Het verschijnsel Bob Evers
(1993)–John Beringen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
I.4 De familiesituatieI.4.1 De familiesIn het eerste deel van de serie worden we gewaar dat de vaders Roos (reder) en Prins (ex-kolonel) vroeger bij elkaar op school gezeten hebben. Vader Evers (motorenfabrikant) is een zakenrelatie van de oude Roos. Jan en Arie blijken bij elkaar in de klas te zitten op de HBS. Met deze informatie wordt aangegeven hoe de drie helden elkaar gevonden hebben. Gaandeweg in de serie komen we redelijk veel aan de weet over de verdere familiesituatie van de jongens.
Zo blijkt vader Arthur P. Roos een man te zijn die een opvallende uiterlijke gelijkenis vertoont met zijn zoon Arie. Net als deze is hij roodharig en dik. Hij is - zoals gezegd - van beroep reder. Huisadres: Singelgracht 745, kantoor: Prins Hendrikkade. Ga naar voetnoot* De moeder van Arie is een vrij dikke vrouw; slechts een paar keer komt zij voor in de serie, te weten in de delen 11, 16 en 36. Voor de rest blijkt Arie een tante te hebben in Amersfoort (deel 12) plus een oom en tante in Australië (deel 13).
De vader van Jan, ex-kolonel J.C.K. Prins, is een man die we excentriek kunnen noemen. Hij is in dienst geweest bij het voormalig Nederlands-Indisch leger; na zijn pensionering echter is hij in zijn doen en laten altijd officier gebleven. Zijn uiterlijk: een kleine man met een witte snor. | |
[pagina 37]
| |
Een moeder blijkt Jan Prins niet meer te hebben; toen Jan nog een klein kind was is zij overleden. Slechts één keer in de serie heeft Jan het over haar, en wel in deel 24 op blz. 177. Hij maakt dan een opmerking over het feit dat zij altijd kon zien of er iemand in haar laden had gezeten. Marianne is de huishoudster van kolonel Prins; zij duikt op in de delen 4, 5, 6 en 27. Haar uiterlijk: een lange magere vrouw met een stomp neusje en één wenkbrauw hoger dan de andere, wat haar een komiek uiterlijk geeft. Het toeval wil dat de familie Prins op de Prinsengracht woont. Ten slotte wordt in deel 8 melding gemaakt van het feit dat Jan een oom heeft wonen in Bilthoven aan de Soestdijkse Straatweg, ten noorden van de spoorwegovergang. Het betreft Munno Prins. Oom Munno is getrouwd en heeft een dochter.
Over de familie van Bob (voluit: Robert Theodore) Evers komen we het minste aan de weet. Zijn moeder komt in de hele serie niet voor, althans, er wordt wel over haar gepraat, maar zij speelt niet mee. De vader van Bob heeft zoals bekend een motorenfabriek. Hij blijkt een korte, gedrongen man te zijn met scherpe, grijze ogen. Verdere familie van Bob: een oom (naam onbekend) die divisiecommandant geweest is onder generaal Omar Bradley. Een tante in Cincinatti.
Wat de jongens gemeen hebben is dat ze alle drie enig kind zijn. In deel 20, op blz. 183, spreekt Bob weliswaar over een broertje (‘mijn broertje zegt altijd: “O, dat wás al”’), maar we mogen aannemen dat Bob deze uitspraak slechts bezigt om de situatie van dat moment te ironiseren. | |
I.4.2 De ouders en de avonturen van hun zoonsHet commentaar dat de vaders Prins, Roos en Evers hebben op de avonturenreeks van hun zoons, loopt uiteen van bewonderende reacties tot serieuze vermaningen. Een enkele keer ne- | |
[pagina 38]
| |
men vader Prins en Roos zelfs actief deel aan de avonturen. Men moet hierbij denken aan de ex-kolonel Prins die zich in deel 5 ontpopt als een hotelinsluiper en de anders zo degelijke pa Roos die zich in deel 15 op de goudjacht begeeft (‘Ik voel me tien jaar jonger’ en ‘Piet Hein, zijn zonen heten Roos’). Over het algemeen blijkt het zo te zijn, dat de vaders diep in hun hart buitengewoon trots zijn op hun jongens. Uiteindelijk geven ze te kennen dat ze zich maar verzoend hebben met het idee dat hun zoons - om welke reden dan ook - een vakantie niet op een normale wijze kunnen doorbrengen. Een en ander wordt bevestigd als de vaders op zeker moment zelf met klusjes komen aanzetten, waarmee zij geen raad weten. Het zal duidelijk zijn dat deze ontwikkelingen een kolfje naar de hand zijn van de drie helden. Pa Roos bijt hierin de spits af door de jongens naar een van zijn vrachtboten te sturen (De Roos en Dekema) in verband met de smokkelaffaire (deel 27, 28 en 29). Daarna is het de vader van Bob die hen naar Honoloeloe stuurt met de opdracht op zoek te gaan naar een gestolen prototype (deel 30). Vervolgens laat hij ze in deel 34 naar Columbia vertrekken ten einde een onderzoek in te stellen naar het reilen en zeilen van een smaragdmijn, waarvan hij, samen met enige zakenvrienden, de exploratie bekostigt. Ten slotte steken de vaders Roos en Prins in deel 36 de koppen bij elkaar en verzoeken Jan, Arie en Bob in Italië hun ogen goed de kost te geven en aldus te proberen een spoor te vinden van de bende die het voorzien heeft op ladingen van buitenlandse vrachtwagens. |
|