| |
| |
| |
VI
Toen Pierre de volgende morgen in het salon van het Instituut kwam, liet lady Thompson de professoren met wie zij stond te praten achter, en kwam hem tegemoet. Ze was nog kleiner dan Pierre gedacht had, zij had iets van die peperbusjes, die dun zijn van boven en heel breed van onder, en die je niet kunt omverduwen. Terwijl Pierre haar goedemorgen wenste, bekeek ze hem aandachtig en zei:
‘Ze is mooi, nietwaar?’
Pierre keek haar verwonderd aan, en vroeg:
‘Wie... wie bedoelt u, lady Thompson?’
‘Het meisje.’
‘Welk meisje?’ vroeg Pierre aarzelend.
‘Het meisje waarmee je gisteravond laat naar de bergen hebt staan kijken, en waar je de hele nacht van gedroomd hebt.’ Pierre voelde zich rood worden, en hij werd ongemakkelijk onder haar onderzoekende blik. Maar dan vroeg hij zich af: hoe kan ze dat nu al weten? En hij wilde iets zeggen, maar lady Thompson, die hem zag aarzelen, zei opeens verbaasd:
‘Dus is het waar?’
Pierre keek haar bevreemd aan.
‘Wel heremijntijd,’ zei lady Thompson, ‘het is waar!’
‘Lady Thompson... ik vrees dat...’
‘Ja, ik vrees het ook’, zei lady Thompson. ‘En ik geef je een goede raad. Tracht je een beetje te beheersen in het vervolg, en niet rood te worden en je te verraden als iemand een grapje maakt.’
‘Een grapje?’ vroeg Pierre verwonderd.
‘Ja, natuurlijk! Wat anders? Ik wist helemaal niets. Maar je
| |
| |
zag er zo loom en zo slaperig uit, en ik wilde je eens doen lachen. Het is heel normaal dat je geen oog dichtdoet, als je voor de eerste keer hoog in de bergen slaapt en nog niet gewoon bent aan de ijle lucht. Maar in plaats van te lachen en je wat op te monteren, sta je daar te blozen en onhandig te doen. Weet je nog iets van de eden die je me gisteren wilde zweren?’
‘O, lady Thompson,’ zei Pierre, ‘ik verzeker u...’
‘Begin niet opnieuw’, zei de kleine, oude dame.
En dan keek ze hem met glinsterende oogjes aan, en zei:
‘Heb je Ann nog gezien vanmorgen?’
Pierre keek haar verbaasd aan, en dacht: weet zij dan alles? Hij brabbelde iets dat kop noch staart had, en dan plantte lady Thompson de handen in de heupen, en zei, zelf verbaasd:
‘Dus, het is Ann?’
En dan stond ze hem benieuwd en geamuseerd te bekijken. Pierre voelde dat hij zich een tweede keer had laten vangen. Hij was helemaal ontredderd. Dan grinnikte hij, en zei:
‘U weet beslist hoe u iemand zijn geheimen moet ontfutselen.’
Lady Thompson glimlachte, en zei:
‘Wil je vanmiddag met mij dineren? Ik moet je een hoop dingen vragen over Goethe. Ik ben die geschiedenis van Frau von Stein weer aan het lezen geweest. Ze schrijven allemaal dat het niets is geweest dan een beetje platonische verering. Maar ik vertrouw het voor geen haar. Je moet mij eens vertellen wat jij erover denkt. Ik wil juist weten wat erachter gezeten heeft.’
‘Met genoegen, mevrouw’, zei Pierre. ‘De uitnodiging vereert mij.’
‘Kom nu, ik zal je aan je collega's voorstellen.’
Ze voerde Pierre mee en liet hem met de andere professoren kennismaken. Er was sir Kenneth Wesley van Cambridge, een lange, magere, schrale gentleman, die langzaam sprak,
| |
| |
met een rustige ironie, en een zeer gedistingeerd Oxfordaccent. Hij gaf geschiedenis. Er was de Poolse professor prins Alexej Rogosjov, die Pierre al ontmoet had in het hotel. Hij zag eruit als een boer op zijn zondags, hij had altijd de handen in de zakken, zijn haar lag altijd in de war, en je zag hem nooit zonder pijp. Lady Thompson verafschuwde zijn zware, stinkende tabak, maar ze liet hem ieder jaar terugkomen, omdat hij de beste natuurkundige was van de hele wereld. Verder was er de kleine, vrouwelijk-precieuze professor Chalet van de Sorbonne, die met het tipje van zijn tong sprak, en de Franse taal die wonderbare, subtiele verfijning verleende, die ze alleen in Parijs bezit in de kunstgaleries en de artiestensalons. Hij was in de ogen van lady Thompson de enige man ter wereld die iets begreep van Picasso. Daarnaast was er nog de Italiaanse professor Guardini, die een bruisend karakter had, en lange krulharen tot in zijn nek. Hij was altijd over iets in vervoering, en dan ratelde hij er op los, Italiaans, en Frans, en Duits, en Engels, alles door elkaar, met rollende r's, en spattende t's, en zingende a's en i's; je wist niet waar hij de adem bleef halen. Hij doceerde muziekgeschiedenis, en als hij een suite van Scarlatti liet horen, of zelf aan het klavier een sonate van Corelli speelde, deed hij het met een verliefde, vertederde aandacht, of een stormachtig enthousiasme, die zijn toehoorders onweerstaanbaar betoverden.
Er waren dan nog de Amerikaan Rochester, van de Columbia-universiteit, voor wereldeconomie en financiën, de Spanjaard Alvaro de Lorca voor architectuur, de Belg Jansen de Strabeke voor ontleedkunde, de Nederlander Rijpma voor maritieme handel, de Duitser Bruckner voor wijsbegeerte, en dan nog een zestal anderen, die elk een kleinere specialiteit behandelden in de reeks van de vrijekeuzevakken.
Toen Pierre professor Bruckner de hand drukte, herinnerde hij zich wat Ann over hem verteld had, en toen hij de kleine, ronde gestalte van de man zag, en zijn zacht, rozig gelaat,
| |
| |
en zijn helderblauwe ogen, en zijn witte krulharen, voelde hij dadelijk sympathie voor hem.
‘Is het erg met Steinbach?’ vroeg Bruckner bezorgd, toen Pierre zich voorgesteld had.
‘Niet zo erg’, zei Pierre. ‘Hij heeft een operatie ondergaan een half jaar geleden, en er is achteraf een verwikkeling bij gekomen. Hij moet opnieuw geopereerd worden. Het is niet zeer gevaarlijk, maar hij zal maandenlang moeten liggen.’
‘Ach ach ach’, zei Bruckner medelijdend. ‘Hoe treurig, hoe treurig.’
En dan verhelderde zijn gelaat, en hij zei:
‘Ik ben blij dat ze ook eens een jonge professor naar hier gestuurd hebben. Wij zijn allemaal oud, en vergrijsd, en verdord; het doet goed eens iemand als jij onder ons te hebben. Maar ik moet je waarschuwen!’
Hij stak glimlachend een vinger op.
‘Waarschuwen?’ vroeg Pierre.
‘Ja. Ik houd van de jongens en de meisjes hier. Maar er zitten deugnieten onder. Pas op voor hen.’
‘Ik denk wel dat ik hen de baas zal blijven’, zei Pierre.
‘Wees daar niet te zeker van! Ik heb dat ook eens gezegd, nog niet zo heel lang geleden.’
‘Zou u het nu niet meer zeggen?’
‘Neen, zeker niet’, lachte Bruckner. ‘Kom op een avond eens kouten. Ik zal het je vertellen. Of hebben ze het je al verteld?’
Pierre knikte lachend.
‘Ik had het wel gevreesd’, zei Bruckner.
Dan kwam de dienaar met sherry, en sir Kenneth Wesley, als oudste onder de professoren, bracht met droge, maar zeer fijne, typisch Engelse humor een galante toost op lady Thompson uit, die antwoordde met een niet minder fijn en galant woord van welkom.
Daarop kregen zij allen hun lesrooster, er werd nog wat
| |
| |
gepraat, en een halfuur later kwamen de studenten. Er waren verschillende lokalen voor de afzonderlijke secties, maar voor de algemene vakken, waaronder de literatuurgeschiedenis, kwamen ze allen samen in het groot auditorium achter de hal. Pierre had de tweede les, om halftwaalf. Hij ging terug naar zijn hotel om zijn notities nog eens in te kijken, en in het park zag hij Ann met Jean de Varsac de poort in komen. Jean praatte druk en opgewekt, en Ann liep glimlachend naast hem. Toen ze Pierre zag, zei ze:
‘Hallo, Pierre.’
En dan pinkte ze tersluiks, en gaf een teken dat hij moest voortlopen. Pierre begreep wat het betekende, en liep door. Jean had verstoord opgekeken toen hij hem zag komen, maar toen hij zag hoe Ann hem met een gewone korte groet voorbijliep, triomfeerde hij, en hij praatte nog drukker en opgewekter, denkend: doe voort, ouwe jongen, je maakt vorderingen.
Tegen halftwaalf liep Pierre terug naar het Instituut met een paar boeken onder de arm. Hij glimlachte toen hij de studenten in groepjes door het park zag wandelen. Ze geloven allemaal dat ik ook student ben, dacht hij. Ze hebben nooit anders dan heel oude professoren gehad. Ze kunnen niet geloven dat ik er ook een ben. Binnen vijf minuten weten ze hoe de zaak zit. En Ann, die hem alles verteld had over haar plan, en grappen gemaakt had in verband met de professoren... En de anderen, die hem gisteravond op de schouders hadden geklopt, en ‘Pierre’ tegen hem gezegd... Ik ga niets zeggen, dacht hij, en doen of er niets gebeurd is. Ik wed dat ik een muisje zal horen lopen als ik achter de lessenaar ga staan en mijn les begin.
Hij verkneukelde zich al op voorhand in de ontsteltenis van de studenten, en vooral in die van Ann.
Ze wil weten wie in de plaats van Steinbach haar slachtoffer zal zijn, dacht hij. Wel... ze zal het nu weten.
Hij zag een paar studenten die hij de avond tevoren in de
| |
| |
bar van het hotel ontmoet had, en ze bleven bij hem staan, en zeiden:
‘Waar ben je geweest? Je hebt de eerste les gemist!’
Pierre haalde de schouders op.
‘Het had ook weinig belang’, zei de andere. ‘Het was Alvaro met een eindeloze inleiding over de barok. Is er nu al iemand voor literatuurgeschiedenis?’
‘Ik denk het wel’, zei Pierre.
‘Ik ben nieuwsgierig’, lachte de eerste. ‘Het zal weer een exemplaar van belang zijn, geloof ik.’
Pierre wierp hem een verwonderde blik toe, en vroeg:
‘Waarom zeg je dat?’
‘Professoren in de literatuurgeschiedenis zijn altijd rare quidams. Je kunt ze op een mijl afstand herkennen.’
‘Wat hapert er aan de professoren in de literatuurgeschiedenis?’ vroeg Pierre, twijfelend of hij boos zou worden.
‘O, het zijn brave kerels’, lachte de andere. ‘Maar ze leven in veel te hoge sferen. Het zou me niets verwonderen als de nieuwe mocht verschijnen met zijn broek wagenwijd open, of zijn schoenen binnenstebuiten, of zijn sokophouders op zijn voeten.’
Pierre loerde haastig naar zijn broek en zijn schoenen en wrikkelde met zijn kuiten om te voelen of zijn sokophouders op hun plaats zaten.
‘Steinbach is eens verschenen zonder boord,’ zei de andere, ‘met zijn das los om zijn blote hals, en als hij uitging, had hij de helft van de tijd zijn hoed achterstevoren op. Als ma Thompson het zag, nam zij hem in het voorbijgaan zijn hoed af, en draaide hem om. Steinbach vond daar niets ongewoons aan.’
Toen ging de gong en de studenten liepen naar binnen. Pierre ging mee, maar in de hal zag hij Ann staan. Ze stond naast het borstbeeld van Dante, hief zich bestendig op de tenen, en probeerde over het matte glas in de deur van het professorenzaaltje te kijken.
| |
| |
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Pierre.
‘Ik zoek de nieuwe’, zei Ann, terwijl zij Dante bij zijn lange neus nam en zich omhoogtrok om hoger te kunnen kijken. Jim en Eddie kwamen de hal binnen, en vroegen benieuwd:
‘Hoe is hij?’
‘Ik kan hem niet in de gaten krijgen’, zei Ann. ‘Rogosjov staat met zijn paardenschoft voor de deur. Ik kan niets zien.’ ‘Kom mee’, zei Jim. ‘Je zult hem dadelijk zien binnenkomen. Als hij je hier zo bezig ziet, krijgt hij misschien achterdocht.’
‘O, daar ben je’, zei daarop Jean de Varsac, die uit het auditorium kwam gelopen. ‘Ik zit al een kwartier op je te wachten. Kom mee, ik heb een plaats voor je vrijgehouden.’
‘Kennen jullie mekaar?’ vroeg Ann, terwijl zij Pierre en Jean tegenover elkaar stelde.
‘Falke,’ zei Pierre, ‘zeer aangenaam.’
‘De Varsac’, zei Jean koel.
En zonder verdere woorden nam hij Ann bij de arm, en voerde haar het auditorium binnen. Ann liet hem glimlachend doen. Pierre treuzelde nog wat, strikte zijn das, keek nog eens of met zijn broek en zijn schoenen alles in orde was, en dacht aan Ann.
Zou ze bleek worden, vroeg hij zich af, terwijl hij de hand op de deurknop legde. Of rood? Zou ze opveren? De hand op het hart drukken? Of hem sprakeloos aankijken met open mond? Hij glimlachte, ademde diep, wierp de deur open en trad binnen. Hij zag een zee van gezichten die naar hem keken, en het was een seconde stil, en Pierre dacht: Nu houdt haar hart op met kloppen. Niets laten merken nu, gewoon doen en je les beginnen. Niet dadelijk opkijken, anders blijf je niet ernstig.
Maar toen herbegon het geroezemoes in de zaal, en niemand keek nog naar hem. Pierre, die waardig en ernstig het spreekgestoelte had willen bestijgen, en doen of het de gewoonste zaak van de wereld was, keek verwonderd de
| |
| |
zaal in. De jongens en de meisjes zaten rustig te praten en te lachen, net of hij was lucht, en iemand riep:
‘Pierre, kom hier. Er is nog een plaats.’
Hij keek op, en zag dat het Jim was die hem van een van de bovenste rijen toewenkte. Pierre stond al met één voet op de trappen van het spreekgestoelte. Jim zag het, en riep:
‘Deze kant uit, schachtje. Om achter die lessenaar te staan, ben je nog wat groen.’
De hele zaal lachte. Pierre keek hen verstoord aan. Dan besteeg hij beslist de trappen van het podium.
‘Bravo!’ riepen ze allen en ze klapten lachend in de handen. Pierre ging achter de lessenaar staan, legde er zijn boeken op, wachtte tot het stiller werd, en zei dan:
‘Mijn naam is Falke, en het is mijn opdracht u gedurende de eerstvolgende maanden een reeks lessen te geven in de geschiedenis van de wereldliteratuur.’
Hij zei het rustig en ernstig. Maar de anderen, die geloofden dat hij een grap uithaalde, vonden die rust en die ernst zo goed geslaagd, dat ze opnieuw begonnen te lachen.
‘Als je een les aankondigt, moet je ze geven ook’, riep Jim. Pierre keek hem aan, en zei boos:
‘Zou dat zo grappig zijn?’
De zaal schaterde bij zijn prachtige nabootsing van de verbolgen professor.
‘Je durft niet’, riep Jim.
‘Neen, je durft daar niet blijven staan’, riepen ook de anderen. ‘Je durft geen les te geven.’
‘Sta op,’ zei Pierre woedend, ‘en wees gemanierd als uw professor binnenkomt.’
De zaal begon er zin in te krijgen, en ze veerden allen als één man op, lachend en mekaar met de ellebogen aanstotend. En er was een klein, dik meisje dat de militaire groet bracht, en met koddige stem riep:
‘Geeft... ácht!’
En de hele zaal sprong in de houding, en ze brachten een daverende groet.
| |
| |
‘Breekt... gelid!’ riep het meisje, en onmiddellijk kwamen de armen weer naar beneden; en ze schaterden het uit, en praatten, en wemelden dooreen gelijk het volk op een markt. ‘Stilte!’ riep Pierre.
Het werd ogenblikkelijk stil. Pierre bleef hen enkele seconden aankijken. Dan zei hij rustig:
‘Zit neer.’
Ze gingen zitten, gehoorzaam als marionetten. Pierre liet zijn blikken over hen heen gaan, en hij zag niets dan lachende gezichten, die begerig zaten te wachten op zijn volgende grap. Dan vond hij Ann, en Jean, die veel te dicht bij haar zat. Ann zag er niet in 't minst verrast uit.
Er is geen mens die gelooft dat ik echt de professor ben, dacht hij onthutst.
En dan zei hij, bijna mechanisch:
‘Ik wil de eerste twee van mijn lessen wijden aan de Griekse dichtkunst, om vervolgens even te verwijlen bij de Romeinse, en dan via Italië in de Middeleeuwen op te stijgen naar de klassieke periode in West-Europa.’
‘O, Pierre,’ zei Ann lachend, maar een beetje onzeker, ‘je bent een wonderbare professor, maar je moest er nu maar mee ophouden. Als de echte komt, hang je. Ma Thompson houdt niet van dat soort grappen, weet je.’
‘Ik heb gezegd: stilte,’ zei Pierre, ‘en er niet bijgevoegd dat er uitzonderingen waren.’
‘Doe het niet, Pierre’, smeekte Ann. ‘Het is al vijf over halftwaalf, de echte kan ieder ogenblik binnenkomen.’
‘Ik heb slechts ten dele kennisgenomen van het reglement van dit Instituut,’ zei Pierre, ‘maar ik betwijfel sterk of er een bepaling in voorkomt, die de studenten toestaat hun professoren bij de voornaam te noemen.’
Ann lachte, maar ze was er blijkbaar niets gerust op. Dan ging opeens de deur open, en Ann gilde het uit, en ook de anderen keken angstig wie het was. Maar ze glimlachten verlicht toen ze zagen dat het dikke Georges was, die de
| |
| |
cursus al voor de negende maal volgde, nooit slaagde in zijn examens, maar altijd weer aangenomen werd omdat zijn vader voorzitter was van de raad van beheer van het Instituut. Pierre had hem de avond tevoren ontmoet.
‘Ga naar uw plaats en kom op tijd in het vervolg’, zei hij.
‘Wat doe jij daar achter die lessenaar?’ vroeg Georges, terwijl hij lachend, met de handen in de broekzakken, de trappen van het podium opkwam.
‘Ik zei: ga naar uw plaats’, herhaalde Pierre. ‘En probeer eens uit te maken of er geen mogelijkheid is om uw professor met “u” in plaats van met “jij” aan te spreken.’
Georges bleef halverwege het trapje staan, en hij keek naar Pierre, en dan naar de anderen, en hij zag hen lachen. Dan begreep hij de grap, en hij zei: ‘O!’ en begon mee te spelen. Hij trad terug, boog onderdanig, met de hand op het hart, en zei:
‘Verontschuldig mij, professor. Het was mijn wekker. Mijn wekker was niet afgelopen. Maar ik zal zorgen dat het nooit meer gebeurt.’
Dan stak hij een vingertje in de mond, en vroeg:
‘Moet ik nu in de hoek gaan staan?’
De hele zaal schaterde het uit.
‘Ga naar uw plaats’, zei Pierre.
‘O, dank u, professor’, zei dikke Georges. ‘Ik zal aan moeke vragen of ik volgende keer een appel voor u mag meebrengen.’
En dan ging hij buigend, onder luid gelach, plaatsnemen op een van de banken.
Wat moet ik nu doen? dacht Pierre, terwijl hij hen bezig hoorde. Lady Thompson roepen? Of mijn paspoort laten rondgaan om hen te overtuigen? Of zal ik niets doen, en hen laten geloven dat het een grap is? Ja, dacht hij, dat is het wat ik ga doen, en het wordt de formidabelste grap uit mijn carrière. En als er moeilijkheden uit voortkomen, is het niet mijn schuld. Ik heb hun gezegd dat ik hun professor ben;
| |
| |
als ze het niet geloven, is dat hun zaak. En de dag dat ze de waarheid ontdekken, ga ik een collectie gapende monden en verbouwereerde gezichten voor mij hebben, zoals nog nooit een menselijk wezen er een voor zich heeft gehad. Maar dat moet niet te gauw gebeuren, want zodra ze weten hoe het zit, is het uit met de pret en moet ik me deftig, als een professor, gaan gedragen, en ik hoop met die plezierige troep hier voor mij eerst nog een hoop lol te maken als student.
‘De eerste dichtwerken uit de Griekse Oudheid,’ zei hij, ‘zijn gekenmerkt door een verrassende vormvolmaaktheid. En door die vormvolmaaktheid kunnen we de veronderstelling aanvaarden, dat deze dichtwerken in feite niet de eerste zijn, maar slechts de voortzetting van een min of meer lange traditie, waarvan, tot onze grote spijt, de documenten in de loop der tijden verloren gegaan zijn.’
Toen stak Jim zijn vinger op, en zei, net een klein jongetje: ‘Professor, Eddie stampt altijd tegen mijn benen.’
‘Het is niet waar, professor’, riep Eddie. ‘Jim heeft het eerst gestampt.’
‘Sta op, jij’, zei Pierre.
Jim stond op.
‘Ginder, op de laatste bank tegen het venster’, zei Pierre.
‘Ja, professor’, zei Jim gehoorzaam, terwijl hij op de aangeduide plaats ging zitten.
‘Sta op, jij’, zei Pierre.
Eddie stond schuchter op, en stak een vingertje in de mond.
‘Ginder, in de andere hoek’, zei Pierre.
‘Ja, professor’, zei Eddie onderdanig, terwijl hij naar zijn hoek ging.
De zaal schaterde het uit.
‘We gaan voort’, zei Pierre.
En hij begon te spreken over de Griekse dichtkunst, haalde er anekdoten bij te pas, citeerde grappige verzen, en las beroemde drinkliederen voor. Jongens en meisjes stelden
| |
| |
koddige vragen, die hij even koddig beantwoordde, en het werd een les zoals het Instituut er in zijn hele geschiedenis nooit een gekend had. Het uur was voorbij vóór ze het merkten, en na de les kwamen ze allemaal enthousiast het podium opgezwermd, en overrompelden hem, en wensten hem geluk, en zeiden:
‘Pierre, jij moet beslist professor worden. Je bent er voor geboren.’
En een andere zei:
‘Pierre, dat was een wonderbare sketch die je daar opgevoerd hebt. Je wist het, nietwaar, dat de echte niet zou komen? Je hebt je wat voorbereid.’
‘Ja’, zei Pierre. ‘Ik wist het dat er niemand anders zou binnenkomen.’ Dat is geen leugen, dacht hij. En hij ging lachend verder:
‘Zeg er niets van aan ma Thompson.’
En dan kwam Ann. Ze stond hem met een benieuwde glimlach te bekijken, en zei:
‘Heb je nog meer van die verborgen talenten? Waarom had je er niets van gezegd dat je dit van plan was?’
‘Ik wilde jullie eens verrassen’, zei Pierre. Ook dat was waar, hoewel het helemaal anders verlopen was dan hij voorzien had.
‘Wel, het was een verrassing’, zei Ann. ‘Kun je andere imitaties geven ook, buiten die van een professor?’
‘Ik heb het nooit geprobeerd’, zei Pierre.
‘Je moet vanavond beslist proberen. Er zijn grappige typen genoeg in het hotel, die je kunt nadoen.’
‘Ga je mee, Ann?’ zei daarop Jean de Varsac, terwijl hij Ann bij de arm nam. ‘Hoe vlugger we dineren, hoe langer de namiddag is.’
‘Ja’, zei Ann, en ze liet zich door hem meevoeren.
Pierre ving een triomfantelijke blik op van Jean de Varsac.
Hij keek hen glimlachend na. |
|