Westfriesland, Tessel en Wieringen
(1955)–Herma M. van den Berg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 236]
| |
TesselGa naar margenoot+ Oudh. en Gest. II, blz. 62 e.v.; Teg. Staat viii, blz. 585 e.v.; p. van cuyck, Beschrijving van eenige oudheden, gevonden in een tumulus, of begraafplaats, op het eiland Texel in November 1777, Amsterdam 1780; van der aa xi, blz. 103; s. muller fzn., Regesten van het archief der bisschoppen van Utrecht, 722-1528, Utrecht 1919-'22, nrs. 178, 2351; van den bergh, Oork. Holl. en Zeeland i, nrs. 7, 9, 64, ii, nrs. 313, 502, Suppl. nr. 181; muller en joosting ii, blz. 318; j.c. van der loos, Van het eiland Texel, in: Bijdr. Bisdom Haarlem xlv, 1928, blz. 161; a.w. bijvanck, Excerpta Romana, R.G.P. dl. 73 en 81, 's-Gravenhage 1931 en 1935; oppermann, Fontes Egm. blz. 104; Oork. Sticht Utrecht, nr. 49 en 140; mon. bat. ii, 1941, blz. 181; c.s. ponger in Westfriesch Jaarboek 1-9-1942, blz. 65; j.a. van der vlis, Texel, land en volk in de loop der eeuwen, A'dam-Texel 1949. | |
[pagina 237]
| |
het aanleggen van een zanddijk bij Tessel getrokken. De Staten van Holland stelden een kastelein aan, die tevens de postverbinding met Vlieland had te verzorgen. Het oude Eierlandse Huis, dat op de noordelijke punt van het eiland stond, en dat blijkens verspreide berichten herhaaldelijk verbouwd werd, is tegen het einde der xixe eeuw gesloopt (van der vlis, blz. 163). | |
VerdedigingswerkenGa naar voetnoot1Ten Zuiden van Oude Schild ligt de z.g. OUDE SCHANS, een verdedigingswerkGa naar margenoot+ uit het begin van de tachtigjarige oorlog. Resolutien Staten-Generaal, R.G.P. deel 92, blz. 500; Item, Staten van Holland en Westvriesland;Ga naar margenoot+ l. van den bosch, Tooneel des Oorlogs, 1675, iv, blz. 27; p. chr. bor, Historie der Nederlantschen Oorlogen, 1679, i, viii, blz. 653; g. brandt, Historie van Enkhuisen, 1747, blz. v, 182; d. burger van schoorel, Chronyk van de stad Medemblik, 1767, blz. 252; j. van dam den bouwmeester, Beschrijving van den Helder, 1847; j.w. van sypesteyn en j.p. de bordes, De verdediging van Nederland in 1672 en 1673, 1850; van der aa, viii, blz. 605; Correspondance de Napoleon i, note sur l'Isle du Texel, 1811; a.c.th. gevers leuven, Neerlands Verdedigingsmiddelen, 1869; d. dekker, Ontwikkelingsgeschiedenis en beschrijving der Gemeente Helder, 1875; j.a. van der vlis, a.w.; w.h. schukking, Napoleon en de vestingbouw, meer in het bijzonder in Nederland, in: Genootschap voor Napoleontische Studien, i, 1951, blz. 48; Fig. 62. Oude Schild en de Schans, naar prent bij L. van den Bosch, Tooneel des Oorlogs
a. militaire betekenis en bestemming in de loop der tijden. Als jaar van aanleg vanGa naar margenoot+ de Oude Schans wordt door van der aa, vermoedelijk op gezag van oude kronieken, zoals die van Medemblik door dirk burger van schoorel, Anno 1572 opgegeven. Waarschijnlijk is dit één of twee jaren te vroeg. Op 20 April 1572 immers benoemde Prins Willem I Jonkheer Diederik Sonoy tot zijn Luitenant of Gouverneur van het Noorderkwartier van | |
[pagina 238]
| |
Holland en eerst bij de beschrijving van de mislukte poging van Caspar de Robles, stadhouder van Friesland, in October 1575 gedaan, om het eiland Tessel te overrompelen, deelt Bor mede dat Sonoy ‘op de selve (nl. op Tessel en Wieringen) sekere schansen tot bewaringe van dien hadde doen maken’ en dat over beide eilanden de hopman Wouter Hageman het bevel voerde, hetgeen, wat Tessel betreft, door de Resolutie der Staten van Holland van 3 October 1575 wordt bevestigd. In die van 24 November 1579 is sprake van ‘Cornelis Jansz., ghecommitteert als Drost op het ‘Fort binnen Texel met twintigh Soldaten, die de selve aldaar tot laste vanden Lande sal mogen houden’. Deze kleine bezetting wijst op een vestingwerk van geringe afmetingen, evenzo vinden wij in de Resolutie van 15 Juli 1588 vermeld de opdracht aan de bekende fortificatiemeester adriaan anthonisz, om het bestek te maken voor twee forten ‘soo kleyn als moghelijck is’, op Vlieland en op ‘Huysduynen voor de Heyde’ tot ‘bevrydinghe’ van het Marsdiep. Het jaar 1588 is dat van de ‘Onoverwinnelijke vloot’, welke onderneming blijkbaar aanleiding gaf tot de bouw van genoemde fortjes. Hiervan horen wij later niet veel meer, doch dat op Tessel nam in betekenis toe met zijn taak: de bescherming van de voor de koopvaardij- en oorlogsvloten der Republiek zo belangrijke rede, in de xviiie eeuw ook wel ‘de Moskovische Ree’ genoemd. | |
[pagina 239]
| |
beide nevenwerken, de gehele xixe eeuw door gehandhaafd als onderdeel van de Stelling van den Helder. Haar taak was, in oorlogstijd het bezit van Tessel te betwisten aan een vijand, die met het doel, de Zuiderzee onveilig te maken, daartoe dat eiland als basis zou willen gebruiken. | |
[pagina 240]
| |
1573 door Sonoy weer onder water werd gezet, zou kunnen volgen dat dit Noordelijke gebied, met Tessel en de schans, reeds in dat jaar in kaart zijn gebracht. De Oude Schans komt eveneens voor op de grote kaart van Holland en Westfriesland, in 1621 door balthasar florisz. van berckenrode getekend. Van deze kaart, waarvan het enig bekende volledige exemplaar in het Westfries Museum te Hoorn berust, is een verkleinde reproductie afgedrukt in boxhorn's ‘Toneel van Hollandt’ van 1634, waaraan een latijnse uitgave van 1632 voorafging. De schans vertoont zich hier met vijf bastions, welke vorm zij steeds heeft behouden, al blijkt eerst uit latere afbeeldingen, dat slechts drie bastions vijfhoekig zijn en de overige twee vierhoekig, nl. zg. halve bolwerken, met deze bijzonderheid dat de naar elkaar toegekeerde facen van die bastions een hoek vormen zonder tussenliggende courtine. (Dit weinig voorkomend tracee zou later door de Franse ingenieurs een ‘rentrant’ worden genoemd). | |
[pagina 241]
| |
Directeur-Generaal van Fortificatiën Carel D. Du Moulin. Evenals daarbij is in het Tesselse ontwerp uitgegaan van de in Coehoorn's z.g. ‘tweede manier’ van vestingbouw neergelegde beginselen, welke een overgang vormen van het gebastionneerde naar het getenailleerde stelsel (zie ook Beschrijving Monumenten Gemeente Maastricht, 1e afl. blz. 86). | |
[pagina 242]
| |
Fig. 63. Schans bij Oude Schild. Plan tot verbetering van 1811, Alg. Rijksarchief
| |
Algemene vorm en hoofdafmetingenGa naar margenoot+ Zoals uit de voorgaande geschiedkundige beschouwingen blijkt, hebben de overblijfselen van de aardwerken, pl. CV-219, de vorm van een, aan de zeezijde open, rechthoekig terrein, lang ongeveer 70 en breed ongeveer 50 m, aan de Z.W. en de N.O. zijden begrensd door gedeeltelijk afgegraven, courtine-wallen en aan de N.W.zijde door het nog geheel intact gebleven landfront, bestaande uit een courtine met open doorgang en twee bastions. De afstand van de saillanten dezer bastions, de z.g. buitenpolygoon van het gebastionneerde front, bedraagt, op de waterlijn gemeten, bijna 140 m (50 Rijnlandse roeden); de lengten van de courtine en van de flanken en facen van de bastions zijn, langs de vuurlijn gemeten, onderscheidenlijk ongeveer 60, 10 en 15 à 20 m. Het vóór de courtine gelegen ravelijn, dat geen | |
[pagina 243]
| |
flanken bezit (stelsel van Cormontaingne) heeft twee face-wallen lang 40 en 50 m op de waterlijn van de ravelijnsgracht. Hiervóór en vóór het N. (rechter) bastion van de hoofdwal der schans liggen de beide grote uitspringende wapenplaatsen, welke de hoofdelementen vormen van de enveloppe. De wallen van deze wapenplaatsen hebben op de waterlijn van de buitengracht een lengte van 70 à 75 m. Zij zijn door kleine inspringende wapenplaatsen onderling en aan de Z.W.zijde verbonden met de smalle en lage contrescarp, die aan de Noordzijde direct bij de N.uitspringende wapenplaats aansluit. De profielen van de wallen zijn verschillend naar gelang van de schansdelen, waartoe zij behoren. Men stelt zich voor, bij eventuele restauratie de volgende maten aan te houden, welke thans in ruwe zin reeds aanwezig zijn: | |
hoofdwal en bastionsvuurlijnhoogte boven het terreplein (binnenruimte) van de schans: 5,10 m. bovenbreedte van de borstwering: 4 à 5 m. breedte van de walgang: ongeveer 1,50 m. | |
ravelijnvuurlijnhoogte: 3,60 m. bovenbreedte borstwering: 5 m. breedte banket: ongeveer 1 m. | |
enveloppevuurlijnhoogte: 2,75 m vóór en 2,30 m naast het ravelijn. bovenbreedte borstwering: 7 à 7,50 m. breedte walgang: 1,50 m. | |
contrescarpvuurlijnhoogte: 1 à 1,10 m. bovenbreedte borstwering: 3,50 m. breedte banket: 2 m.
De grachten hebben de navermelde breedten op het watervlak (na rectificatie van de oevers bij restauratie).
hoofdgracht: 20 m. ravelijnsgracht: 10 m. buitengracht: vóór de enveloppe: 15 m. vóór de contrescarp: 3 m.
De op blz. 240 vermelde, reeds in 1780 bestaande, kleine kruitkelder in het noordelijke bastion is nog in vrij goede staat aanwezig, maar de kazernes en putten zijn verdwenen en ook de bruggen zijn in het begin der xxe eeuw opgeruimd en door dammen vervangen. | |
Plannen tot restauratieBij de hierboven bedoelde restauratie zou gevolgd kunnen worden het daarvoor in 1951 door de Nederlandsche Heide-Maatschappij, op verzoek van de Minister van O.K. en W., opgemaakte plan. Dit omvat de volgende verbeteringen van de bestaande toestand: | |
[pagina 244]
| |
| |
Den BurgGa naar margenoot+ j. friesen, Ein Sachsenburg auf Texel, in: Deutsche Zeitung in den Niederlanden, 17 Jan. 1943. J.A. van der Vlis, a.w. blz 24 e.v. en andere op blz. 236 vermelde werken. | |
Wereldlijke openbare gebouwenGa naar margenoot+ Ter plaatse van het tegenwoordige Hotel Texel stond oudtijds het RECHTHUIS, dat in 1841 verlaten werd, toen het raadhuis aan de overzijde gevestigd werd. Ga naar margenoot+ Navorscher 1910, blz. 402; van der vlis, a.w. blz. 58. | |
[pagina 245]
| |
De plattegrond op de tekening van 1734 komt voor een groot deel overeen met dieGa naar margenoot+ van het tegenwoordige gebouw: in de westelijke vleugel kunnen blijkens de muurdikten laat middeleeuwse resten van een voorgaand gebouw verwerkt zijn. In de oostgevel die blijkens de tekening van 1843 trapvormig beeindigd was, is eenGa naar margenoot+ statige omlijste ingang bewaard, pl. CXV-241, bestaande uit twee door bloemslingers omhangen halfzuilen, bekroond door een segmentvormig fronton. In het fronton staan twee thans blinde wapenschilden. Ook het kozijn van de deur is met afhangende vruchtfestoenen versierd. De omlijsting wordt geflankeerd door twee grote xviiie eeuwse vensters met kleine ruitverdeling, op gelijke wijze als het bovenlicht. De omlijsting zelve, die blijkens de wapenschilden de ingang van een particuliere woning omgaf, en uit het midden van de xviie eeuw dateert, is hoogstwaarschijnlijk aangebracht na de verkoop van het pand in 1661 aan H. de Goyer. Twee gevelstenen van het raadhuis staan thans in de hekpijlers van de z.g. ‘Weezentuin’, zie blz. 251.
In het tegenwoordige RAADHUIS dat sedert 1841 in een vroeg-xixe eeuws pandGa naar margenoot+ is gevestigd, worden enige schilderijen bewaard: een groot doek 154 × 214, voorstellende Salomo's Recht, copie naar Rubens (origineelGa naar margenoot+ te Kopenhagen, Museum, cat. 1922, nr 138. een dierstuk, dk. 106 × 134, gem. P. van Schagen, xviic. twee portretten op paneel, Tromp en de Ruyter voorstellend, copieën (?) door G. List 1824. Een ijzeren geldkist, xvii, wordt thans bewaard in het Natuurhistorisch MuseumGa naar margenoot+ ‘In de Dennen’ bij de Koog.
Op het plein voor het oude Schoutenhuis staat een overdekte VISBANK in 1833Ga naar margenoot+ vernieuwd, en voor enige jaren gerestaureerd. | |
Kerkelijke gebouwenDe HER VORMDE KERK, oudtijds de H. Sixtus en de H. Johannes Baptista toegewijd,Ga naar margenoot+ is gelegen op een ruim kerkhof, dat aan de zuidzijde aansluit bij de z.g. Weezentuin, oudtijds de hof van het Tertiarissenklooster van S. Agnes. De kerk behoort met uitzondering van de toren, die burgerlijk eigendom is, aan de Hervormde Gemeente. van der aa ii, blz. 832; joosting en muller ii, blz. 319; N.H. Oudheden ii, blz. 71; Gen.Ga naar margenoot+ en Herald. Ged. ii, blz. 220; en verder op blz. 236 vermelde literatuur. | |
[pagina 246]
| |
Fig. 64. Den Burg. Hervormde Kerk
| |
[pagina 247]
| |
De kerk, fig. 64, bestaat uit een schip van zeven traveeën, dat door hoge slankeGa naar margenoot+ kolommen op achtzijdige basementen in een hoofdbeuk en twee smallere zijbeuken wordt verdeeld. De laatste twee traveeën aan de oostzijde onderscheiden zich, door een geringe versmalling van de zijbeuken. De toren is in het schip ingebouwd en rust op twee kolommen en twee halfkolommen, die door spitsbogen met elkander verbonden zijn. De muren van het schip worden rondom, dus ook aan de oostzijde geschoord door twee maal versneden steunberen. De toren, pl. CXI-231 en CVIII-225, bestaat uit vier nauwelijks versneden geledingen,Ga naar margenoot+ waarvan de twee benedenste zich aan de westzijde onderscheiden door banden van lichter gekleurde kloostersteen, die aan de voet in drie lagen, hoger op in twee lagen en in de tweede geleding in één laag is toegepast. De kloostersteen meet 28 × 8 - 9; de andere baksteen 20-24 × 4,5-5,5, in de derdeGa naar margenoot+ geleding 18-22 × 4,5-5,5, 10 lagen 61, aan de spits 19 × 4-4,5, 10 lagen 50,5. Inwendig bestaat de tweede geleding ± 70 cm boven de bogen uit secundair verwerkte moppen. De ingang wordt door een breed holprofiel omgeven; daarboven zijn een rond enGa naar margenoot+ twee ruitvormige spaarvelden, (oorspronkelijk lichtopeningen?) aangebracht met geprofileerde dagkant en vierpasvulling. De eenvoudig geprofileerde nissen in de tweede geleding hadden blijkens een foto uit 1898, pl. CXI-231, vóór de restauratie van 1936 de tuf(?)stenen tracering deels behouden, bestaande uit twee spitsbogen met toten, rustend op een console in het midden, en bekroond door een cirkel met vierpas. De middenstijl onder de console was toen evenmin aanwezig als thans, nu het bovendeel met baksteen gevuld is zonder tracering. De geleding wordt afgesloten door een spitsboogfries op natuurstenen kraagstenen. De boogjes van het fries dat aan de voet van de derde geleding loopt, waren blijkens genoemde foto uit 1898 samengesteld uit telkens twee met toten behakte schuingestelde bakstenen. Thans is hier een neutraal spitsboogfries aangebracht. De overigens blinde derde geleding heeft vrij dicht boven dit fries nog een tweetal flauw spitsbogig gedekte nissen, wellicht vroegere galmgaten. In de vierde geleding bevinden zich de gekoppelde galmgaten binnen een flauwe spitsboog. Aan de voet van de lage gemetselde spits loopt een eveneens gemetselde balustrade. In de spits is in afwijkende kleur steen het jaartal 1604 aangebracht. De uit vier halfkolommen bestaande pijlers waarop het torenlichaam inwendig rust, rijken tot halverwege de tweede geleding en worden afgesloten door lijstkapitelen. Naar de aanzetten te oordelen, zou de begane grond oorspronkelijk door een kruisgewelf overdekt zijn geweest; aan de westzijde is evenwel geen spoor van een muraalboog meer te onderscheiden. De kerk, pl. CVIII-225, is opgetrokken uit baksteen van uiteenlopend formaat. Aan deGa naar margenoot+ noordmuur 22-24 × 4,5-5, 10 lagen 62, in de oostelijke travee 20,5-21 bij gelijke dikte, doch 10 lagen 57; aan de zuidmuur is dit laatste formaat iets dunner en belopen 10 lagen slechts 55 cm, meer oostelijk echter hier 23-24 × 5, 10 lagen 63. De beide meest oostelijke traveeën vertonen dergelijke steen van 23-24 × 5-5,5, 10 lagen 65, de koorsluiting 23-25 × 5, 10 lagen 62-63. Aan de vleugelmuren ten noorden van de toren meet de steen 24-25 × 5,5 en vormen 10 lagen 71, aan de zuidzijde daarentegen 22-23 × 5,5, 10 lagen 64. Inwendig werd boven de scheibogen secundaire verwerkte tufsteen aangetroffen. | |
[pagina 248]
| |
De waterlijst die bij de versnijding der muren is aangebracht, is van witte zandsteen; alleen bij de zuidelijke ingang, waar de lijst rechthoekig omhoog gaat, bestaat deze uit rode Bremersteen. Aan de noordzijde is om de ingang een dergelijke omlopende lijst bij de restauratie weer aangebracht. Ga naar margenoot+ De spitsbogige vensters hebben een eenvoudig profiel, bestaande uit een hol en een afschuining in de dagkanten. De vensters boven de ingang hebben slechts een afschuining evenals het venster in de zuidwestelijke vleugelmuur, dat wellicht later hersteld is. Het noordelijk venster aan de voorgevel heeft daarentegen een diep hol profiel en is verrijkt met tufstenen blokken in de dagkant. De traceringen waren bij de aanvang der restauratie overal verdwenen met uitzondering van die in het meeste oostelijke venster in de noordmuur, dat gedicht was en in de benedenste helft twee bakstenen kant- en twee middenstijlen behouden had, verbonden door flauwe spitsbogen. In de vensterboog zijn later de aanzetten van de bovenste helft van het harnas gevonden, zodat de reconstructie van de vulling van de koorvensters mogelijk werd. De andere vensters hadden houten kozijnen met grove roeden; de eerste en laatste vensters waren aan beide zijden gedicht. Thans zijn alle vensters aan de noorden zuidzijden met bakstenen vorktraceringen gerestaureerd; aan de westgevel zijn visblaastraceringen toegepast. De oostgevel bevat een groot venster met dergelijke geprofileerde dagkanten als de zijbeukvensters. De top van de gevel is verlevendigd door een nis waarin een cirkel is uitgespaard. Ook in de vleugelmuur die de noordbeuk ten oosten afsluit, was een cirkel uitgespaard, naar analogie waarvan bij de restauratie dit motief aan de zuidzijde is herhaald. Bij de restauratie kwamen vooral aan deze oostelijke sluiting verschillende merkwaardige bouwnaden te voorschijn: in de eerste plaats een van boven tot beneden doorlopende scheur, juist ten zuiden van de noordelijke halfkolom. Daar het oppervlak van de scheur inwendig aan de zijde van de kolom gepleisterd was, moet de oostwand van de middenbeuk later geplaatst zijn in het verlengde van de reeds bestaande oostelijke sluiting van de noordelijke zijbeuk. Een tweede reeds voor de restauratie duidelijk zichtbare naad in de meest noordelijke steunbeer van de sluiting bleek een vensterneg te bezitten met hetzelfde profiel als de overige vensters, waardoor de steunbeer zich kenbaar maakt als een rudiment van een noordelijke muur van een thans verdwenen koor of aanbouw. Aan de zuidelijke helft van de sluiting doen zich geen analoge scheuren voor. Bouwnaden bij de zesde steunbeer doen zich aan noord- en zuidzijde gelijkelijk voor.Ga naar margenoot+ Het inwendige, pl. CXIII-235, heeft opmerkelijke rijzige verhoudingen door de hoge slanke zuilen op zeer hoge achtzijdige voetstukken, die de middenbeuk en de zijbeuken scheiden. De kolommen bestaan uit baksteen, waaronder moppen; de achtzijdige basementen hebben een geprofileerde lijst die in het schip afwisselend uit louter baksteen en uit baksteen met blokken tufsteen bestaat. In de laatste twee traveeën is deze regelmaat onderbroken en zijn bovendien aan de noordzijde de basementen iets hoger dan die in het schip. De halfkolom tegen de oostelijke sluiting heeft een halfvierzijdig basement met hoekversiering. De smalle lijstkapitelen uit natuursteen dragen eenvoudig geprofileerde scheibogen. De wanden zijn onversierd met uitzondering van de laatste twee traveeën, die onder de vensters brede korfbogig gedekte nissen hebben. De kerk is gedekt door houten tongewelven boven het middenschip en halve tonnen over de zijschepen met trekbalken, korbelen en korte muurstijlen. | |
[pagina 249]
| |
Toen de gelegenheid zich daartoe bood, tijdens de restauratie, is in 1952 door de RijksdienstGa naar margenoot+ voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek een opgraving verricht, die aantoonde dat een tufstenen kerkje ter breedte van het tegenwoordig middenschip heeft bestaan op veldkeien gefundeerd, waarvan het opgaand muurwerk in z.g. kistwerk was opgetrokken. Het kerkje had een westgevel ter plaatse van de eerste twee vrijstaande zuilen van de tegenwoordige kerk en was even diep als vier traveeën daarvan. Onder de toren werd een fundering van grote veldkeien aangetroffen waarop de oudste toren gestaan moet hebben. Het kerkje is in de gothische tijd van een nieuw koor voorzien, dat één travee diep was en met vijf zijden van de achthoek gesloten werd. Van het oudste koor waren de sporen vergraven. De kerk bezit: een zwaar beschadigd zandstenen doopvont, pl. CXII-233; de achtzijdige kuip, dieGa naar margenoot+ op een laag voetstuk rust, verbreedt zich naar boven trechtervormig, waar op de zijden grote acanthusbladeren gebeeldhouwd zijn, op de hoeken maskers en stervormige bladeren, xv-xvi; een eenvoudige preekstoel waarvan de kuip en het klankbord, xviiid-xixa;Ga naar margenoot+ een koperen lezenaar uit 1668 en een ongedateerde met het wapen van den Burg, xviii;Ga naar margenoot+ | |
[pagina 250]
| |
Ga naar margenoot+ orgel met geschilderde vleugelstukken waarop muziekinstrumenten zijn afgebeeld; snijwerk aan de hoekvullingen van de kas, xviiid-xixa. Achter het orgel is een opgenomen gordijn geschilderd op de torenwand. Ga naar margenoot+ vier zestienarmige koperen kronen, xvii, met schildjes; Ga naar margenoot+ gedenkbord voor Ds Jac. Hondius, 1728-1785 te den Burg; Ga naar margenoot+ een klok, hoog 98, diameter 114, met opschrift soli deo gloria conradus splinter me fecit enchusae anno domini 1649.
Ga naar margenoot+ De moderne ROOMS-KATHOLIEKE KERK bezit het navolgende zilverwerk: Ga naar margenoot+ een monstrans, pl. CXXI-252, hoog 63,5, met tabernakelvormig middendeel op vier getorste zuiltjes en bekroond door een opengewerkte kroon. Merken: Holland, Amsterdam, jaarletter I van 1671, meesterteken van Joh. Bogaert; Ga naar margenoot+ een kleine gothische kelk, pl. CXXIX-274, hoog 31, xvib, geen merken te onderscheiden. een kelk op zeslobbige voet, hoog 66, met voorstelling van lijdensattributen op de voet, de nodus versierd met engelkopjes, het geheel van het veel voorkomende Bogaert-type; merken: Amsterdam, jaarletter m van 1643, meesterteken van Thomas Bogaert. Op de voet heeft een thans grotendeels onleesbare inscriptie gestaan omtrent de schenking. Ga naar margenoot+ een wierookvat, waarvan nog slechts de schaal oud is en versierd met vervloeiend rolwerkornament, xviib; merken zijn niet te vinden. Ga naar margenoot+ een wierookscheepje van symmetrisch model met Lodewijk xv-ornament, xviiib; merken Holland, Haarlem, meesterteken als Voet blz. 128, geen jaarletter (meer). Ga naar margenoot+ vier kandelaars, hoog 65, van het veelvuldig voorkomende type met schelpornament op de driezijdige voet, midden xvii. Slechts een enkel onherkenbaar merk is op een der kandelaars te vinden. Voorts twee maal twee koperen kandelaars met bolvormige steel en drie koperen Ga naar margenoot+ kronen, xvii. | |
Particuliere gebouwenHet aantal xvie en xviie eeuwse gevels in den Burg is de laatste tijd aanzienlijk geslonken. Het plaatsje bezit nog slechts enkele belangwekkende historische panden.Ga naar margenoot+ Binnenburg 8. Oudtijds gepleisterde trapgevel, die bij restauratie in moderne steen herbouwd is. Slechts de vorm van het klimmende boogfries heeft documentaire waarde. Binnenburg 15 heeft een sterk verminkte en gepleisterde gevel, van dieprode baksteen. In het fries zijn een drietal gevelstenen behouden: twee met een wapen, resp. van Tessel en van Schagen, één met de voorstelling van een berg en het onderschrift goutsberch, xvii. Binnenburg 19 heeft boven een gepleisterde en gewijzigde pui een gedeelte van een bakstenen trapgevel behouden met klimmend boogfries langs de treden, xviia. Ga naar margenoot+ Gravestraat 23, pl. CXV-238. Forse trapgevel met klimmend boogfries, boven een breed, thans gepleisterd fries, xviia. De pui is door het aanbrengen van garagedeuren verminkt; behouden bleef een oude deur met getoogd kozijn. De drie vensters in de top zijn later vergroot en overspannen door bogen met blokken, die inplaats van uit natuursteen, uit gele baksteenblokjes bestaan; de bovenste boogtrommel is met vlechtwerk in rode en gele steen gevuld. | |
[pagina 251]
| |
Koogerstraat i, pl. CXV-239 (vóór de restauratie), is een gecombineerd woon- enGa naar margenoot+ pakhuis, dat onlangs sterk is gerestaureerd. Boven de pui waarin de vensters later niet onaardig gewijzigd zijn, wordt de geveltop, die afgeschuind was, gedragen op een puibalk, en een breed fries van baksteen-vlechtwerk. De top is volgens aanwezige resten van bakstenen pilasters gereconstrueerd met drie treden; de pilasters zijn op de tweede en derde trede verbonden door een overgekraagde boogstelling, die evenals de pilasters op bakstenen kraagstenen neerkomen. In de top zijn jaartalankers 1599 aangebracht; een tweede jaartal 1599 komt voor op het curieus met snijwerk versierde deurkalf, waarop de volgende spreuk te lezen is: die syn oore stopt voort roupen der arme, god sal hem niet ontfermen. Men zou kunnen veronderstellen dat dit huisje daarom een armhuis geweest is; er is evenwel niets van bekend. Inwendig is de oude indeling deels behouden: in het midden een gang, waarnaast rechts boven de gewelfde kelder een opkamer wordt gevonden met bedsteden en balkenzoldering met ravelingen. Links en achter zijn ruime kamers met balkenzoldering en resten van xviiie eeuwse betimmering; verschillende oude deuren en tegels. De zolder onder de oude kap bevat geen kamers; de achtergevel is, hoewel gewijzigd, grotendeels origineel. Steenen Plaats 5 bevat een glazen deur met gezwenkte bekroning met enig snijwerk,Ga naar margenoot+ xviiid. Weverstraat 15 bevat een curieuze houten scheidingswand tussen twee vertrekken,Ga naar margenoot+ die met gesneden festoenen en acanthusranken belegd is, xviib pl. CXIV-237. De omramingen van de panelen zijn gemarmerd, de panelen beschilderd met grauwtjes, voorstellende de vier jaargetijden; de boogvulling stelt een vrouwenfiguur voor omringd door putti, (Vruchtbaarheid?), terzijde twee busten. De schilderingen zijn gesigneerd A. Warmoes Anno 1787. De achterkamer heeft een gestuct plafond met Lodewijk xv-motieven, midden xviii. Op het Huis Braakenstein wordt een geschilderd behang bewaard, dat uit dit pand afkomstig zou zijn. Ook een tweede, met weelderig snijwerk versierde deuromlijsting moet op Braakenstein bewaard worden.
In de pijlers van het moderne toegangshek tot het park, voorheen tuin van het Weeshuis,Ga naar margenoot+ zijn twee gevelstenen gemetseld met de wapens van Tessel en den Burg en Anno 1611 afkomstig van het voormalige raadhuis.
Voor het huis Walerstraat 20 staat een fragment van een gothisch voetstuk, xvi,Ga naar margenoot+ als stoeppaal. Twee stoeppalen xviia zijn van de Binnenburg verplaatst naar het Museum ‘In de Dennen’. | |
De CocksdorpDe HERVORMDE KERK, die kort na de stichting van het dorp in 1835 gebouwdGa naar margenoot+ werd, is uit baksteen opgetrokken in de voor die jaren karakteristieke classicistische stijl. De gevel van het zaalgebouw is geleed door twee geblokte hoekpilasters en een tussen pilasters gevat middenrisaliet en draagt een houten hoofdgestel naar classiek voorbeeld met een fors fronton. Direct achter de voorgevel verrijst een vrij zware vierkante dakruiter met open klokkeverdieping. De zijgevels zijn door steunberen geleed. Het gebouw heeft tijdens de z.g. Russenopstand zwaar te lijden gehad. | |
[pagina 252]
| |
Ga naar margenoot+ De kerk bezit een met snijwerk versierde midden xviiie eeuwse preekstoel, pl. CXII-234, afkomstig uit de in 1822 opgeheven Engelse Kerk aan het Noordeinde te 's-Gravenhage (zie e.j. haslinghuis in die Haghe 1924 blz. 359). De preekstoel, die vrijwel compleet is met trap, achterschot en bekroning, heeft boven een smal consolevormig voetstuk een zeszijdige kuip waarvan de panelen, als vlakken behandeld, belegd zijn met ornament, bestaande uit twee gekruiste, of door een lauwerkrans bijeengehouden takken. Twee forse voluutvormige vleugelstukken flankeren het onversierde achterschot en vormen de overgang naar het klankbord, dat bekroond wordt door een zeszijdig opzetstuk, waarop zes geornamenteerde voluten de bekronende vlampot dragen. Op de hoeken van het klankbord vier dergelijke vlampotten. Op de voorzijde van het klankbord was eertijds een, door ornament omgeven gekroond wapen bevestigd, dat thans verdwenen is. Ga naar margenoot+ Het doophek heeft eveneens zeer goed gesneden ajourpanelen in volle Lodewijk xiv-stijl, xviiia, die afwijkt en enigszins jonger moet zijn dan de decoratie van de preekstoel. De herkomst van het doophek is niet bekend.
Ga naar margenoot+ De ROOMS-KATHOLIEKE KERK bezit: Ga naar margenoot+ een primitieve preekstoel waarin een drietal oude panelen is verwerkt met in hoog relief gesneden evangelisten figuren en hoekstijlen met engelhermen, Vlaams werk, xviib. Ga naar margenoot+ een ajour gesneden communiebank, evenwel dik onder de bruine verf en van achter dicht geplakt. In de compartimenten zijn achtereenvolgens de Tafel der Paaschbroden, de Arke des Verbonds en de Kelk met Hostie tusschen hoornen van overvloed voorgesteld, omgeven en versierd met lofwerk en lambrequin-motieven, Nederlands werk, omstreeks 1700. Ga naar margenoot+ een orgelkas met Lodewijk xv motieven versierd, xviiic. | |
Den HoornGa naar margenoot+ De HERVORMDE KERK is aan de Noordzijde van het dorp, geheel vrij gelegen op een verhoogd kerkhof, waardoor zij van verre zichtbaar is en door haar slanke toren ook voor de zeevarenden tot baken diende. De kerk is eigendom van de Hervormde Gemeente, de toren van de burgerlijke Gemeente.
Ga naar margenoot+ N.H. Oudh., 79; Gen. en Herald. Ged. IV, blz. 5; J. Belonje in Speelwagen 1950, blz. 119 en op blz. 236 vermelde literatuur.
Ga naar margenoot+ Het dicht met klimop begroeide kerkje, fig. 65, pl. CIX-228, bestaat nog slechts uit een drie traveeën diep, thans recht gesloten schip, waar de toren deels ingebouwd is. Ga naar margenoot+ De baksteen van de toren meet beneden 23 × 4,5-5, 10 lagen 65-69,5, hogerop 21,5-22 × 4,5, 10 lagen 60, en in de derde geleding 23-24 × 5, 10 lagen 62. Aan het schip is het steenformaat 24-24,5 × 4-4,5, 10 lagen 54, afgewisseld met gedeelten metselwerk van stenen die 24-26 × 5-5,5, 10 lagen 72 meten. De muurdikte bedraagt ongeveer 80 cm. Ga naar margenoot+ De toren bestaat uit drie door bloklijsten gescheiden geledingen, waarvan de benedenste gevormd wordt door een zeer hoge spitsbogige doorgang, in het midden van een dichting voorzien, waarin de toegang gevat is, zoals in enkele torens in | |
[pagina 253]
| |
Fig. 65. Den Hoorn. Herv. Kerk
Zeeland ook gevonden wordt (Gapinge, Ovezande, 's-Gravenpolder). De door profiel-behakte baksteen gevormde korfbogige ingang is gevat binnen een geprofileerde lage spitsboog in welks veld een opening is uitgespaard. De tweede geleding van de toren heeft aan de westzijde twee hoge smalle spitsboognissen met vorktracering, in de derde geleding zijn aan elke zijde twee geprofileerde spitsboognissen uitgespaard, om de korfbogig gedekte galmgaten. De toren wordt bekroond door een houten naaldspitsje met een omloop op een jongere overkraging. Het inwendige is toegankelijk langs een houten trap in de kerk. De drie traveeën van het schip worden aangeduidGa naar margenoot+ door tweemaal versneden steunberen, die op de hoeken haaks staan; de zandstenen waterlijst is om de steunberen heengevoerd. De spitsbogige vensters hebben een profiel van een hol en een afschuining; de traceringen zijn verdwenen. De oostwaarts gerichte steunbeer aan de zuidzijde, die door een bouwnaad van het overige muurwerk gescheiden is, vertoont vrij laag een vensterneg, wellicht duidend op een wat jongere aanbouw. De noordoostelijke steunbeer is nieuw. De sluitmuur is door ankers 1646 gedateerd. Het consistoriegebouwtje tegen de oostwand is in 1924 vernieuwd. De oostmuur is inwendig gedetailleerd doorGa naar margenoot+ drie lage korfbogig gedekte nissen. De kerk, pl. CXII-232, is gedekt door een oude houten kap met tongewelf, welks laatste spant tegen de tegenwoordige sluitmuur half geprofileerd is. Onder de muurplaat loopt een zaagtandlijst. De sleutelstukken onder de trekbalken zijn op één na origineel. Tegen de noordelijke en westelijke wand is een galerij met balustrade aangebracht op houten zuilen rustend, waarop aan de westzijde het orgel staat. Op de rand van de gaanderij zijn stichtelijk opschriften geschilderd, gedateerd 1707, hetgeen voor de gehele gaanderij kan gelden. Het opschrift is in 1892 vernieuwd. De kerk en de toren zijn in één periode gebouwd, in de loop van de xvie eeuw, wellicht naGa naar margenoot+ de zelfstandig wording der parochie, die in 1569 als zodanig vermeld wordt. | |
[pagina 254]
| |
Ga naar margenoot+ De kerk bezit: drie gesneden friezen, met weelderig arabesken ornament waarin het wapen van Tessel en het jaartal 1670 is verwerkt; twee delen zijn als omlijsting van een tekstbord aangewend, een derde groter fragment is onder de orgeltribune aangebracht. De twee delen kunnen van de preekstoel, het fries onder het orgel van het doophek afkomstig zijn. Ga naar margenoot+ een koperen lezenaar, xviib; een koperen doopbekkenhouder, xvii; een kleine koperen kroon met twaalf armen, xviib; Ga naar margenoot+ een klok, diameter 74, met opschrift: ave maria gratia plena dominus tecum; ricout butudiic fecit, midden xve eeuw. Het Bisschoppelijk Museum te Haarlem bezit een gesneden Mariabeeldje uit deze kerk afkomstig, xva.
Ga naar margenoot+ De Doopsgezinde Kerk gevestigd in een schuurkerk, xviii, bezit twee koperenGa naar margenoot+ kroontjes. | |
De KoogGa naar margenoot+ Ten Zuiden van de dorpsweg is een ongeveer rond verhoogd KERKHOF gelegen, waarop de middeleeuwse kerk gestaan heeft, die in 1415 als kapel van de Westen gesticht, in 1559 tot parochiekerk is verheven. Midden op het kerkhof is een zerk uit 1681 voor een kastelein van Eierland geplaatst; zie Gen. en Herald. Gedenkw. IV, blz. 38.
Ga naar margenoot+ Het tegenwoordige HERVORMDE KERKJE is een bescheiden zaalkerkje dat door ankers tegen de op het Oosten gerichte voorgevel 1719 is gedateerd.
Ga naar margenoot+ N.H. Oudh. IV, 81; Gen. en Herald. Ged. IV, blz. 37 en overige op blz. 236 vermelde literatuur.
Ga naar margenoot+ Het kerkje is opgetrokken van oudere rode baksteen 22-24 × 5-5,5, 10 lagen 66, en heeft gothiserende spitsboogvensters. De achtergevel is gepleisterd; boven de afgeknotte voorgevel, waarvóór in 1928 een ingangsportaaltje is aangebracht, staat een vierkant houten torentje met achtzijdig koepeltje, xixa of xviiib. Het inwendige isGa naar margenoot+ in 1928 hersteld met verlies van oude details. In de toren hangt een onversierde klok zonder opschrift, hoog 44, diameter 57, xviii? | |
OosterendGa naar margenoot+ De HERVORMDE KERK, oudtijds S. Maarten gewijd, is op een verhoogd, omheindGa naar margenoot+ kerkhof gelegen. De kerk vormt de kern van het oude dorp. Rond het kerkhof loopt ringvormig de belangrijkste straat, waarlangs landelijke woonhuizen staan, die deels de groen- en witgeschilderde houten voorschotten behielden. De kerk is eigendom van de Hervormde Gemeente, de toren van de burgerlijke Gemeente. Ga naar margenoot+ N.H. Oudheden IV, 82; Gen. en Herald. Ged. IV, blz. 224; j.f. allan, Het eiland Texel, 1856 en overige op blz. 236 vermelde literatuur. | |
[pagina 255]
| |
Het tamelijk verwaarloosde kerkje, fig. 66, heeft een kruisvormige plattegrond metGa naar margenoot+ vier vrijwel even lange armen, die uit vier verschillende bouwperioden stammen. Tegen de westzijde is een forse, gedeeltelijk gepleisterde toren opgetrokken, die niet in de as van het schip staat; tegen de oostgevel die blijkens jaartalankers uit 1724
Fig. 66. Oosterend. Herv. Kerk
dateert, is een portaaltje gebouwd. De toren bestaat uitGa naar margenoot+ drie weinig versneden geledingen en wordt beëindigd door een klein tentvormig dakje uit het einde der vorige eeuw. De benedenbouw is bepleisterd; hier en daar is te zien dat het muurwerk tot ongeveer 3,5 m uit kloostersteen bestaat, formaat 30 × 8,5-9, 10 lagen 95, afgewisseld met kleinere baksteen. Hogerop vertoont zich vrij kleine baksteen van verschillende soort, die evenals inwendig, meest xviie en xviiie eeuws zal zijn. De benedenste geleding bevat de binnen een rondboog spitsbogig gedekte ingang waarboven een thans gedichte cirkelvormige tracering was beschreven. De tweede en derde geleding zijn gedetailleerd met ongeprofileerde ondiepe rondboognissen, waartussen in de bovenste geleding twee zeer smalle nissen gevat zijn die de galmgaten vormen. Inwendig heeft de toren beganegronds spaarnissen. Het muurwerk van de westelijke arm van het schip is ongeveer 90 dik en bestaatGa naar margenoot+ uit tufsteen die uitwendig alleen aan de noordzijde in het gezicht komt, pl. CXV-240Ga naar margenoot+ en inwendig naast de toren is waar te nemen; het bovenste deel vertoont zeer oud ankerverband bestaande uit afwisselende lagen staande en liggende platen; beneden de versnijding van ongeveer 4 cm zijn tufblokken van 7 à 10 × max. 43 aangewend. De noordwestwand is beklampt, de steunbeer is gelijktijdig toegevoegd. De gehele zuidelijke muur is modern bemetseld. De baksteen van de noordelijke transeptarm meet 22 × 4,5-5, 10 lagen 57-60, de muren zijn 62 dik; de zuidelijke arm 24-24,5 × 5-5,5, 10 lagen 67 bij een muurdikte van 55. De waterslag bestaat uit tufsteen. De steen van de oostelijke arm tenslotte meet 22-23 × 5,5 en wordt afgewisseld met banden tufsteen; de sluitgevel bestaat uit gele baksteen. De noordmuur van de westelijke arm bevat de moet van een klein rondbogig vensterGa naar margenoot+ juist naast het einge later ingebroken venster, dat wellicht een vergroting is van een oorspronkelijk, met het gedichte venstertje gekoppeld exemplaar. Overigens zijn boven de versnijding geen moeten waar te nemen. Beneden de versnijding is dicht tegen de noordelijke dwarspandarm een rondbogige toegang gedicht. In de zuidelijke | |
[pagina 256]
| |
wand is onlangs een nieuw venster aangebracht, waarbij bleek dat deze muur inwendig eveneens uit tuf bestaat. De beide dwarspanden staan koud tegen het schip, de muren worden geschoord door enigszins willekeurig geplaatste steunberen, waar de tufstenen waterslag omheen loopt. De zuidelijke arm heeft aan de topgevel en aan de oostzijde een venster met een eenvoudig profiel behouden; het topvenster aan de noordelijke arm heeft vernieuwde dagkanten. Het enige venster in de oostelijke arm is vrij smal en spitsbogig gesloten; de dagkanten zijn afgeschuind, onderbroken door een sprong. De sluitmuur is door ankers 1724 gedateerd. Ga naar margenoot+ Het inwendige van de kerk is bij herhaalde verbouwingen sterk gewijzigd. In het oostelijk portaal is een deel van een oude nokrib verwerkt met xvie eeuws profiel. In de westelijke arm is een oud schotwerk aangebracht waarin talloze huismerken en een jaartal uit het tweede kwart der xviie eeuw is gekerfd. De westelijke arm wordt door schotwerk van de overige ruimte afgescheiden. Ga naar margenoot+ De westelijke arm is een restant van een tufstenen kerkje uit de xie-xiie eeuw, waartegen in de xve eeuw deels uit oud materiaal de toren is opgetrokken, die in de xviie of xviiie eeuw verhoogd is. allan weet mede te delen dat de toren afgebroken is en vervangen door de tegenwoordige; waarschijnlijk wordt bedoeld ‘grotendeels afgebroken’. De kerk bezit de resten van een eenvoudige inventaris: Ga naar margenoot+ een koperen predikantslezenaar, geschonken door C. Verruhert 1686; een rijkere koperen voorzangerslezenaar, xviib. Ga naar margenoot+ Op het moderne doophek staan de resten van een voormalig doophek: koperen bollen op de hoeken en een eenvoudige koperen doopboog xviib. Op de bollen zijn de initialen f.w.d., g.s.v. en i.p gegrift. Ga naar margenoot+ Voorts een oorspronkelijk twaalfarmige kroon waarvan zes armen verdwenen zijn; op de schildjes staan de namen vermeld van de schenkers michiel jansz. en syn huysvrou neeltien jacobs 1683. Ga naar margenoot+ De klok, diameter 100, draagt het opschrift: mecke meinaertz borgemeister jacop riedwaertz kerckvocht henrick wegewart goet mi in campen anno 1598 luttickebroek. Ga naar margenoot+ De Doopsgezinde schuurkerk uit 1775 bezit een gesmeed ijzeren lezenaar. | |
Oude SchildGa naar margenoot+ De HERVORMDE KERK van Oude Schild is aan de landzijde van het dorp gelegen, en vormt van verre een aardig element in het landschap. Het gebouw is eigendom van de Hervormde Gemeente. Ga naar margenoot+ Gen. en Herald. Ged. iv, blz. 271 en op blz. 236 vermelde literatuur. | |
[pagina 257]
| |
Het schip, fig. 67, is opgetrokken van baksteen formaat 4-4,5 × 22-4, 10 lagen 53,Ga naar margenoot+ die in- en uitwendig onder dikke lagen pleister is verborgen. Het muurwerk van het
Fig. 67. Oude Schild. Herv. Kerk
aanvankelijk rechthoekige zaalkerkje is op gothische wijze geschoord door steunberen; een jaartalcartouche en bovengemelde gegevens stellen de bouw echter op 1650 vast. De vensters zijn rondbogig gesloten en later van ijzeren roeden voorzien. De uitbouw aan de noordzijde is op dezelfde wijze behandeld; een stichtingssteen vermeldt hier: d' opzienders hebben 't huys ten noorden uytgebreyd, en jacob veldhuys heeft de eerste steen geleyd anno 1740. Dit jaartal wordt door muurankers herhaald. De toegang wordt thans aan de oostzijde gevonden, en leidt door een aanbouw die in 1878 werd toegevoegd. Het inwendige van het kerkje wordt gedekt door een houten tongewelf met korbelen en diep doorlopende muurstijlen. Sporen op de balken wijzen op een vroeger vlak plafond dat blauw geschilderd was. De kap over het oudste gedeelte dateert uit de bouwtijd; ten behoeve van de nieuwe kap van de noordelijke uitbouw zijn verschillende spanten afgezaagd. Door het veelvuldig bezoek van zeelieden onder wie de admiraals van de Vloot der Verenigde Nederlanden beleefde het plaatsje en daarmede de kerk een snelle voorspoed, waarvan een aardige inventaris nog spreekt: een eiken preekstoel met goed gestoken fries, waarin cartouches met wapenschildenGa naar margenoot+ zijn voorgesteld, waarop tweemaal een schip, tweemaal een wereldbol en eenmaal het wapen van Tessel, xviib; een koperen doopbekkenhouder met schaal;Ga naar margenoot+ op het onbelangrijke doophek staan twee koperen bollen en een door ornamentale dierfiguren gevormde doopboog met jaartal 1683 en een onbekend wapen. Volgens van arkel en weissman bezat de kerk ook een xviie eeuwse preekstoellezenaar en voorzangerslezenaar die thans niet meer aangetroffen werden. twee grote twaalfarmige kronen met op de schildjes de jaartallen 1677 en 1678 en deGa naar margenoot+ wapens respectievelijk van Cornelis Tromp en M. de Ruyter en een kleine kroon, xviii. vijf koperen wandarmen, waarvan twee met opschrift G.R. Kerkmeester 1743 en Huysvrou van Gerrit Rotting 1743 en twee met een wapen en het monogram J.V.W. een bord met tekst van de Tien Geboden, geschonken door R. Robberts van GlaskoGa naar margenoot+ van Saerdam, 1651, hersteld in 1792. een rouwbord met wapen Lindenhoff en 1758. Onder de zerken is die voor A.C. Kulenkamp opmerkelijk wegens rijke versieringGa naar margenoot+ in Lodewijk xv stijl en de uitvoering in marmer. De zerk is evenwel sterk afgesleten. De Kerk bezit twee gegraveerde Avondmaalsbekers, waarvan de eerste de voorstellingGa naar margenoot+ van Geloof, Hoop en Liefde vertoont, de andere louter ornamentaal versierd is. De ene hoog 17 is gemerkt: Amsterdam, jaarletter n van 1644, meesterteken waarschijnlijk als voet nr. 62 en heeft bovendien een huismerk met de letter i.c. | |
[pagina 258]
| |
onder de voet. De tweede hoog 16,5 is gemerkt Haarlem, jaarletter y van 1643, meesterteken als voet 27). Ga naar margenoot+ In het torentje hangt een klok, diameter 62 met opschrift: me fecit ian albert de grave - amstelodami anno domini 1719.
Ga naar margenoot+ De ROOMS-KATHOLIEKE KERK bezit een zilveren kelk hoog 30 op zeslobbigeGa naar margenoot+ voet met engelkopjes aan de nodus; merken: Holland, Amsterdam, jaarletter h,Ga naar margenoot+ meesterteken s.h., xviiia en een kleine koperen kandelaar, xvib.
Ga naar margenoot+ Het Landhuis BRAAKENSTEIN ten Z.W. van het dorp bij de z.g. Wezenputten (zoetwaterputten ten behoeve van schepen) ontleent zijn naam aan de familie Braak. Ga naar margenoot+ j.f. daarnhouwer in de Speelwagen vii, 1952, blz. 202; van der vlis a.w. blz. 155, en daar genoemde plattegrond door Leendert den Berger, A.R.A., Waterstaatsarchief nr. 1046. Ga naar margenoot+ De betimmering, pl. CXIV-236, omvat een schouw met spiegel en grijs marmeren schoorsteenmantel en ter weerszijden dubbele deuren met supraporten, alles bekroond door een classicistisch hoofdgestel. De spiegel is gevat tussen de twee voluten en bekroond door een vaas met afhangende guirlanden. De supraporten zijn gevormd uit gesneden medaillons hangend aan laurierguirlanden en strikken; eronder gekruiste fakkel en fascenbundel. Alles in wat zware provinciale Lodewijk xvi stijl.Ga naar margenoot+ In de tuin staat een hardstenen voetstuk xviiib-c en twee tuinbeelden, xviii. Ga naar margenoot+ Het eiland Tessel heeft Fig. 68. Boerderij Tessel. Nes O 33
in zijn veelal schilderachtig gelegen, gewitte en groengeschilderde BOERDERIJEN een eigen type behouden, dat evenwel thans snel aan het verdwijnen is. Ga naar margenoot+ m.v.d. vegt, Oude Gebouwen op het eiland Texel in: Het Huis Oud en Nieuw 1909, blz. 161 e.v.; r.c. hekker, De Noord Hollandsche Stolphoeve, Assen z.j., blz. 18-22. Het Tesselse boerenhuis bestaat uit een vierkant hooivak in het midden, waaromheen, evenals bij | |
[pagina 259]
| |
Fig. 69. Boerderij Tessel. Oost 71
Fig. 70. Boerderij Texel. W 4 Tienhoven
het Noordhollandse vastelands type, aan drie zijden dars, paardenstal en koestal zijn geschikt. De woonvertrekken zijn soms evenals bij de meest primitieve friese boerenhuizen in het verlengde van de koestal gelegen en vormen steeds een uitbouw aan de voorzijde, waardoor dit type een overgang zou kunnen vormen tussen het oudste type met losse hooiberg en de stolphoeve waarin alles is samengetrokken. De indeling van het woonhuis heeft twee verschillende typen; één met een voorhuis, dat door de buitendeur direct toegankelijk is en via een schuine gang langs het erachter gelegen woonvertrek naar de koestal leidt, een ander met een gangetje achter de voordeur en twee vertrekjes ter weerszijden, waarvan één boven een kelder is gelegen. Van beide typen zijn nog enkele exemplaren te vinden. Volgens het eerste principe is de grote hoeve Nes O 33 (fig. 68) ingedeeld; het tweede type komt veelvuldiger voor: Oost 71 (fig. 69), Waal 4 (fig. 70) enz.
In vrij gave toestand zijn aldus de volgende boerenwoningen bewaard:
den Burg B 29, B 34, B 46, B 60, B 65 en 66, B 74, B 75, B 85, pl. CVII-223, B 98, B 121, B 141. den Hoorn H 68, H 89, H 111, H 113, Koog K 77. Oosterend O 21, O 28, O 29, O 37, O 91, O 127a. Oude Schild S 12 en S 13. Waal W 30 en W 51.
De POLDERMOLEN van de polder het Noorden, pl. CVIII-227, is in 1878Ga naar margenoot+ gebouwd, en in 1950 gerestaureerd met één oud-Hollandse en één gestroomlijnde | |
[pagina 260]
| |
wiek. Het is een grondmolen met drie pompen bestaande uit een stenen onderstuk met rieten tussen- en bovenstuk. In het dorp Oude Schild staat een KORENMOLEN (1909), bovenkruier met stelling en spruiten bestaande uit een achtzijdig stenen onderstuk met gezwenkt houten, thans met asfaltpapier gedekt, tussen- en bovenstuk. De molen is in de jaren 1942-'45 gerestaureerd. |
|