat
zy my het leste jaar
Gekost heeft, zie dat is misGa naar voetnoot4). Ik wil niet meer als me toekomt,
maar
| |
[pagina 44]
| |
Zy kost my evenwel zo veelGa naar voetnoot1); want nou hebben wy niet gereekent
de risico, die ik heb geloopen. Zy zou hebben
konnen sterven
Eerze trouwde, zo datje jaarlyks moet stellen voor assurantie...
Flink.
Je hebt gelyk. In Guiné is het ook altemaal voor de ouders,
wat de kinders komen te erven:
En die veel Dochters heeft word ryk geacht; dewyl zy de
Bruydschat de Vader brengen.
Warnaar.
Had ik dat geweeten, ik had al voor lang na Guiné gegaan;
Dat is een goede moode! die staat my heel wel aan.
Flink.
Dan had jy al jou leven behouden geweest, want ik zegje, dat
ik jou zes tonnen gouds voor jou Dochter zou geeven.
Warnaar.
Zes tonne gouds!
Flink.
Ja zes tonnen gouds.
Warnaar.
Amsterdamse, Haagse, of Uitrechtse? met verlof, dat ik
het vraag?
Flink.
Is daar onderscheid tusschen? is de ton hier, te Uitrecht, en
in den Haag,
Niet even groot?
Warnaar.
Neen; de Amsterdamse, en Uitrechse tonne gouds verscheelen
wel twe darde.
Flink.
Welke zyn de grootste?
| |
[pagina 45]
| |
Warnaar.
Amsterdamse.
Flink.
Amsterdamse meen ik.
Warnaar.
Nou moet noch wat zeggen.
Meenje na de oude, of nieuwe maat?
Flink.
Dat diendeje me wel wat klaarder uit te leggen;
Hou oud moest de maat zyn? Sedert wanneer is die veranderd?
Warnaar.
Weet je dat niet myn Heer?
Sedert het jaar twe en seventig; voor deezen plagt een Amsterdamse
tonne gouds honderd duyzend guldens te haalen;
Nou is die maar dartig, en een Uitrechtse maar tien.
Flink.
Daar zou een vremdeling in verdwaalen.
Zo zoumen bedroogen worden.
Warnaar.
Dat beurd ook wel. Als je nou hoord zeggen: die man heeft
een tonne gouds, datje 't wel verstaat,
Daar moetje dartig duyzend gulden voor reekenen, want nu
spreeken de menschen na de nieuwe maat.
By de Heren von der nation is het ook zo; alsje hoord zeggen:
der Her had hondert tauzend daalders, en jy woud dat
verstaan
VanGa naar voetnoot1) die oude bruyjersGa naar voetnoot2), die bankdaaldersGa naar voetnoot3), je zou je bedroogen
vinden.
Flink.
Wat voor daalders meenenze dan?
| |
[pagina 46]
| |
Warnaar.
Als het half zo veel van die afgezetteGa naar voetnoot1) Zeeuwse daaldertjes
waaren, zo zou het al heel wel konnen gaan.
Flink.
Myn Heer, ik bedankje voor de onderrechting. Maar ik meen,
na de oude maat. Ik zalje zes oude Amsterdamsche tonnen
gouds tot aan de pegelGa naar voetnoot2) vol meeten;
Of twaalf manden.
Warnaar.
Tot aan de pegel!
Maakelaar.
Tot aan het ykzelGa naar voetnoot3), wil hy zeggen.
Flink.
Je hebt gelyk, het was my vergeeten.
Hier ykenze de tonnen, in Guiné wordenze gepegeld.
Maar met één woord:
Ik heb dat onderscheid nu al gehoord.
Ik geef jou der zesmaal honderd duyzend gulden voor; ik zalje
ze morgen aan baar goud in huys doen hebben, je zultze
zien voor jou oogen,
Eer wy het Huwelyk sluyten; dan kunje gerust zyn, datje
niet word bedroogen:
En ik zal zo veel aan je meyd tot een Bruyloft stikGa naar voetnoot4) geeven,
als die andere voor jou Dochter geboden heeft.
Warnaar.
Een en twintig duyzend gulden!
Flink.
Ja.
Warnaar.
Ik moetje noch eens spreeken, eer jy 'er die geeft.
| |
[pagina 47]
| |
Een en twintig duyzend gulden! Jacoba, dat moetje hem uit
het hoofd zien te praaten.
Flink.
Roepje meyd; ik bid, dat jy ze hier eens wilt komen laaten.
Warnaar.
Wou jy 'er de een en twintig duyzend gulden al geeven?
Flink.
Ja.
Warnaar.
Wel wat drommel! wel ik bidje, wel ziet watje doet!
't Is een ryk man die zo veel heeft. Een en twintig duyzend
gulden! O! 't is een hoope goed.
Daar is 'er meenig, die zo veel nooit by malkanderen gehad, ja,
gezien heeft. Jacoba, zeg hem......
Flink.
Nou, ik zal daar noch mêe wachten; ik zalder maar een
hand vol goud, zo een klein vereeringtje geeven.
Ik bidje roepze.
Warnaar.
Een hand vol goud!
Flink.
Of wat minder.
Warnaar.
Fransyn!
Flink.
Ik draag geen geld by me van myn leven.
Die zwart is myn Kassier. Donengo. Alami. PosterolGa naar voetnoot1).
Frederik.
Fagasi.
| |
[pagina 48]
| |
Warnaar.
't Is goud, en hy grypt het by handen vol!
Laat die kaerel myn zwaager weezen, ik zal hem dat anders
leeren.
Myn Heer 't is over genoeg, als jy haar een schellingGa naar voetnoot1), of zo
geeft, als jy'er toch al wat wilt vereeren.
Flink.
De hand van een vryjer moet vaerdigGa naar voetnoot2), en mild zyn.
| |
Zesde Tooneel.
Warnaar, Geertruy, Jacoba, Frederik, Flink, Maakelaar, Fransyn.
Flink.
VrysterGa naar voetnoot3), die zwart zal jou wat geeven.
Fransyn.
Myn Heer,
Dat hoefde niet. Ik bedankje hartelyk zeer.
Warnaar.
Het hoefde niet! SloeryGa naar voetnoot4)! het hoefde niet, nouze 't heeft.
Laat zien, wat geeft hy je?
Fransyn.
Kyk.
Warnaar Steekter één in de zak.
't zyn dukaaten!
Daar.
Fransyn.
Sinjeur, je moeter een hebben vallen laaten.
Warnaar.
Benje dol meyd?
| |
[pagina 49]
| |
Fransyn.
Daar zynder vyf geweest; nou zynder maar vier.
Leydze ook op de vloer?
Warnaar.
Ik geloof dat de meyd zot word. Vier dukaaten is dat niet
genoeg? wilje ze niet hebben? kunje het daar voor niet
doen? geeftze hier.
Frederik.
Questo la quinto?
Flink.
Hij zegt evenwel, dat hy 'er vyf heeft gegeeven,
Dat 's vreemd, waar of die eene is gebleeven?
Fransyn.
Myn dukaat?
Flink.
Hy zal der je twe in de plaats geeven, zwyg dan maar stil.
Kolengo.
Warnaar.
Benje zot! geeftze niet myn Heer, ik wil......
Flink.
Ik bidje......
Warnaar.
Laat ik die twe eens zien.
Fransyn.
Neen Sinjeur, je mogt'er weer een laaten vallen.
Warnaar.
Ik heb'er geen laaten vallen, dat malle verken, hoe is 't hier!Ga naar voetnoot1)
Geertruy.
Fransyn, je Sinjeur wil maar metje mallen.
Ze steekt voor in zyn tas, ik heb het gezien.
| |
[pagina 50]
| |
Warnaar.
't is niet waar; je hebt abuys, je hebt mis.
Geertruy.
Ik zalze der uyt haalen, zo je me laat begaan, en indien......
Warnaar.
Niet, niet, je hebt kwalyk.
Geertruy.
Daar heb ikze gevonden.
Warnaar.
Myn Heer, ik dêe het maar om te lachchen. Nou moetze die twe
evenwel wêergeeven.
Flink.
Die zyn 'er vereert.
Fransyn.
Myn Heer, ik bedankje, en zal t'allen stonden
Totje dienst staan, met woorden, en met de daad.
Flink.
Zo één compliment is tien dukaaten waard.
Warnaar.
Ik geefje tien zulke complimenten, voor één dukaat.
Toekomende zwager, 't is geen fatsoen, datmen zo veel aan een
meyd geeft.
Fransyn.
Sinjeur, zal ik het gebraad wêer aan 't vuur leggen.
Warnaar.
Komje dat nou eerst vraagen,
Ja toch, ik docht dat het bykans gaar was, spit an! spit an!
wel wie heeft zyn dagenGa naar voetnoot1)?
Roep de Notaris.
| |
[pagina 51]
| |
Zevende tooneel.
Warnaar, Geertruy, Jacoba, Frederik, Maakelaar, Flink.
Flink.
Collosence, beliefje ook eens?
Warnaar.
Ik bedankje; is dat doosje goud?
Flink.
Wel ja toch, waar zie jy het voor aan? zou het geen goud
weezen? dat komt begetGa naar voetnoot1) schoon!
Warnaar.
Ik verzoek dat jy het my ten besten houd.
Ik vraag het maar.
Flink.
Zou het geen goud zyn! ik heb by na niet anders; myn
meeste goed is in goud veranderd. 't Is wel een groot geluk,
na dat ik reken,
Dat ik zelf noch niet in goud veranderd ben.
Warnaar.
Reken jy daar voor geluk!
Flink.
Wel ja, dan zou ik jou zwager niet konnen worden.
Warnaar.
Niemendal, ik zouje al evenwel liefhebben, ja
noch liever als nou.
De Duyvel, dan had ik een gouwe zwager! dat zou
Al wat raarsGa naar voetnoot2) zyn.
Flink.
Als ik goud was, dan zou ik niet konnen eeten, noch
rooken, noch spreeken.
| |
[pagina 52]
| |
Warnaar.
Dat 's evenwel waar. Daar had ik niet om gedacht.
Maar al konje niet eeten, ik zouje daarom niet hebben veracht.
Dat zou al een hoope uit winnen.
Flink.
Altyd in één jaar, wel vyftig dukatonsGa naar voetnoot1) aan toebak, en
honderd aan jampuGa naar voetnoot2). MaatjeGa naar voetnoot3), ondertusschen zal ik
eens dampen; wil jy ook eens stoppen uit myn doos?
Of meugje geen toebak ruiken? me dunkt, je ziet zo boos.
Nu malle varken, dat 's niet met al, men moet somtyds eens
rooken.
Wat dunkje van dat bootsgeselletjeGa naar voetnoot4)? dat zal ik op jou gezontheid
smooken.
Geertruy.
Zou jy je Dochter aan zo een plugGa naar voetnoot5) geeven? maar Man! zou
je dat zo laaten gaan?
Zo lang myn oogen in myn hoofd zyn, zal ik daar niet toe
verstaanGa naar voetnoot6).
Warnaar.
Hy heeft zes Amsterdamze tonne gouds.
Geertruy.
Al had hy 'er honderd,
Hoe meugje dat zien? ik ben ten hoogsten verwonderd;
Waarom neemje niet liever een goed end houds,
En jaag zo een schrobbert uit jou huis?
Warnaar.
Vraagje dat? om zyn zes tonne gouds.
Flink.
BloedGa naar voetnoot7)! daar valt myn pyp. Ik wou wel om een tonne gouds,
dat dat niet gebeurd was.
Geertruy.
Wat zegje nou Man?
| |
[pagina 53]
| |
Warnaar.
Dat hy zes tonnen gouds heeft, en na de oude Amsterdamze
maat, wat zou ik anders zeggen?
Geertruy.
Ik wil hem myn Dochter niet geeven.
Warnaar.
Hy heeft zes tonne gouds, je zoud'er vergeefs tegen in
leggen,
Eén tonne gouds kan tegenwoordig al heel veel;
En zelfGa naar voetnoot1) groote fouten bedekken. ziet iemand scheel,
Of heeft hy andere gebreeken, zo een pleyster kan dat verbergen,
of geneezen.
Hy heeft zes tonnen gouds, bedenk dat maar, en je zult te
vreeden weezen.
Flink.
Hoe benje zo stil Bruytje?
Warnaar.
Myn Dochter weet wel, dat een vrouw beter is, als ze
zwygt, dan als ze spreekt.
Flink.
Nou wou ik de borrel wel eens hebben. De droes! dat de fles
niet en breekt!
Avous toekomende Bruydje; 't is van de beste jampu.
Jacoba.
My lust niet.
Geertruy.
Dat 's een schoft.
Flink.
Lust jou ook toekomende Schoonmoêr. De besjes houden
toch veel van een Borreltje.
| |
[pagina 54]
| |
Achste tooneel.
Warnaar, Geertruy, Jacoba, Frederik, Flink, Notaris, Maakelaar.
Warnaar.
Ben je daar? jy zoud eens een Huwelykze voorwaarde op komen
stellen.
Dat is jou believen, niet waar?
Flink.
Ja, maar jy moet my niet veel met dat hakketeerenGa naar voetnoot1) kwellen.
Laatze na jou zin schryven, en daar mêe gedaan.
Maakt het zo als je wilt, het komt my op een tonne gouds, of
vier toch niet aan.
Warnaar.
Vrouw, hoorje dat wel?
Flink.
Me dunkt dat het zot is, daar over lang te knibbelen of
krakeelen,
Dunk jou dat ook niet, toekomende schoonmoedertje? ik geef
het jou na je zin in alle deelen.
Warnaar.
VerschryfGa naar voetnoot2) het heel; en zet, dat myn Dochter zo ze langst
leeft, volkomen erfgenaam van zyn goed
Moet weezen, maar als zy eerst sterft, dat hy de helft van het
capitaal uit keeren moet;
Zie, dat zyn dry tonne gouds van 't zyne, boven de helft van
haar middelen, want hy heeft zes tonne gouds. Nou wil
ik gemeenschap van goed. Heb jy 't begreepen?
Notaris.
Ja ik begryp het wel, heeft hy zes tonne gouds?
Warnaar.
Ja, en noch oude Amsterdamse maat.
| |
[pagina 55]
| |
Notaris.
Hy!
Warnaar.
Wat raakt het jou? schryf jy maar, ik ben te
vreden.
Wat zegje nou môer, gebruikte ik daar niet goede kneepen?
Geertruy.
Maar man het is een beest.
Warnaar.
Al wast een varken. Zou jy niet wel een varken willen
hebben, met zes Amsterdamse tonne gouds?
Geertruy.
Al had hy 'er duyzend; ja tien.
Ik heb myn leven zyn weerga niet gezien.
Terwyl de Notaris schryft, en Warnaar, met Geertruy praat, zingt Flink:
De Indisch vaarders zyn gekomen, De mooyje meisjens zyn verblyd, En dan zietmenze dikwils komen, Hey! al met een mooyje meyd!
Geertruy.
Wie zou zulke dingen konnen verdraagen?
Jacoba, kryg jy zo een plug, wat ben jy te beklaagen!
Warnaar.
Wat doet jou zwarte geduurig by myn Dochter?
Flink.
Hy ziet haar in de hand,
Van goeder geluk te zeggen, heeft hy groot verstand.
De HeydensGa naar voetnoot1), die hier in de bocht pleegen te leggenGa naar voetnoot2),
Daar de Juffers 'er meyden zo by zenden, om datzerGa naar voetnoot3) van
der vryjers, als ze te lang uitblyven niet zouden zeggen,
| |
[pagina 56]
| |
Zyn daar maar lompen by; niet een kopsterGa naar voetnoot1) in de Stad,
Die tegen hem kan op haalen, zo fiks verstaat hy hem dat.
Warnaar.
Zeker!
Flink.
Ja toch, hy weet op een haar te zeggen, wat de menschen
isGa naar voetnoot2), en zal wedervaaren.
Warnaar.
In ernst?
Flink.
Zonder fout, al was het over vyftig jaaren.
Warnaar.
Laat hem myn hand ook eens zien.
Flink.
Questo baliet.
Frederik ziet in Warnaars handen.
Samadso.
Warnaar.
Wat zeid hy, dat hy ziet!
Flink.
Ik zal het liever zwygen, jy mogt boos worden.
Warnaar.
Neen, neen, laat hooren.
Flink.
't is wel dan, maar onder die conditie, dat je jou niet zult
verstooren.
Warnaar.
Ik beloof 't.
Frederik.
Komageno, argono.
Flink.
Hy zegt, datje zelf de hal, en markt gang doed.
| |
[pagina 57]
| |
Warnaar.
Ja, dat ben ik gewend.
Flink.
En als jy de meyd, of zelf jou Dochter al ééns zend,
Zo laatje ze volgen, om te hooren, of ze jou ook meer in rekening
brengen, als ze besteeden.
Warnaar.
Dat doe ik, en dat steunt op reeden.
Daar geschied al groote ontrouw in. Daar zyn meyden die daar
veel meer mêe winnen als met 'er huur;
Al is het noch zo goed koop, noch zeggenze, het was zo duur.
Flink.
Hy zeid ook, dat jy het broot, botter, vlees, en alles merkt,
als het van tafel gaat; ja, dat jy gewoon zyt de beetenGa naar voetnoot1)
te tellen,
En op te sluyten.
Warnaar.
Dat 's ook waar, de knechts, en de meyden zyn dikwils zo
snoeps, datmen daar order op moet stellen.
't Mogt my eens gaan als die Paus, hoe heet hy ook? is het
Paus JutGa naar voetnoot2) niet geweest?
Ik meen wel, datmen het historitieGa naar voetnoot3), achter in de vertellingen
van den Almanak leest;
Die van spyt sturf, om dat zyn Paauw was op gegeeten.
Ik mogt ook ergens lust toe hebbenGa naar voetnoot4), men kan het niet weeten.
Frederik.
Sibondy.
Flink.
Hy zegt, je bent een gierigaart, een vrek,
Jy zoud jou volk wel willen voeden met drek.
| |
[pagina 58]
| |
Hy zegt, dat jy een bloed zuyger bent, en dat jy der geen
onderscheid weet in te vinden,
Of jy het vreemde doed, of jou vrinden.
Frederik.
Kappadoci. Armeni. Macasaar.
Bondimado. Alesso.
Warnaar.
Wat zeyd hy daar?
Flink.
Hy zeid, dat jy altyd stinkende tabak in jou doos doed, en
dan in de gemeenen haerdGa naar voetnoot1), gaat zitten klaagen,
Datze jou bedroogen hebben; en onder dat pretecstGa naar voetnoot2) dan
andere menschen durft vraagen,
Of jy eens uyt haar doos moogt stoppen. Jy wild nooit hebben,
dat jou Zoon, met myn Zusters op de Comedie mag gaan,
Dan alsze voor de HeerenGa naar voetnoot3) speelen; dan ben jy gewillig om
het toe te staan,
Om datze dan door een goed vrind voor niet konnen in komen:
Anders is 't, wat hebje aan die ydelheid? het zyn maar wisje
wasjes en droomen.
Je bent zo gierig......
Geertruy.
Hoe is 't meugelyk, dat hy dat altemaal zo perfect kan zien?
Warnaar.
Wat kan hy zien? wat kan hy zien? het is meest geloogen.
Ik ben niet gierig, maar zuinig, dat is waar; dat schaam ik my
ook niet. Hoe trekt hy de hoed zo in zyn oogen.
Flink.
Dat doed hy altyd, als hy in de handen kykt, dan wil hy niet
bezien zyn, hy weet......
Frederik.
Sboubeda. Sboubedi. Sboubedeed.
| |
[pagina 59]
| |
Flink.
Hy zegt, datje de snyjers borg doet stellen, voor de stof, of
het laaken,
Als jy der je kleeren te maaken geeft, is dat waar?
Warnaar.
Dat is my al vergeeten. Het is wel dartig jaar geleden, dat
ik geen kleeren heb laaten maaken.
Flink.
Voor jou Dochter, of Zoon dan?
Frederik.
Si, si.
Flink.
Hy zegt, datje op moet passen, datje van daag van een Vryjer
bedroogen zult worden, die
Jou wys zal maaken, dat hy ryk is maar hy liegt het, hy heeft
voor genomen......
Warnaar.
Ik geef de vryjers haar best te doen.
Flink.
Spreek niet te stoutGa naar voetnoot1).
Warnaar.
Ik van een vryjer bedroogen worden!
Flink.
Ja, of van zyn knecht. Hy zalje misschien
bedriegen eer jy het verwacht.
Warnaar.
Laat de knecht maar komen.
Flink.
Roep zo niet om hem. Hy zeid, dat jy jou Dochter aan een oud
man uit meende te trouwen,
| |
[pagina 60]
| |
Dat het Huwelyk noch van daag zou geslooten worden, had
myn komst dat niet weder houwen.
Jy hebt een koppelaarster last gegeeven.
Warnaar.
Hoe drommel, of hy dat ziet!
Flink.
Die konst heeft hy fiks, jy verstaat jouGa naar voetnoot1) dat niet.
Frederik.
Somi.
Flink.
Hy zegt, dat de oude paayGa naar voetnoot2) jou wys zou hebben gemaakt,
dat hy geld had; maar 't is geloogen:
Hy, en de koppelaarster zouden jou hebben bedroogen.
Eer veertien dagen om zyn, moet hy bankrot,
Ten waar dat hy jou Dochter kreeg, daar hebje 't slot.
Warnaar.
Dat is een schelm. Maar jy praat zo veel, hy spreekt maar één
woord, hoe kan hy in één woord zo veel zeggen?
Flink.
Dat's wonderlyk, niet waar? ik zal jou dat eens uit gaan leggen.
De Guineesche taal? is zo bondig, dat ze in één woord meer
vervat,
Als men in 't Hollands zou konnen schryven op een heel blad.
De Guineesche spraak gaat alle andere te boven!
Geertruy.
Geloof jy hem?
Flink.
ZalGa naar voetnoot3) hy bedroogen werden, zo moet hy gelooven.
Hoe heb jy 't voorgenomenGa naar voetnoot4)? meenje dat ik spot?
| |
[pagina 61]
| |
Geertruy.
Hy zal jou wel zeggen dat de hoenders Hendrik heetenGa naar voetnoot1) en
jy zult zo zot,
En dol zyn, dat jy 't gelooft.
Flink.
Wil hy 't niet gelooven, hy mag het laaten.
Wat heb ik met jou gnorrenGa naar voetnoot2) te doen?
Warnaar.
Stoot jy jou aan geen wyven klap. Ik weet niet wat jy
al moogt praaten.
Ik zeg datje zwygt.
Geertruy.
Voor wie zou ik zwygen? dat komt schoon!
Warnaar.
Voor my, en voor je toekomende Zoon.
Flink.
Laat hy jou Vrouws hand ook eens zien, hy zal mêe wel wat
van haar gebreeken zeggen.
Geertruy.
Meenje my ook zot te maaken? ik zal daar wel een schotje
voor leggen.
Warnaar.
Ze durft niet. Maar 't is onnodig want ik kender gebreeken wel.
Flink.
Dat geloof ik.
Notaris.
Ik heb gedaan, beliefje het te leezen?
Terwyl Warnaar leest, zingt Flink noch eens.
| |
[pagina 62]
| |
Notaris.
Is 't zo na je zin?
Warnaar.
Ja, maar zetter noch in,
Dat ik het goud morgen in myn huys moet hebben. A propo!
ik heb niet eens om jou gedacht, wel Notarius publicus,
je bent hier ter rechter tyd gekomen.
tegen Flink.
Die man zal wel Guineesch met jou zwarte spreeken.
Flink.
Hier staaje nou te kyken. Wie zou dat droomenGa naar voetnoot1)!
Kan myn Heer Guineesch?
Notaris.
Neen.
Warnaar.
Waarom zetje dan voor jou deur:
Hier translateertmen alle taalen? wel je bent een fraayje
Sinjeur.
Notaris.
De meeste in Guiné konnen ook Portugeesch?
Warnaar.
Dat kunje dan wel met hem spreeken.
Notaris.
Myn Heer, ik kan geen Portugeesch. Kun jy Portugeesch?
Flink.
Portugeesch? ik, en myn zwart konnen het zo prompt, als
Guineesch.
Warnaar.
Wat e streeken!
Je hebt ommers voor acht daagen noch een Portugeesche brief
voor my getranslateert;
Ik hebze noch in myn zak.
| |
[pagina 63]
| |
Notaris.
Ik zal myn Heer zeggen; ik heb een SmousGa naar voetnoot1), die in die
taal is geexerceert;
En die zet het voor my over.
Warnaar.
En jy schryft daar onder, quod AttestorGa naar voetnoot2)! wel, ik moet
zeggen,
Dat my dat vreemd voorkomt. Laat jy op 't zeggen van een
Smous aankomen dingen, daar dikmaals zo veel aan geleegen
kan leggen?
Wel jy luy Attestort, dit is my een leerGa naar voetnoot3).
Ik zie hoe zeker dat Attestor, gaat. Maar nu wêer tot de Huwelykze
voorwaarde.
Notaris.
Myn heer
Jou naam diende ik te weeten.
Flink.
Jantje de plug word ik in de wandeling geheeten.
Geertruy.
Wel je hebt jou rechte naam.
Notaris.
Lees nou eens, of dit na jou zin is.
Flink.
Ja, Ja, laat het zo maar staan.
Notaris.
Dit moet jy dan teykenen.
Flink.
Maar kronjetjeGa naar voetnoot4) jy zegt noch niet, of jy het Huwelyk,
met my aan wilt gaan.
Jacoba.
Ik moet myn ouders gehoorzaamen.
| |
[pagina 64]
| |
Geertruy.
Al wil zy al, ik zal het niet toe staan,
Zo lang als ik zal leeven.
Zou ik myn Dochter aan zo een plug? aan zo een pluvierGa naar voetnoot1)?
zo een tobaks man? zo een jampu zuyper geeven?
Flink.
Hoe is 't! bruyd heen met jou Dochter. Die zo veel geld besteeden
wil hoeft niet verlegen te zyn.
Ik kan voor die prys over al aan raaken. Wat meenje?
Warnaar.
Ik bidje...... wel wyf.
Geertruy.
Ik weet van wyf, noch man. is 't jou Dochter, 't is ook
de myn.
Flink.
Zal 't lukken of niet? ik zal hier niet lang staan om je te
beleezenGa naar voetnoot2).
De Maakelaar zal noch wel een partytje weeten, en misschien
van minder prys.
Wel wat duykerGa naar voetnoot3)! ik geef je meer als jou vollen eisch.
Warnaar.
Jy zultze hebben, zeg ik, stoorje aan geen wisje wasjes, noch
vrouwen.
Daar is myn hand, ik beloof je, dat ik myn woord zal houwen.
Geertruy.
Hy zalze niet hebben.
Warnaar.
Vrouw, ik zeg datje zwygt.
Geertruy.
Ik wil niet zwygen, meenje, dat het me niet scheeld, wie dat
myn Dochter krygt?
| |
[pagina 65]
| |
Warnaar.
Hy heeft zes tonnen gouds.
Geertruy.
Dat hebje nou al zo dikwils gezegt. Hoe weet je 't? jy zoud
je zo al wat wys laaten maaken.
Notaris.
De Juffrouw heeft gelyk myn Heer, in zulke zaaken......
Warnaar.
Wie vraagt jou wat? In zulke zaaken moet een Notaris maar
schryven, en zwygen, tot dat hem wat word gevraagd.
Notaris.
't Is wel, ik zal zwygen; waar, datGa naar voetnoot1) jy jou dan daar na van
my niet beklaagd.
Flink.
Twyfelje, of ik zo veel geld heb?
Geertruy.
Ja. Hoe lang heb jy uit geweest? en waar voor?
Flink.
Vyf jaar; en voor AssistentGa naar voetnoot2).
Geertruy.
En jy hebt in die tyd zes tonnen gouds over gewonnen?
Wie die niet zot is, zou dat gelooven konnen?
En zo 't waar is, is 't geen wonder al loopen de Acties leegGa naar voetnoot3).
Zes tonnen gouds in vyf jaar! en is dat rechtvaerdig?
Warnaar.
Raakt dat ons? rechtvaerdig, of niet?
| |
[pagina 66]
| |
Hoe komt dat hier te pas? altyd met die zotterny. En genomen
hy haddet gestoolen; ik heb laatst gehoord, dat het
steelen in LacedemonGa naar voetnoot1) pryslykGa naar voetnoot2) was; als 't maar behendig
geschied.
Hebje dat ook niet gehoord?
Flink.
Zou ik niet! zou ik niet! hoe noemje die plaats?
Warnaar.
Lacedemonien.
Flink.
Ja, Lacedemonien. Ze leid maar twe dagen
zeilens benoorden Guiné.
Warnaar.
Hoorje dat wel? wat moogje vraagen?
Wilme met die wisje wasjes niet meer plaagen.
't Is nou genoeg, datmen 't heeft; dat 's nou de manierGa naar voetnoot3).
Geertruy.
Ik zou geen onrechtvaardig goed begeeren, ja niet een zier.
Zou jy goed willen, dat hy d'een, of d'ander, ja misschien de
Westindise kompeny heeft weeten te ontsteelen?
Weetje wel, datmen geen dieven vinden zou, warender geen die
wilden heelen?
Ze doen hier een eed! als ze weg vaaren......
Warnaar.
Dat's waar; maar jy zegt wel, die eed werd hier gedaan,
En zo ver moetje die eed ook maar verstaan:
Maar die eed raakt 'er niet meer, als ze buyten gaats zyn, dan
is die al lang vergeeten.
Die eed waayd met de Ooste wind, die 'er in Zee brengt, voort,
vraag dat aan de meeste Oost, en West Indisch vaarders;
zo zullen zy jou dat uitleggen, wel te weeten.
| |
[pagina 67]
| |
Flink.
Myn Heer heeft daar gelyk in. Maar ik zal jou zeggen, op wat
wyze dat ik myn geld
Gewonnen heb. Juffrouw, jy zult haastGa naar voetnoot1) te vreden zyn gesteld.
Ik heb het niet van de Kompagnie, noch zwartinnen, dat jy
't weet; wy hebben in een batailje verslaagen
Een leger van vyftig duyzend vliegende menschen; daar van
heb ik zo veel buyt gedraagen.
Warnaar.
Zynder dan vliegende menschen?
Flink.
Neen, daar zynder geen, maar daar zynder geweest.
En die hebben wy verslaagen.
Notaris.
Wie heeft zyn leven zulk liegen gehoord! vliegende menschen!
Flink.
Wat weet jy van die dingen, botten beestGa naar voetnoot2)?
Ben jy jou leven geweest, In Oost, of West Indiën, en buytenGa naar voetnoot3)
de linie? heb jy
De Zee zo hol zien gaan, dat de baaren hooger wierden
gedreeven,
Als de BlinkertGa naar voetnoot4) buyten Haarlem? heb jy jou kop tegen de
Maan, of de wolken gestooten? heb jy de Antipodes gesprooken?
heb jy......
Notaris.
Heb jy dat gedaan? heb jy je hoofd tegen de Maan gestooten?
Flink.
Ja; of by kans gestooten.
Geertruy.
Al heeft hyGa naar voetnoot5) daar niet geweest, 't zyn leugens die man
kan voelen.
Vliegende menschen!
| |
[pagina 68]
| |
Flink.
Je hoeft zo niet te woelenGa naar voetnoot1).
Waarom zouden der zo wel geen vliegende menschen, als vliegende
visschen, en vliegende muyzen konnen zyn?
Of geloofje dat ook niet?
Warnaar.
Dat hebje heel wel; onze vleer muyzen.
Maakelaar.
Ik geloof het wel, het heeft goede schyn.
Notaris.
Myn Heer die kaerel maakt jou maar wat wys, hy liegt......
Flink.
Jou aape bakkes, jou snottaris! wat zegje? ik verzeeker je,
dat ik jou dat zal betaalen!
Zegje dat ik het lieg? daar zalje de drommel voor haalen,
Voort, trekje mes...... nou lustigGa naar voetnoot2), ik zegje, trek,
Of ik geefje strak een jaap in je bek;
Datter de lerfGa naar voetnoot3) deur hangt.
Notaris.
Ik zoek geen kwesty, ik meen het niet, wilje zo niet
verstooren.
Ik zeg het maar om te lachchen.
Flink.
Dat weet ik wel; ik antwoord ook maar om te lachchen.
Alzo goede maats als van te vooren.
Warnaar.
Hoor, ik weet al de achterdogt weg te neemen, ze zullen jou
altemaal wel moeten gelooven, als jy jou geld hier hebt
gehaald.
Flink.
Dat zal ik wel doen, ik zalder zo dadelyk mêe komen.
| |
[pagina 69]
| |
Warnaar.
Datter niet aan faalt.
Flink.
Je hoeft daar niet voor te vreezen.
Kom Maakelaar, ga mêe, ik moet eens zien of zy dan noch zo
ongeloovig zullen weezen.
Maar hoe zulje 't nou stellen als die oude, daar de zwarten van
gezeyd heeft, tusschen beyde komt?
Warnaar.
Daar weet ik raad toe, ik zal hem doen staan als verstomd.
Flink.
Dat ik hem hier niet vind, dan zou 't er hondenGa naar voetnoot1),
Ik zou zo datelyk, met myn zes tonne gouds weêr weg gaan.
Warnaar.
Ik zal wel zorgen dat hy hier van jou niet werd gevonden.
Flink.
Dag Meysje maat, dag alderlieste kronje; maar me dunkt, dat
de Moeder noch zo loens kykt.
Warnaar.
Dat 's niet met al.
Als zy 't goud ziet verzeker ik jou dat dit beteren zal.
Flink.
Salmana Chachâim.
Flink, en Frederik maaken een diepe reverensi.
| |
Negende tooneel.
Warnaar, Geertruy, Jacoba, Notaris.
Geertruy.
Man wordje dol?
| |
[pagina 70]
| |
Warnaar.
Wyf hebje jou zinnen verlooren?
Geertruy.
Jou Dochter zo weg te smyten!
Warnaar.
NaGa naar voetnoot1) geen zes tonnen gouds te hooren?
Geertruy.
Je zult het jou noch beklaagen.
Zo een funGa naar voetnoot2)! jy hebt zyn beestachtigheid gezien; staat het
niet te vreezen, dat hy hem niet wel zal draagen?
Warnaar.
Laat Jacoba eens bezoekenGa naar voetnoot3), hoe dat hy hem draagd.
Geertruy.
Ja was het een meyd, of een knecht
Te huuren, ik zou zeggen jy hebt gelyk, maar jou Dochter zo
losGa naar voetnoot4) te trouwen; hoe benje zo slecht?
Zyn dat dingen om te bezoeken?
Warnaar.
Ja, als hy het te bond maakt kan ze hem
verlaaten.
Geertruy.
Wat een schande! wat zou jou dan al zyn geld, zo hy 't al heeft,
mogen baaten?
Warnaar.
Dan is zy in het halve goed vervallen.
Notaris.
Neen myn Heer, dat is mis,
'k Verzeeker jou, dat dit een groot abuis van jou is.
Warnaar.
Schryft het in de Huwelykze voorwaarden.
| |
[pagina 71]
| |
Notaris.
Daar most hy meê te vreeden weezen.
Warnaar.
Schryf jy het maar, hy heeft my procuratieGa naar voetnoot1) gegeeven, hy
zal het niet leezen.
Notaris.
Heer Warnaar, 't is een zaak die my niet raakt maar my docht,
Datter bedrog onder schuyld, ik zou 't gezegt hebben, hadje
my met zulk een onfatsoen het zwygen niet verzocht.
Zes tonnen gouds vliegender zo niet, hy leek die man niet aan
zyn veerenGa naar voetnoot2).
Die zo veel hebben, laaten het al blyken aan haar kleeren.
Warnaar.
Schoon bescheidGa naar voetnoot3)! de man komt eerstGa naar voetnoot4) in de Stad, meenje,
dat het alle zulke pronkers zyn,
Als jy, en jous gelyk? ik hoor wel jy vergaaptje aan de schyn.
Hy zal 't geld hier brengen, jy hebt het gehoord, hoe kan hy
me dan bedriegen?
De zwart haalde handen vol goud uit zyn zak, hy gaf Fransyn
zeven dukaaten; dat kan ommers niet liegen.
Men zag wel dat hy niet veynsde; zelf zyn onfatsoen
Neemt alle achterdocht weg; waarom of hy dat toch zou doen?
Pas jy maar wat beter op jou Attestor en laat my zorgen.
Dat van de vliegende menschen geloof ik dat een vertelling
is. Die uit vremde Landen komen moeten toch wonderen
verhaalen. Dochter wat is aan de kleeren. De Juffrouwen
moeten meer achting geeven
Op de voering, op de binne stof, en op de beurs als op een
kleed. Van een kleed kanmen niet leeven,
Maar wel van het goud.
Geertruy.
Hoe zul jy het nou met Aal, en die oude vryjer maaken?
Warnaar.
Laat my begaan, daar zal ik wel af geraaken.
| |
[pagina 72]
| |
Ik wou dat hy maar kwam, ik zal het Huwelyks contract
Zo bedisselen; dat hy bly zal weezen dat hy zakt.
Notaris.
Ik zal onderwyl op een plaats gaan, daar ik toe heb gezeid te
zullen komen.
gaat weg.
Warnaar.
't Is wel. Ik heb 'er niet om gedogt, anders hadden wy wel eens
de proef van ons vaatje genomen.
Notaris weêrkomende.
Dat's waar myn Heer dat zouden wy konnen doen.
Warnaar.
Verzuym nietGa naar voetnoot1), wilje wat spôen.
Zo veel te rasser benje weêr; eer het noch op is gestoken,
Zou jou de tyd ontschietenGa naar voetnoot2).
Notaris.
Anders zou ik......
Warnaar.
Ja ik weet wel. Je dessein was gebrookenGa naar voetnoot3),
Zo je langer bleeft. Nu dan tot strak. Daar had hy me haast
gevat.
Notaris binnen.
Maar met een aardigheid ontleiGa naar voetnoot4) ik hem dat.
Geertruy.
Ja ik vrees, dat ze 't jou ook noch eens met een aardigheid
zullen ontleggenGa naar voetnoot5),
Ik bidje Man, laatje toch gezeggen.
Warnaar.
Ik wilder niet van hooren. Misschien
Ontbreekter noch iets in de koken, ik ga het eens zien.
Eynde van het twede Bedryf.
|
|