Westfriesland, Tessel en Wieringen
(1955)–Herma M. van den Berg– Auteursrechtelijk beschermdHoornbeknopte literatuur opgave: th. velius, Chronyk van Hoorn, Hoorn 1604, 4e druk, verm.Ga naar margenoot+ door seb. centen, Hoorn 1740; c.a. abbing, Geschiedenis der stad Hoorn, Hoorn 1842; r.j. fruin, informacie up den staet... van hollant in den jaere 1514, etc, uitg. Mij. Ned. Letterkunde 1866; dez., enqueste ende informatie etc. in den jaere 1494, id 1876; p.l. muller, Regesta Hannonensia, Lijst van oorkonden betreffende Holland en Zeeland (1299-1345), die in het Charterboek van van Mieris ontbreken, 's-Gravenhage 1882; h. kroon en f. kapteijn, Nieuwe Kroniek van Hoorn, Hoorn 1891; r. van marle, Hoorn au Moyen Age, la Haye 1910; w.b. peteri, Overheidsbemoeiingen met Stedebouw tot aan de Vrede van Munster, Alkmaar 1913; c.j. gonnet, Inventaris van het archief der stad Hoorn, Haarlem 1918; p. koster, Hoorn in de middeleeuwen, de economische ontwikkelingsgang van een Westfriesche stad, Amsterdam 1929; j.c. kerkmeyer, Beschrijving van Hoorn, in Bulletin Ned. Oudheidk. Bond ix, 1916, blz. 131 e.v.; h.m. room, Vervolg op de kroniek van Hoorn, Hoorn 1931; b. van 't hoff, Bijdrage tot de dateering van de oudere Nederlandsche stadsplattegronden, in Nederl. Archievenblad 1941-'42, blz. 29 en 97; j.c. kerkmeyer, De historische schoonheid van Hoorn, 5e druk, Amsterdam 1946; c.j. stins, Geschiedenis van Hoorn's klokken en beiaarden, Hoorn 1946; Duizend jaar bouwen, blz. 58. De oudst bekende plattegrond van de stad is die van jacob van deventer, die vóór 1561Ga naar margenoot+ gemaakt moet zijn, daar de toen gedempte Gouw voorbij de kerk nog als water is weergegeven. De kaart berust te Madrid, de minute in het Rijksarchief te Haarlem (facs. uitgave door R. Fruin, den Haag 1916-'23). guicciardini's Beschrijving geeft in de franse uitgave van 1582 voor het eerst een nieuwe plattegrond van de stad met het Z.Z. Westen boven, van onbekende herkomst. In de 4e druk van velius verschijnt een kaart van p. utenwael, gedateerd 1596, die beter bijgewerkt is dan de kaart bij guicciardini. Voor zijn kroniek van de stad maakte velius voorts zelf een kaart, op dezelfde wijze als de voorgenoemde gemeridioneerd, en gedateerd 1615, doch eerst opgenomen in de 4e druk, pl. XLIV-94. | |
[pagina 106]
| |
| |
[pagina 107]
| |
De tweede helft van de xvie eeuw was voor Hoorn een tijd van langdurige politieke onzekerheid; het wisselend krijgsgeluk kostte de stad veel inspanning, doch zij verwierf zich uiteindelijk door haar ligging en door haar groot aandeel in de krijgsverrichtingen een blijvende plaats als regeringsstad. | |
[pagina 108]
| |
| |
Verdedigingswerken en poortenGa naar margenoot+ Aan de west- en noordzijde van de stad zijn de WALLEN afgegraven en gewijzigd in plantsoenen; aan de oostzijde is van de Koepoortsbrug tot de Oosterpoort een pad over de kruin van de gedeeltelijk behouden wallen gelegd, waarvan het profiel aan de parkaanleg is aangepast. In de singelgracht is het beloop van de omgrachting der stad gevolgd.
Ga naar margenoot+ DE MARIA- OF KRUITTOREN is een, aan de noordoostzijde van de stad, tussen de voormalige Koepoort en de Oosterpoort gelegen waltoren, behorend tot de omwalling van 1508. Ga naar margenoot+ velius, blz. 175; N.H. Oudh. i, blz. 69; kerkmeyer, Bull., blz. 147;Ga naar margenoot+ De van baksteen, formaat 21 × 4,5, 10 lagen 58-60, gemetselde toren, fig. 29, pl. XLVI-97, 98, was oorspronkelijk uit de gracht halfrond opgetrokken en is aan de stadzijde toegankelijk van de kruin van de wal af, aan welke zijde de gevel thans beëindigd wordt in puntvorm met vlechtingen langs de zijden. Langs de voet van de Fig. 29. Hoorn. Mariatoren
muren loopt een weinig versneden plint; op een hoogte van vijf meter daarboven aan de grachtzijde, is op een rondboogfries met natuurstenen kraagstenen een weergang uitgebouwd, waarin zes rechthoekige thans door luiken gesloten openingen met natuurstenen dorpels zijn aangebracht. De schietgaten in de toren bestaan uit openingen voor groot vuur, te weten één ter weerszijden bij het talud van de wal, even boven het plint, ter dekking van de walgedeelten tussen de torens, en vijf ter halver hoogte tussen de waterspiegel en weergang, ter dekking van het veld. In de weergang zijn op regelmatige afstanden tussen de openingen schietspleten aangebracht voor musketvuur. Alle schietgaten zijn met natuursteen omgeven. De toren wordt gedekt door een vernieuwde houten kap met leien, die van acht op vier | |
[pagina 109]
| |
schilden overgaat en over de weergang heengrijpt. Bij de restauratie werden aanduidingen gevonden, die bewezen dat de kap ook oudtijds deze vorm had en over de weergang heen op de natuurstenen lijst rustte, die de weergang en de vensteropeningen aan de bovenzijde afsluit. De voorgevel bevat beganegronds de ingangspartij met zij- en bovenlichten, alles gevat in natuurstenen kozijnen, waarboven tussen twee waterslagen een onversierd breed fries loopt, waarin de ontlastingboogjes boven de deur en zijlichten gelegen zijn. Op de verdieping zijn in het midden een venster met middenstijl en ter weerszijden twee openingen als die van de weergang aangebracht, die ver buitenwaarts in de gevel geplaatst zijn, daar zij licht moeten geven in de weergang. In de top werd een klein venster bij de restauratie aangebracht. Alle vensters zijn omgeven door natuurstenen kozijnen. Langs de zijden van de gevel onder de weergang is door vertanding in het muurwerk de aanzet van een steensmuur te zien. Inwendig bevat de toren een overwelfde kelder en een verdieping, van waar uit de vijfGa naar margenoot+ grote schietgaten bediend werden. Van de oorspronkelijke schouw vond men enige aanzetten, volgens welke bij de restauratie een nieuwe schouw gereconstrueerd werd. Aan de beide uiteinden van de weergang zijn nissen uitgespaard, voor de wachters. Het oude deurslot en een ring worden in het Westfries Museum bewaard, cat. h nr. 463a en b.
DE HOOFDTOREN is als verdedigingstoren in 1532 gebouwd ter bescherming vanGa naar margenoot+ het reeds in 1464 ten behoeve van handelsschepen aangelegde houten hoofd, waaraan de toren zijn naam ontleent. Door de ligging aan de zeekust temidden van geboomte en terzijde van de haveningang beheerst de toren het stadsbeeld van zee uit gezien. velius, blz. 81, 237; abbing, blz. 74, 312-314; N.H. Oudh. i, blz. 68; kerkmeyer, Bull.,Ga naar margenoot+ blz. 148. | |
[pagina 110]
| |
Ga naar margenoot+ De vijfhoekige onderbouw van de toren, fig. 30 en pl. XLVIII-100 en XLIX-101, samengesteld uit grote blokken natuursteen, gaat even boven het tegenwoordig straatniveau, via een slechts ongeveer 1 meter hoog tienhoekig gedeelte over in een halfrond, deels natuurstenen, deels bakstenen verdedigingsfront, dat op ongeveer 10 meter hoogte bekroond wordt door een op rondboogfries uitgekraagde weergang, die door het hoog oprijzende dak mede overdekt wordt. Fig. 30. Hoorn. Hoofdtoren
Het muurwerk van de toren bestaat aan de west- en zuidzijde uit blokken Ledesteen, doch aan de Oostzijde uit baksteen, formaat 21,5-22,5 × 4,5-5,5, 10 lagen 58-64 in kruisverband, met speklagen en omlijstingen van schiet- en steigergaten in natuursteen. De merkwaardige overgang van blanke Ledesteen op rode baksteen wordt volgehouden aan de weergang en aan het boogfries daaronder; de kraagsteentjes onder het fries zijn steeds van natuursteen, de boogjes daarentegen geheel van baksteen. De gevel aan de stadzijde is van baksteen en versierd met hoek- en negblokken, speklagen en blokken in de boogfriezen en ontlastingsboogjes. De schietgaten in de toren zijn op verschillende hoogten aangebracht; ter bestrijking van het veld juist boven de waterspiegel, zijn voor groot vuur, zowel in de vijfhoekige onderbouw als in de 10-hoekige zone openingen gespaard, die thans alle gedicht zijn. Op de verdieping zijn eveneens gedichte, grote schietgaten geweest, terwijl in de weergang schietspleten voor musketvuur in elke dam van de kantéling te vinden zijn, begeleid door twee spie- of steigergaten. Een serie kleine openingen op ongeveer een derde van de muurhoogte zal wegens de vorm en de plaatsing eerder als steigergaten dan als schietopeningen verklaard moeten worden. De later aangebrachte vensters op de verdieping, die sedert de restauratie stenen kruiskozijnen hebben, zijn willekeurig tussen en over de gedichte schietgaten geplaatst. Aan de weergang is aan de zeezijde van natuursteen een lichtkooi uitgekraagd.Ga naar margenoot+ Halverwege de muur zijn twee gedenkplaten geplaatst onder een vrij gebeeldhouwde Eenhoorn als wapendrager van het wapen der stad en geflankeerd door de wapens van de Heren, wier namen op het eerste gedenkbord aldus vermeld worden: als regerende burgemeesteren waren de heren thymon velius, mr. françois van bredehoff heer van oosthuisen &c. mr. cornelis de groot en mr. pieter van der graef is dit zeehoft op nieuw gemaekt 1685. De tweede plaat vermeldt: als regerende burgemeesteren waren de heren mr. herman berckhout, | |
[pagina 111]
| |
mr. cornelis christoffel van akerlaken, mr. joan allard schagen, floris abbekerk tromp, is dit zeehooft opnieuw gemaakt in den jare 1755. Van de gevel aan de stadszijde, die een aardige afsluiting vormt van de Italiaanse Zeedijk is de eerste verdieping op een fries van driepasbogen onder een natuurstenen waterlijst uitgekraagd. Als men mag afgaan op een tekening van G. Lamberts bestond dit fries in de xixe eeuw slechts uit vier niet aaneensluitende driepassen. Daar boven gaat een friesvormig gedeelte op, afgesloten door zeshoekige uitmetselingen, waarvan de beëindiging verloren is gegaan door het wijzigen van de gevel tot de tegenwoordige puntvorm. Dit friesvormig gedeelte bevat vier vensters met luiken gesloten, zoals de openingen in de weergang, en wordt bekroond door een rondboogfries met natuurstenen tootjes en gevat tussen natuurstenen waterlijsten. De afgeknotte puntgevel wordt gedekt door een natuurstenen lijst met aanzetkrullen en halverwege twee kleine hogelvormige versieringen. Op de kroonlijst zijn twee vrij gebeeldhouwde leeuwen geplaatst; op het gevelvlak twee jaartallinten met 1532 en 1651. Middenvoor de topgevel is andermaal een lichtkooi uitgebouwd op een kolommetje in siermetselwerk en bekroond door een forse Eenhoorn als schilddrager van het wapen van Hoorn onder een overhuiving. Beganegronds is de toren toegankelijk door een getoogde deur, waaromheen vensters zijn gegroepeerd met natuurstenen kozijnen van vroeg xviie eeuws karakter dat, wellicht samenhangt met de wijziging van bestemming in 1614. Ter rechterzijde is daarentegen een smal hoog venster aangebracht met een door een korfboog gedekte boogtrommel, hetwelk uit de bouwtijd zou kunnen dateren. Aan de oostzijde van de toren is een traptorentje aangebouwd met een stenen wenteltrap, die inwendig eerst bij de tweede verdieping begint. Het benedenste deel van de trap is waarschijnlijk verwijderd ten behoeve van een doorgang naar het Hoofd die op het schilderij van Beerstraten te zien is en waarvan de dichting links aan de voorzijde van de toren te herkennen valt. Wellicht heeft deze wijziging omstreeks 1614 plaats gehad, toen de verdieping voor vergaderruimte bruikbaar werd gemaakt, een gemetselde rechte trap aangebracht werd en de brede doorgang achter de traptoren gedicht werd. De schuinafgedekte aanbouw aan de voet van de traptoren vormde oorspronkelijk de kademuur en was volgens de schilderij van Beerstraten door een gezwenkt tentdakje beëindigd. Boven de voormalige doorgang aan de zeezijde is de halfcirkelvormige bekroning met het wapen van Westfriesland, xviia, behouden: het fries daaronder is wellicht van de gedichte oorspronkelijke ingang aan de oostzijde afkomstig. Het opschrift luidt: gaet in doer die enghe poort / math. viivs. xiii / gheeft de keyser wat hē toebehoort en gheeft god wat / god toebehoort / lucas xx anno d xvc xxxiiii /Op het hoog met leien gedekte dak, waarop enkele kleine dakkapelletjes staan, is in 1651 een klokketoren gebouwd met vrij zware vierkante onderbouw en overhoekse zuiltjes, die de overgang naar het tweemaal verjongde open achtkant bemiddelen, dat bekroond wordt door een spits met een kruis en een oude windvaan in de vorm van een schip, 1660. Het inwendige is beganegronds door een muur en schotten met vensters in laat 18deGa naar margenoot+ eeuwse trant tot kamers verdeeld. In het vertrek op de verdieping herinnert een gesneden eiken wandkastje nog aan het verblijf van de Noordcompagnie alhier. Een tweede kastje en gesneden schouwlijst met voorstellingen uit het walvisbedrijf hebben een plaats in het Westfries Museum gekregen, cat. 1934 h 104 en 81. | |
[pagina 112]
| |
De oorspronkelijke kap dekt de zolder, waarvan de weergang niet is afgescheiden.Ga naar margenoot+ In het torentje hangen twee klokken: een diam .52 en hoog 48, versierd met een rand van palmetten en opschrift: jhesus maria anno dni mcccccxxii. De andere heeft een diameter van 106,5 en is 82 hoog; tussen randen met mythologische voorstellingen en een met engelenkopjes is het opschrift: sit nomen domini benedictum f. en p. hemony me fec zutphaniae anno domini 1646, te lezen. Het bijbehorend uurwerk is oud.
Ga naar margenoot+ DE OOSTERPOORT is de enige bewaard gebleven stadspoort, en gaf in de omwalling van 1577 aan de oostzijde toegang tot de stad. Ga naar margenoot+ velius, blz. 456 en 546; Eerste Verslag van de Verrigtingen van de Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst, 1875, blz. 5 e.v.; N.H. Oudh. i, blz. 68; f. vermeulen in Oudh. Jaarb. 1937, blz. 66; j.c. kerkmeyer, Bull., blz. 151. Ga naar margenoot+ De flauw gebogen poortdoorgang, fig. 31, wordt overspannen door drie onderling verschillende, gedrukte netgewelven tussen met natuursteenblokken versierde korfboogvormige scheibogen. De gevel aan de stadzijde is met bergstenen details verrijkt, pl. XLVI-96. Die aan de landzijde, fig. 31a, pl. XLVII-99, is vrijwel geheel met natuursteen bekleed en naar Italiaanse voorbeelden volgens een geometrisch schema ontworpen. De segmentvormig gedekte poortdoorgang is gevat tussen een dubbele Toscaanse pilasterstelling op piedestals, waarboven een eenvoudig hoofdgestel. De onderlinge afstand van de pilasters wordt bepaald door de afmeting van de poortdoorgang, met dien verstande dat de doorgetrokken diagonalen van de rechthoeken waaruit de poortdoorgang is samengesteld, bepalend zijn voor de plaats, waar de pilasters onder het hoofdgestel geplaatst zijn. De verhouding van de onderdelen der pilasterstelling is volgens de Toskaanse orde bepaald. De versiering bestaat aan de piedestals uit vlak rolwerkornament; over de pilasters lopen op afstanden van zes lagen baksteen vijf rustica banden, die zich op het muurwerk en langs de poortingang voortzetten. Tussen de beide pilasters zijn ter weerszijden aedicula met segmentvormige bekroning geplaatst, waarvan de benedenste tussen diamantkopblokken een zandstenen vuurmond en de bovenste een met schelpmotief beëindigde blindnis bevatten. In de zwikken | |
[pagina 113]
| |
Fig. 31. Hoorn. Oosterpoort
| |
[pagina 114]
| |
naast de poortdoorgang zijn rolwerkcartouches aangebracht. In de kroonlijst staan vier wapenschilden waarvan twee het blazoen missen en de andere de wapens van Hoorn
Fig. 31a. Oosterpoort. Gevel landzijde.
en Westfriesland dragen; boven de poortdoorgang leest men het opschrift: nil prosvnt vigilvm excvbiae, nihil arma, minaeqve / mvrorvm ingentes ravcaeve tonitrva cannae 1578 / ni devs hancce velis regere ac tvtarier vrbem. De gevel aan de stadzijde bestaat uit baksteen, verlevendigd door zeven rusticabanden en dergelijke blokken langs de poortomlijsting. Het hoofdgestel wordt hier gedragen door een enkele Toskaanse pilasterstelling op onversierd bakstenen piedestal en bevat drie wapenstenen waarvan alleen dat met het wapen van Holland gespaard is; de beide andere zijn afgehakt en modern beschilderd, het een met de wapens van Philips ii tussen twee nog gespaarde, het schild flankerende zuiltjes, het andere met dat van Prins Willem i. Terzijde van het middelste wapen staat op rolwerkcartouches het bouwjaar anno 1578 vermeld. De zwikken terzijde van de poortopening zijn met bladmotieven van natuursteen versierd. Evenals aan de landzijde bestaat de sluitsteen hier uit een leeuwenmasker. Het karakter van de poort is in 1601 aan de destijds in Noord Holland in zwang rakende vorm van stadspoorten aangepast, door verhoging met een verdieping, die als wachterswoning dienst deed (vgl. voormalige Oosterpoort te Edam, Ketenpoort te Enkhuizen en Friesche Binnenpoort te Alkmaar). Het muurwerk van de bovenbouw is, naar de tijdstijl verlevendigd door hoekblokken, de gootlijst wordt gedragen door gesneden houten consoles, het vierzijdig schilddak is doorbroken door kleine kapellen en bekroond door een open dakruitertje. Op het kalf van de deur aan de zuidwestzijde staat het jaartal 1601. De details zijn bij de restauratie met wat teveel nadruk hersteld.Ga naar margenoot+ De brug, eertijds van hout, was aan de landoever van de gracht door een eenvoudige poortomlijsting toegankelijk. In 1763 werd de tegenwoordige stenen brug met smeedijzeren leuning gebouwd, die het gebogen beloop van de poortdoorgang over het water voortzet en met zeven halfronde bogen de gracht overspant. Een jaartalsteentje geeft het bouwjaar aan. | |
Bruggen en sluizenGa naar margenoot+ Tussen de Korenmarkt en de Bierkade ligt een houten klapbrug, oorspronkelijk uit 1558 daterend, en herhaaldelijk vernieuwd, het laatst in 1937. | |
[pagina 115]
| |
De klapbrug naar de Veermanskade, oorspronkelijk uit 1564, is in 1929 door een ijzeren vervangen, evenals de klapbrug tussen het Grote en het Kleine Oost, die in 1925 in ijzer vernieuwd werd. De houten klapbrug over de Turfhaven moet in aanleg ook xvie eeuws zijn en is in 1950 voor het laatst, wederom in hout vernieuwd. De gemetselde boogbrug over de Appelhaven, oorspronkelijk in de xve eeuw aangelegd, dateert in zijn tegenwoordige vorm uit 1783. Tussen het Koepoortsplein en de Noorderstraat is in 1508 een gemetselde boogbrug gemaakt, die in zijn tegenwoordige vorm uit 1769 kan dateren (vgl. Speelwagen, 1947, blz. 286). De brug bij de Oosterpoort is hierboven vermeld. Bij de Veermanskade ligt over de haven een draaibrug uit 1824. De sluis bij de Hoofdtoren is op blz. 107 en 109 vermeld.Ga naar margenoot+ | |
Wereldlijke openbare gebouwenHET ADMIRALITEITSPOORTJE is het enig overblijfsel van het AdmiraliteitsgebouwGa naar margenoot+ of Prinsenhof, dat zich oudtijds tussen het Kerkplein en de Gravenstraat moet hebben uitgestrekt. Het poortje staat in de noordoosthoek van het Kerkplein en sloot aan bij het Oude Vrouwenhuis (zie aldaar). velius, blz. 472/3, 532/3; N.H. Oudh. i, blz. 72; joosting en muller ii, blz. 330; j.c. kerkmeyer,Ga naar margenoot+ Bull., blz. 169. Het poortje, pl. LXXXI-170, bestaat uit baksteen met natuurstenen banden, blokkenGa naar margenoot+ en lijstwerk en kenmerkt zich door de versiering met C en S voluten in de hoogopgaande bekroning. De doorgang wordt geflankeerd door twee pilasters met voor één derde gevulde cannelures en gesteld op basementen met een grillig rolwerkornament rondom leeuwenmaskers. De voluten van de top omgeven, met soepeler buiging dan men in dit soort ornament gewoonlijk aantreft, een schild met twee ankers en de letters p(ungo) p(ro) p(atria) als embleem van de Admiraliteit. De bekroning wordt door een aediculum met schelpvulling gevormd. Volgens de tekening van Pronk werd de top door twee wapenschilddragende leeuwen geflankeerd. | |
[pagina 116]
| |
Ga naar margenoot+ DE KAMER VAN DE OOSTINDISCHE COMPAGNIE, is een aan de zuidzijde van de Muntstraat gelegen gebouw met een conciergewoning en een plaats aan de Wisselstraat; sedert het midden der xixe eeuw zijn de panden als schoolgebouw in gebruik; zij behoren in eigendom toe aan de Gemeente Hoorn. Ga naar margenoot+ velius, blz. 518; abbing, blz. 12; N.H. Oudh., blz. 72; j.c. kerkmeyer, Bull., blz. 170; j.c. kerkmeyer, De gebouwen van de Oostindische Compagnie te Hoorn, in Oudheidkundig Jaarboek 1928, blz. 103; a.l. (oosjes), De gebouwen der Oostindische Compagnie, in Buiten, 1918, blz. 154. Ga naar margenoot+ Het pand, pl. LXXIII-149, bestaat uit twee delen, een hoofdgebouw met brede bakstenen gevel en rechte kroonlijst en een smalle linkervleugel bekroond door een fors driehoekig fronton. De gevel van het hoofdgebouw wordt door hoekpilasters en een weinig uitspringend middenrisaliet geleed; boven de rechte kroonlijst wordt het vrij hoge dak doorbroken door een drietal dakkapellen met segmentvormig fronton en beëindigd door forse schoorstenen op de hoeken. De smallere gevel van het linkerpand, dat hoewel rechtstreeks belendend, met vier buitenmuren is opgetrokken, is niet geleed, doch draagt in het fronton een rijke versiering van beeldhouwwerk in hout, waarin het embleem der Compagnie door putti gedragen wordt. In het middenrisaliet van de hoofdvleugel bevindt zich de ingang, die het aantrekkelijkste detail van de gevel vormt door de groepering van boven- en zijlichten rond de deur, het even gebogen fronton en de gesneden festoenen met dierfiguurtjes naast het bovenlicht; ervoor een lage dubbele stoep met smeedijzeren leuning. Terzijde van het middenvenster op de verdieping zijn twee afhangende festoenen aangebracht met op wapenschilden de emblemen van de Compagnie. De vensters in de gevel die door een flink uitspringende bovendorpel geaccentueerd zijn, hebben een xixe eeuwse roedeverdeling inplaats van de kruiskozijnen, die op de tekening van Pronk worden weergegeven. Ga naar margenoot+ Inwendig is de oude indeling geheel verloren gegaan, afgezien van een houten binnenpoortje, waarachter oudtijds de trap gelegen moet hebben en dat in een doorbroken fronton de emblemen van de Compagnie draagt. De vergaderzaal van de H.H. Bewindhebberen moet in het linkerpand geweest zijn, daar het schoorsteenstuk door Joh. de Baen uit 1682 met de betimmering daaruit afkomstig, dat thans in het Westfries Museum berust, cat. h 1934, nr. 82, en cat. a 1942, nr. 1, in de zeer hoge zaal van dit gedeelte beter past dan in de lagere vertrekken van het hoofdpand. Het museum bewaart tevens twee portretten, blijkens een ander exemplaar uit 1631 daterend, voorstellende J.P. Coen en zijn echtgenote, Eva Ment, wellicht uit de Compagnieskamer afkomstig, en toegeschreven aan J. Waben, cat. a 1942, nrs. 33 en 34. Een betimmering uit de conciergewoning is naar het Stadhuis overgebracht (zie aldaar). | |
[pagina 117]
| |
DE PAKHUIZEN VAN DE OOSTINDISCHE COMPAGNIE, staan met de voorgevelGa naar margenoot+ aan de kade langs de Oude Turfhaven, Boompjes genaamd; de zijgevel van het rechterpand vormt de gehele straatwand van de Pakhuisstraat, zodat het pakhuis met de achtergevel aan de Vest uitkomt. De panden zijn sedert kort Gemeentelijk eigendom. N.H. Oudh. i, blz. 72; j.c. kerkmeyer, Bull., blz. 172; dez. De gebouwen van de OostindischeGa naar margenoot+ Compagnie te Hoorn in Oudheidkundig Jaarboek 1928, blz. 103; e. neurdenburg, De zeventiende eeuwse beeldhouwkunst in de Noordelijke Nederlanden, Amsterdam 1948, blz. 44/6. De ruime pakhuizen verheffen zich met twee hoge bakstenen trapgevels aan deGa naar margenoot+ Boompjes pl. pl. LXXIII-148. De gevels zijn geheel onversierd. Het getoogde deurtje, met jaartalcartouche 1606 en de afbeelding van een geopende baal, is origineel. Overigens zijn bij de restauratie alle vensters vernieuwd, ongeveer ter plaatse waar later aangebrachte grote vensters de moeten van oude zolderluiken en vensters geheel hadden doen verdwijnen. Alleen de ontlastingsboog in de top en de waterslagen waren in het oude muurwerk nog te vinden; voorts hebben de originele kozijnen in de achtergevel van het linkerpand, dat behouden is gebleven, tot voorbeeld gediend. Deze achtergevel is puntvormig beëindigd met vlechtingen langs de zijden. De achtergevel aan de Vest heeft trapjes als de voorgevels en boven de vensters ontlastingsboogjes. De voorgevel van het linkerpand bevat een zeer grote gevelsteen met de voorstellingGa naar margenoot+ van twee zeilende schepen en het toegevoegde opschrift V.O. Compagnie, die door Dr. Neurdenburg aan de werkplaats van Hendrick de Keyser wordt toegeschreven. Inwendig bevat het rechterpand nog slechts een schoorsteenmantel van zwart marmer met de initialen van de Compagnie xviiid. DE KAMER VAN DE WESTINDISCHE COMPAGNIE is gelegen aan de BinnenluiendijkGa naar margenoot+ en wordt thans als Logegebouw gebruikt door de Vrijmetselaars. j.c. kerkmeyer Bull., blz. 173; dez., Het gebouw van de West Indische Compagnie te HoornGa naar margenoot+ in Oudheidkundig Jaarboek 1928, blz. 178; h.j. room, Vervolg, blz. 19. | |
[pagina 118]
| |
Ga naar margenoot+ De brede bakstenen gevel wordt geleed door gladde hoekpilasters en een middenrisaliet, waarvoor een brede dubbele stoep naar de ingangsdeur leidt. Boven het middengedeelte draagt de rechte kroonlijst een driehoekig tympaan met snijwerk in hout rond een medaillon met de initialen van de Westindische Compagnie. Het dak is laag en heeft twee schoorstenen op de hoeken; over de beide oude panden zet het zich als dubbel zadeldak voort tot de topgevels, waarmede de achtergevel beëindigd is. De brede vensters in de voorgevel zijn door roeden in vrij grote vakken verdeeld; de oude vleugeldeuren, waarboven het raam met een sierlijk snijwerk is versierd, wordt door eenvoudig lijstwerk omgeven. Ter weerszijden van het middenvenster op de verdieping zijn afhangende draperievormige festoenen met beschilderde wapenschildjes aangebracht waartussen het jaartal mdcclxxxiv wordt vermeld.Ga naar margenoot+ Inwendig is de hal versierd met fijn stucwerk uit 1783, waarin emblemen van Handel en Scheepvaart zijn verwerkt; de schoorsteenmantel in de rechtervoorkamer is met een Lodewijk xvi vaasmotief versierd. Uit de xviie eeuw bleven enige gesneden sleutelstukken bewaard.
Ga naar margenoot+ HET STATENCOLLEGE is het gebouw dat aan de westzijde van de Rode Steen door zijn hoge bijzonder rijke gevel alle aandacht trekt en waarin sedert 1877 het Westfries Museum is gevestigd. Het gebouw is Rijkseigendom. Ga naar margenoot+ velius, blz. 35, 66, 413, 631; abbing, blz. 9, 18; N.H. Oudh. i, blz. 69; j.c. kerkmeyer, Het Westfriesch Museum, in Het Huis Oud en Nieuw, 1912, blz. 249, 297, 308; dez. Bull., blz. 158; J.J. Vürtheimer in De Navorser 1919. | |
[pagina 119]
| |
werd besloten; deze bleek van zo ingrijpende aard te moeten zijn, dat de gehele voorgevel gesloopt werd. Evenals de Waag aan de overzijde van het plein werd ook deze gevel in duurzamer hardsteen herbouwd ter vervanging van de oorspronkelijke Naamse steen. Inwendig werden de kap en vrijwel alle balklagen vernieuwd; de kozijnen werden in oude trant hersteld.De pronkgevel aan de Rode Steen, pl. LVII-116, bestaat geheel uit hardsteen metGa naar margenoot+ uitzondering van de leeuwen, die uit zandsteen gehakt zijn. De gevel is in een pilasterordonnantie opgetrokken en drie traveeën breed. Boven een vrij hoge borstwering heeft de eerste orde Toskaanse kapitelen met een gebombeerd hoofdgestel; boven de drie vensters zijn in de halfcirkelvormige boogtrommels schelpvulling aangebracht. Tussen de pilasters der Dorische orde op de verdieping bevinden zich twee vensters met korfboogvormige boogtrommels, die versierd zijn met maskers en voluten. In het midden prijkt hier in een rijk cartouche het wapen van Westfriesland. De zich tweemaal trapsgewijs verjongende geveltop wordt door een doorbroken fronton bekroond; op de trappen en naast en in het fronton fungeren naast smalle voluutvormige klauwstukken zeven gebeeldhouwde leeuwen als schilddragers van de wapens der zeven steden Medemblik, Edam, Hoorn, Alkmaar, Enkhuizen, Monnikendam en Purmerend. In de bovenste geleding van de geveltop zijn bovendien nog twee krijgers gebeeldhouwd, als tenanten van het gekroonde wapen van Oranje, met de spreuken: ‘Honni soit qui mal y pense’ en ‘Je maintiendrai’. Fig. 32. Hoorn Statencollege, thans Westfries Museum
Het gesmede hek, pl. LVI-113, dat zich vóór deGa naar margenoot+ linkergevel ter hoogte van de borstwering voortzet, is in luchtig Lodewijk xiv ornament door j. uljé ontworpen en draagt diens naam en het jaartal 1729. Voor het hek staan drie kanonmonden in de grond, xviii. De toegang tot het gehele gebouw, fig. 32, moet van oudsher in het rechtergedeelte gelegen hebben, dat met een eenvoudige natuurstenen gevel in laat xviiie eeuwse trant achter het voorplein terug wijkt. De gladde gevel heeft een rechte kroonlijst, waarboven een opzetstuk met rond zoldervenster het afgewolfde dak verbergt, dat slechts het voorste gedeelte van dit pand dekt, en met een geveltop halverwege de diepte van het gebouw afgesloten wordt (fig. 32, ab). Het achterdeel wordt mèt het achterste deel van het linkerpand door een dwars zadeldak tussen topgevels gedekt, naar de vorm van het oude Proostenhuis. Het linkerpand van het complex heeft een zadeldak tussen de voorgevel en de topgevel cb (fig. 32), met een aantal geheel vernieuwde dakkapelletjes op het noordelijk vlak. De achtergevel is gedeeltelijk in 17e eeuwse trant opgetrokken, het overige deel in xviiie eeuwse steen in kruisverband. De zijgevel aan de Proostensteeg vertoont een bouwnaad tussen het voorste gedeelte en de sluitgevel van het dwarsgedekte deel. | |
[pagina 120]
| |
Het voorste gedeelte is door waterlijsten doorsneden, overeenkomstig de ligging der balklagen in het inwendige; de kruisvensters zijn bij de restauratie aangebracht naar voorbeeld van enkele bewaard gebleven exemplaren; zij zijn omlijst door blokken natuursteen en hebben verdiepte korfboogvormige boogtrommels eveneens met blokken versierd. Ga naar margenoot+ Inwendig wordt in het hoofdgebouw beganegronds de vergaderzaal der Heren Gecommitteerden gevonden. Bij de restauratie werden tegen de voorgevel achter een latere betimmering xviiid, cat. h 1934, nr. 34, twee oorspronkelijke sleutelstukken en consoles gevonden met de wapens van Purmerend en Westfriesland, pl. LVI-114 en 115. Naar dit voorbeeld werden de andere vernieuwd. De schouw werd geheel nieuw aangebracht, slechts de raveling was gespaard. Boven deze vrij hoge zaal wordt op de verdieping een even grote dergelijke zaal aangetroffen, die men langs een oude eiken spiltrap met betimmering (cat. h 1934, nr. 32) bereikt. In het achterste gedeelte van het gebouw zijn ter hoogte van deze twee zalen, drie verdiepingen aangebracht van geringere hoogte, waartoe dezelfde spiltrap toegang geeft. Het achterste deel van het gebouw is inwendig van het voorste deel slechts in het hoofdpand duidelijk gescheiden. Onderin deze scheidingsmuur vindt men een niet meer in gebruik zijnde nauwelijks begaanbare toegang tot een door een tongewelf overkluisde middeleeuwse kelder (zie plattegrond). Het terugliggende gedeelte van het gebouw bevat de ingang met een ruime hal en geeft links door een marmeren poortje in laat xviiie eeuwse trant toegang tot het hoofdgebouw en de trap. De verdiepingen corresponderen niet met die van het hoofdgebouw en niettegenstaande het dak ter halver diepte van het pand door een sluitgevel wordt beëindigd, lopen inwendig de balklagen ter volle diepte door. De achterste kamer beganegronds van het linker gedeelte is geheel betimmerd met paneelwerk, versierd met afhangende slingers in Lodewijk xvi-trant. Het bijpassend plafond is eveneens uit hout gesneden, alles xviiid, cat. h 1934, nr. 35. In de Museumcollectie berusten nog enige oorspronkelijke stukken van de gevel van het hoofdgebouw en de oude windvaan, cat. h. 1934, nrs. 491, 457. Ga naar margenoot+ Bij ‘Geschiedenis’ werd de groei van het gebouw van Proostenhuis tot Statencollege behandeld. Uit de vorm der daken en het materiaal van de zij- en achtergevels valt een nauwkeuriger verdeling van bouwperioden af te lezen. Het dwarsdak over het achtergedeelte wijst er op, dat men het muurwerk van dit gedeelte aanvankelijk behield, tijdens, en kort na de bouw van de voorste gedeelten in 1631-'32. Toen deze panden gereed waren, ging men er toe over het achterdeel te vernieuwen; de oude kelder bleef behouden en de achtergevel werd op deze oude fundamenten herbouwd. Waarschijnlijk is hier de woning van de klerk geweest, die volgens Abbing in 1636 aan de Proostensteeg werd gebouwd. Aan het einde van xviiie eeuw moeten vervolgens de voor- en achtergevel van het terugliggende gedeelte vernieuwd zijn en werd de woning van de klerk bij het hoofdgebouw getrokken, waarbij de aardige Lodewijk xvi-betimmering werd aangebracht. Ga naar margenoot+ HET STADHUIS is gevestigd in een complex gebouwen aan de Nieuwsteeg en Nieuwstraat en heeft een representatieve dubbele trapgevel aan de Nieuwstraat, juist tegenover de Muntstraat. Ga naar margenoot+ velius, blz. 19, 27, 547/8; Tegenw. Staat ii, blz. 421; abbing, blz. 318; N.H. Oudh., blz. 66; gonnet, nr. 805; kerkmeyer, Bull., blz. 165. | |
[pagina 121]
| |
Het oudste gedeelte wordt gevormd door de voormalige Ceciliakapel, fig. 33, dieGa naar margenoot+ georienteerd, met de noordmuur langs de Nieuwsteeg is gelegen. De eenbeukige kapel is zeven traveeën diep en werd oorspronkelijk gesloten met drie zijden van een achthoek; door de inwendige verbouwingen is dit nog slechts in de kap en het op de verdieping resterende muurwerk te constateren. Bij het inbrengen van de zaal in de kapel werd een rechte sluitmuur aangebracht, waarboven de kap intact werd gelaten en het bovenste gedeelte van de koorsluitingsmuren op binten werd opgevangen. Het muurwerk dat niet door steunberen geleed is, bestaat uit baksteen, formaat 23 × 5, 10 lagen 62 met schaarse versiering van blokken Ledesteen aan de westelijke hoeken. In de westelijke wand is een gedeelte later ingemetseld, waardoor eventuele sporen van de ingang verloren zijn gegaan. Het metselwerk in de vensterdammen van het westelijke gedeelte aan de tuinzijde is met ruitpatronen versierd. Van de zeven spitsbogige vensters zijn aan de straatzijde de vier oostelijke gedicht; aan de tuinzijde zijn de drie westelijke gedicht en van de vier oostelijke bestaan alleen de bovengedeelten; daaronder zijn op regelmatige afstanden evenwel niet corresponderend met de oude resten, halfronde boogtrommels van xviie eeuwse vensters te zien, die men in het einde van de xviiie eeuw van hoge smalle kozijnen met schuiframen heeft voorzien. De gothische vensters hebben eenvoudige holgeprofileerde dagkanten; onder de afzaten loopt een natuurstenen waterlijst, die zich in de derde muurdam een meter lager voortzet, hetgeen te verklaren zou zijn, indien in het westelijk gedeelte een verdieping ingebouwd was. Inderdaad vindt men inwendig op deze hoogte een oude balklaag met tegen de noordmuur enkele gesneden sleutelstukken, die afkomstig kunnen zijn van een ten dienste van het vrouwenconvent in deze kapel aangebrachte z.g. nonnengalerij. | |
[pagina 122]
| |
Het dak is met leien gedekt en draagt op de nok, ongeveer daar waar de ingebouwde verdieping moet hebben aangevangen een houten met lood gedekt dakruitertje met open peervormige bekroningen. De kap is inwendig nog geheel intact met de gesneden rozetten onder de nokbalk en de versierde, deels vernieuwde binnenmuurplaten en trekbalken met geprofileerde sleutelstukken. Een beschieting van het tongewelf ontbreekt; ook zijn geen aanwijzingen te vinden, dat deze ooit bestaan heeft. Bij de sluiting komen inplaats van vier schinkels er zes bijeen doordat de laatste travee als kruisgewelf behandeld is en de schinkels van de koorsluiting op dit knooppunt samenkomen. Ga naar margenoot+ Door een muur die ongeveer vóór de oude nonnengalerij moet zijn opgetrokken, wordt het inwendige thans in twee delen gescheiden. Het westelijke gedeelte is geheel vertimmerdGa naar margenoot+ tot dienstvertrekken; in het oostelijk deel is de eetzaal aangebracht, waarin thans de raadszittingen gehouden worden en die aan de oostzijde door vleugeldeuren van een ruime hal uit toegankelijk is. In het einde van de xviiie eeuw werd de zaal, pl. LII-107, en de daarvoor gelegen hal opnieuw gedecoreerd. Fig. 33. Hoorn. Statenlogement, thans Stadhuis.
Blijkens een tekening uit 1787 die in het Rijksarchief te 's-Gravenhage bewaard wordt, afd. kaarten, 2e supplement nrs. 637/8, en door Leendert Viervant gesigneerd is, pl. LII-106, werd aan deze bekende architect en decorateur opdracht verleend de zaal te moderniseren. Geen van beide ontwerpen, die op de tekening voorkomen, werden evenwel uitgevoerd. Toch is | |
[pagina 123]
| |
de gehele decoratie van de zaal, zoals zij thans, veel eenvoudiger dan de ontwerpen op de tekening, is uitgevoerd, waarschijnlijk wel van de hand van Viervant, daar op de rechterzijde van de schouw in het ornamentwerk de initialen l.v. te vinden zijn; aan de andere zijde wordt het jaartal vermeld in het opschrift: Hoorn debet, 1788 credit. De betimmering, die bij een restauratie in 1923 op stijlvolle wijze in grijs en ivoor geschilderd werd, is aan de noordzijde van de zaal boven een lage lambrizering in afwisselend smalle en brede panelen verdeeld, overeenkomstig de indeling met grote vensters aan de zuidzijde. De smalle velden bevatten spiegels met groepen in hout gesneden muziekinstrumenten erboven en vergulde appliques ter weerszijden; in het midden van de brede velden zijn dergelijke iets grotere appliques aangebracht. De brede vleugeldeuren aan de oostzijde zijn met lijstwerk en festoenen omgeven en bekroond door een opzetstuk waarin een uurwerk is gevat; in de afgeronde hoeken corresponderen daarmede twee kastdeuren, bekroond door grote vazen met bladslingers. Het schoorsteenstuk, pl. LIV-110, dat met zijn enorme gesneden lijst de gehele westelijke wand beheerst, werd bij de nieuwe decoratie in 1788 gehandhaafd; eronder werd de nieuwe schoorsteenmantel aangebracht van Naamse steen met wit marmeren ornament. Het schilderij, voorstellende de slag op de Zuiderzee, is volgensGa naar margenoot+ bestelling van de Heeren Gecommitteerden in 1663 door Jan Theunisz. Blankerhof geschilderd (cf. cat. Westfries Museum a 1942, blz. 5 en 46; obreen, dl. vi, 1884-'87 blz. 294). Het stuk is thans Rijkseigendom. De lijst is gemerkt: Joh. Kinnema en vertoont temidden van een stapeling van attributen van oorlog en vrede, de wapens der Zeven Steden van Westfriesland. De zaal is vroeger met goudleer behangen geweest, waarvan bij de restauratie der betimmering in 1923 resten te voorschijn kwamen, die thans in het Westfries Museum bewaard worden, cat. h 1934, nr. 76. Jonger dan de betimmering zijn de kristallen luchters met voorstellingen van Romeinse wagenrennen op de randen, omstreeks 1800. De meubelen dateren uit het einde van de xviiie eeuw en vormen een geheel van veertien stoelen met drie fauteuils, waarvan één als burgemeesterszetel is gekenmerkt door een stadswapentje op de rugleuning. Ten zuiden van de kapel werden blijkens hun uiterlijk ongeveer gelijktijdig met deGa naar margenoot+ zaaldecoratie, enige aanbouwen opgetrokken, waarin thans een woning voor de concierge is ondergebracht. Enkele vensters hebben hier de goede roede-indeling gehouden; de deuren zijn eenvoudig omlijst, één met en één zonder zijlichten. Inwendig een beglaasde houten wand met roede-indeling, xviiid. Onder de tegenwoordige Commissiekamer is een kelder, die waarschijnlijk ten tijde toen de grote zaal als eetzaal gebruikt werd, met tegels is bekleed. Het hoofdgebouw aan de Nieuwstraat, pl. LI-105, heeft twee trapgevels, dieGa naar margenoot+ met elkaar een flauwe hoek maken. De gevel is van baksteen opgetrokken met rijke versiering van natuurstenen hoek-, neg- en strekblokken, voluten en vazen, beelden, en een geheel zandstenen ingangspoortje dat juist in het midden van de gevel op de snijding van de twee vleugels geplaatst is en waarboven, tussen de beide hoge toppen, een kleine louter decoratieve volutentop is aangebracht, waarop de wapens van Holland, Westfriesland en de Verenigde Nederlanden zijn gebeeldhouwd en het bouwjaar Anno 1613 aangegeven staat. De gevels zijn beide opgetrokken volgens het systeem ener woonhuisgevel, bestaande uit begane grond, verdieping, kapverdieping en zolder, en worden doorsneden door | |
[pagina 124]
| |
twee friezen waarin gevelstenen met wapens zijn gevat; in het eerste fries zijn het de wapens der Zeven Steden, in het tweede fries zijn de schilden blind. De vensters die door rechte strekken bekroond zijn, zijn niet regelmatig in de assen geplaatst van benedenbouw en top, waardoor de eentonigheid der herhaling is vermeden en de twee gevels tot een geheel zijn geworden. De trappen van de toppen zijn afwisselend bezet met voluten, vazen en pinakels; de bekroning wordt gevormd door twee gebeeldhouwde figuren van krijgslieden op het segmentvormig fronton. Alleen het topvenster heeft een ontlastingsboog met een natuurstenen schelpvulling. Ga naar margenoot+ De toegang in de middenpartij wordt gevat in een zandstenen rijk gedecoreerde omlijsting die volgens het ordonnantieboek van tresoriers der stad in 1617 door Jan Eskes van Amsterdam werd gebeeldhouwd. De halfrond gesloten doorgang, omlijst door gepijpte pilasters en diamantkoppen rond de sluiting, wordt bekroond door twee zwikstukken met voor de tijd karakteristieke voluten en vruchtfestoenen en een laag fronton gevuld door een gevleugeld kopje. De beide vazen terzijde zijn xviiib toegevoegd. Achter het zandstenen poortje is een bakstenen vulling gemetseld met natuurstenen kantblokken. Ga naar margenoot+ Het inwendige van dit gedeelte van het stadhuis bevat ter weerszijden van de middengang twee vertrekken, die als burgemeesters- en secretariskamer gebruikt worden. De verdieping die thans via een bij 18e eeuwse wijzigingen aan de achterzijde aangelegde trap bereikbaar is, is in enige vertrekken verdeeld waarlangs een gang loopt met een balkenzoldering op gesneden sleutelstukken langs de achtergevel en zandstenen consoles. Alle ruimten op de verdieping waren oudtijds met tegels geplaveid en met balkenzoldering gedekt, doch door het aanbrengen van dienstvertrekken zijn de plavuizen en de consoles thans alleen op de gang goed zichtbaar. In een der vertrekken heeft men een betimmering overgebracht uit de woning achter het voormalig Oostindisch huis aan de Muntstraat, xviiid. Enkele zandstenen consoles worden voorts nog gevonden in de later vertimmerde vleugel langs de Nieuwsteeg, die ook blijkens het uitwendig muurwerk en de kap, die door een sluitgevel beëindigd wordt, ter diepte van ongeveer elf meter gelijktijdig met het gedeelte aan de Nieuwstraat moet zijn gebouwd. Ga naar margenoot+ De vleugel langs de Nieuwsteeg vertoont aan de straatzijde tussen de voormalige kapel en het Logementgebouw muurwerk dat blijkens de bouwnaden ouder moet zijn dan de muren van het Logement, doch blijkens het steenformaat en het metselwerk in kruisverband, in bouwtijd niet veel kan verschillen hiermede. De gevel aan de zijde van de binnenplaats werd in 1893 vernieuwd en verder buitenwaarts geplaatst om ruimte te winnen voor de secretarie. Het beloop van de oude kap werd evenwel aangehouden; de steunen waarop de oude dakvoet opgevangen werd, verbinden twee oude muurgedeelten, zodat aangenomen mag worden, dat hier oudtijds een galerij werd gevonden, die misschien de in de Tegenwoordige Staat ii, blz. 41 genoemde kamers uitziende op de binnenplaats bevatte. Aan de zuidzijde van de binnenplaats bevindt zich een lage aanbouw waarin een vergaderzaal is ondergebracht. Zij is blijkens het uiterlijk van vrij jonge datum en kan identiek zijn met het lokaal dat in 1797 ten behoeve van de Burgerwacht werd opgericht. Ga naar margenoot+ Behalve de bij de inventaris van de Raadzaal beschreven stoelen, is in de Burgemeesterskamer nog een eikenhouten tafel xviia aanwezig, afkomstig uit het voor- | |
[pagina 125]
| |
malige Timmermansgildehuisje, een beschilderde ijzeren geldkist op houten voetstuk xvii en een houten offerbus met metaalbeslag en het opschrift ‘'t Gasthuys’. literatuur: c.j. gonnet, Jan van Teylingen, in Oud-Holland, xxxviii, 1920, blz. 138 e.v.;Ga naar margenoot+ Catalogus Westfries Museum afdeling a, 1942 blz. 47; b.j.a. renckens, De Hoornse Portretschilder J.A. Rotius, in Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 1948-'49 blz. 165; dez.: Abraham Liedts, in Kunsthistorische Mededelingen iii, 1948, blz. 31. Van de serie portretten van kapiteins die in opdracht van de Gecommitteerden Raden in 1638 door Jan van Teylingen geschilderd werden, wordt een gedeelte in het Stadhuis bewaard. De overige portretten behoren thans tot de verzameling van het Westfries Museum en worden daardoor wederom in het oude Statencollege bewaard tot welks versiering ze geschilderd waren. Vóór de verbouwing van de Secretarievleugel moet daar in de tweede helft van de xixe eeuw een schilderijengalerij geweest zijn waar de hele serie gehangen heeft. De portretten zijn beschreven in de schilderijen catalogus van het Westfries Museum; het laatst aldaar beschrevene is echter van Rotius (renckens 102). Ook de schuttersstukken, die oorspronkelijk uit de Doelen afkomstig zijn en in 1850 naar het Stadhuis zijn overgebracht, hebben daar gehangen. Thans zijn op het Stadhuis hiervan nog twee aanwezig, één gemerkt: A. Liedts fecit 1653 en voorzien van een cartouche met de namen der voorgestelden, het andere gem. J.A. Rotius fecit 1652, (cat. Westfries Museum a 1942, blz. 47, renckens, t.a.p. cat. nr. 5.) Door schenking kwam het Stadhuis in het bezit van een familiejachtstuk, groot 159 × 190, gemerkt S. van Duyven fe, M. Withoos 1676, (cat. Westfries Museum a 1942, blz. 46.) Uit het oude Stadhuis afkomstig en thans in het Westfries Museum bewaard, cat. a 1942, nr. 37, is een vijfluik met gerechtigheidsscènes, dat volgens Velius omstreeks 1476, stylistisch echter eerder omstreeks 1500 is ontstaan en deels overschilderd is door J. Waben. Het stuk is onlangs gerestaureerd, pl. LV-112. Eveneens wordt sinds kort in het Museum, vroeger in de Secretariskamer, de verguld zilveren beker bewaard, pl. CXXVIII-271, die volgens overlevering in 1573 op de Graaf van Bossu werd veroverd. De bokaal, hoog 43, bestaat uit een voet, een balusterstam metGa naar margenoot+ gerold sleufbandornament en een brede met blaasknorren versierde cuppa, waarop een dergelijk geornamenteerde deksel sluit, bekroond door een knop met gerold sleufband-ornament en een waarschijnlijk jonger mansfiguurtje, dat een schild met het wapen der familie Hennin-Bossu draagt. Langs de bovenrand van de cuppa zijn in een glad fries cartouches gegraveerd, gedragen door naaktfiguren; op de cartouches leest men het inschrift: rien ou contes iemi atens w., hetgeen aldus verstaan moet worden: Er is niets in de strijd of ik ben er op voorbereidGa naar voetnoot1. Merken zijn niet te vinden op de beker; het ornament vertoont de trant van de voorbeelden van H. Brosamer uit Fulda, xvia. In de Burgemeesterskamer worden twee stel zilveren gildeschilden bewaard. Een serie van het Vissersgilde 21 × 26,5, met de volgende gegraveerde opschriften en voorstellingen: 1e. voorzijde: Voorstelling van Christus in het scheepje, verso inscriptie: Willem Jacobsz. Waterschipman Anno 1703, merken Holland, Amsterdam, jaarletter r van 1703, meesterteken e.s., tezamen in een rechthoek (niet bij Voet); 2e. de voorzijde: voorstelling als 1, verso inscriptie: Willem Cornelisz de Beer Anno 1702, merken Amsterdam, jaarletter q van 1702, meesterteken e.s.; 3e voor- | |
[pagina 126]
| |
zijde: wapen van Hoorn, verso inscriptie: Andreas Keyser 1705, merken: Amsterdam, jaarletter t van 1705, meesterteken een e.s.; 4e. voorzijde: voorstelling van Petrus met den sleutel, verso inscriptie: Reyer Martensz Klomp Anno 1702, merken: Amsterdam, jaarletter q van 1702, meesterteken e.s. Voorts een serie van het Bakkersgilde, pl. CXXVIII-272, groot 19 × 15 met gedreven voorstellingen uit het bakkersbedrijf en één met het wapen van Hoorn, alle gemerkt Haarlem, jaarletters d en k van 1738 en 1744 en G. Marshoorn, frederiks nr. 329. Een tweede serie van tweemaal vier dergelijke schilden is in het Westfries Museum, cat. g. 1932, nrs. 105 en 106. Ga naar margenoot+ In dezelfde kamer wordt een koperen bel bewaard met het opschrift Laus Deo 1650. Het Westfries Museum bewaart een xviie eeuwse eiken kast en kist, en drie sleutelstukken afkomstig uit het Stadhuis, cat. h 1934 nr. 103, 120 en 70.
Ga naar margenoot+ DE WAAG, gelegen aan het Roode Steen, op de hoek van het Grote Oost, aan twee zijden ingebouwd door belendende woningen van deze straten, is sedert 1951 in gebruik als dependance van het Westfries Museum en als restaurant. Het gebouw is Gemeentelijk eigendom. Ga naar margenoot+ velius, blz. 514, 537; N.H. Oudh. i, blz. 69; j.c. kerkmeyer, De Waag te Hoorn en Hendrick de Keyser in Het Huis Oud en Nieuw, 1911, blz. 235 e.v., dez., Bull., blz. 155; e. neurdenburg, Hendrick de Keyser, beeldhouwer en bouwmeester van Amsterdam, Amsterdam z.j. blz. 77; dez., De zeventiende eeuwse beeldhouwkunst in de noordelijke Nederlanden, Amsterdam 1948, blz. 44; N. Holl. Dagblad 26 Juni 1954. Ga naar margenoot+ De Waag, pl. L-102, vormt een rechthoekig gebouw bestaande uit een begane grond en één verdieping met een hoog vierzijdig tentdak, waarop drie grote en verscheidene kleine dakkapellen uitgebouwd zijn. De hal is gelijkstraats toegankelijk door een arkade van vijf deuren aan de lange zijde en twee aan de korte zijde, allen | |
[pagina 127]
| |
met halfcirkelvormige bovenlichten en omgeven door rustica blokken in afwisselend patroon. Ter hoogte van het kalf is, ook oorspronkelijk, rondom een houten luifel aangebracht geweest. Op de verdieping bevinden zich aan de lange zijde corresponderend met de vijf deuren twee maal twee vensters met kruiskozijnen, ter weerszijden van een even brede nis, waarin de stedelijke Eenhoorn prijkt als tenant van het stadswapen. Aan de korte zijde zijn daarentegen boven de twee deuren, drie dergelijke vensters aangebracht. De strekken boven deze vensters vormen met consoles onder de gootlijst een soort fries. De drie grote dakkapellen, die boven de goot opgaan, zijn aan de lange zijde in de as van het tweede en vierde venster, aan de korte zijde in die van het middelste venster der verdieping geplaatst. Op de nok van het dak oude windvanen. Het inwendige dient gelijkvloers voor het ophangen van vijf, oorspronkelijk zelfsGa naar margenoot+ zeven, weegschalen aan houten jukken, die met gesneden maskers zijn versierd, pl. L-103 en 104. De balken zijn merendeels bij de restauratie vernieuwd en rusten op tweemaal vier consoles met oude gesneden sleutelstukken. Ook de raveling bij het driedelig steungewelfje onder de schoorsteen van de verdieping is met snijwerk versierd. Langs een bij de restauratie aangebrachte houten spiltrap bereikt men de verdieping. De wanden zijn geleed door pilasters met behakte consoles waarop de gesneden sleutelstukken onder de moerbalken der zoldering rusten. Van de sleutelstukken en consoles zijn afgietsels in het Rijksmuseum aanwezig. De schouw is bij de restauratie nieuw aangebracht. Op een oud schot zijn merwaardig zware wichten uit het begin der xviiie eeuw vermeld.
HET DOELENGEBOUW, thans Doelenhotel, is voor de St. Joris- en St. SebastiaansdoelenGa naar margenoot+ gebouwd aan de oostzijde van de Achterstraat. De schietbanen waren achter deze gebouwen gelegen op een terrein dat zich tot de Vest uitstrekte en thans voor sport en andere doeleinden gebruikt wordt. Aan de Vest wordt het door een muur met twee poortjes afgesloten, waartussen een modern gymnastieklokaal is verrezen. velius, blz. 37, 226, 469, 551; abbing blz. 36; N.H. Oudh. i, blz. 71; j.c. kerkmeyer, Bull.,Ga naar margenoot+ blz. 174; e. neurdenburg, De zeventiende eeuwse beeldhouwkunst in de noordelijke Nederlanden, Amsterdam 1948, blz. 154. | |
[pagina 128]
| |
Ga naar margenoot+ Uitwendig vertoont het gebouw zich zoals het in 1778 gewijzigd werd. Een onversierde brede rechtervleugel met vrij grote vensters, een vier traveeën breed middengedeelte met gekoppelde pilasters over twee verdiepingen, en een smal linkerdeel met doorgaande pilasters, alles in baksteen en tezamen afgesloten door een rechte kroonlijst. De rechtervleugel is uiterst eenvoudig. De gevel van het middendeel wordt geleed door gekoppelde bakstenen pilasters met natuurstenen banden en lijstkapitelen in de vensterdammen van de hoge, begane grond en de verdieping, die gescheiden zijn door een fries waarin de versierde boogtrommels boven de vensters afwisselen met staande cartouches boven de dammen. De verdiepte boogtrommels met blokken langs de bogen zijn gevuld met opgelegde accoladevoluten. De vensters van de verdieping hebben door de latere kroonlijst hun boogtrommels verloren. Ga naar margenoot+ In de linkertravee bevindt zich de ingang van het gebouw bestaande uit een poortje in Hendrick de Keysertrant, pl. LX-123, versierd met opgelegde blokken en doorbroken segmentvormig fronton en bekroond door drie gebeeldhouwde figuren van Sebastiaan en de twee schutters, wier stijl nogal afwijkt van die van het poortje. De beelden bleken bij het schoonmaken de signatuur te dragen van Jeronimus Sutel, een Westfaals beeldhouwer die tussen 1587-1631 bekend is. Het poortje is gedateerd 1615. De linkervleugel is terzelfder hoogte als het middendeel afgesloten door de kroonlijst en vertoont nog slechts de bakstenen grote pilasters, sinds de cartouches en festoenen die de gevel een sierlijk aanzien gaven, verdwenen zijn. Aan de achterzijde bleef een bakstenen geveltop behouden, die het jaartal 1648 draagt, doch aan de vensters en de afdekking verminkt is. In het middendeel van het gebouw vindt men aan de achterzijde nog een kleine uitbouw met trapgevel, zoals de tekening van Pronk die weergeeft en op het deurkalf het jaartal 1611. Ga naar margenoot+ Inwendig is de oude indeling nog te herkennen aan de grote zaal ter volle diepte van het linkerpand en de zaal aan de straatzijde van het rechterdeel, waarachter langs de tuinzijde een gang loopt; ook zijn de oude kelders nog aanwezig die voor aanvoer van eet- en drinkwaren mede van de straat af toegankelijk zijn door een luik; een cartouche met het wapen van Hoorn is daar waarschijnlijk later geplaatst. In de zaal van het deel van 1648 zijn nog enige oude sleutelstukken. Van de rijke inventaris worden in het Museum en op het Stadhuis een negental schuttersstukken en portretgroepen door J.A. Rotius en A. Liedts en J. de Baen bewaard en de kist van het St. Jorisgilde, cat. a 1942, nrs. 2, 36, 70 t/m 73, 75 en blz. 47; cat. h 1934 nr. 117. Vgl. voor de schilderijen b.j.a. renckens in Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 1948-'49, blz. 165. Ga naar margenoot+ Achter de gebouwen ligt het Doelenveld, dat aan de Vest afgesloten werdt door een vernieuwde muur met twee poortjes in Hendrick de Keyser-trant van 1638 met gebeeldhouwde bekroningen. Bij een restauratie in 1910 zijn de poortjes nieuw opgetrokken; het beeldhouwwerk van het Sebastiaanspoortje werd geheel vernieuwd en de toppen abusievelijk verwisseld, zodat het Sebastiaanspoortje tweemaal en het St. Jorispoortje niet meer gedateerd is. Het beeldhouwwerk van het St. Jorispoortje is goed bewaard, pl. LX-122. De eenvoudige poortjes worden versierd door blokken natuursteen langs de doorgang en een masker als sluitsteen. Fragmenten die bij de restauratie vervangen werden, worden in het Westfries Museum bewaard, cat. h 1934, 492. | |
[pagina 129]
| |
HET TIMMERMANSGILDEHUISJE is een bescheiden rechthoekig gebouwtje,Ga naar margenoot+ oorspronkelijk uit de xviie eeuw, dat op een binnenterrein gelegen is tussen het Dal en de Veemarkt. Het behoorde oudtijds aan het Timmermansgilde welks rechten bij de opheffing der gilden in 1820 op de Gemeente overgingen. Het herhaaldelijk gewijzigde gebouwtje, dat gedekt is door een zadeldak tussen twee topgevels, waarvan de noordelijke afgewolfd is, bevat op de verdieping een vergaderzaaltje met een op deels xviie eeuwse karbeels rustende balkenzoldering waarop sporen van oude ornamentale beschildering te zien zijn. De vensters hebben aan de noordzijde de oorspronkelijke kozijnen behouden, thans voorzien van schuiframen. Tegen de oostwand van het zaaltje is een kleine schouw aangebracht, waarop de voorstelling van de patroonheilige, de H. Jozef op de Vlucht naar Egypte is geschilderd; langs de zijden een negental wapenschilden met de namen der bestuurderen en een gedicht betreffende de plaatsing van de schouw in 1790. Van de inventaris is een tafel bewaard, zie Burgemeesterskamer ten stadhuize; acht zilveren schilden, zes van 1656 en twee van 1728, en een archiefkist met inhoud berusten op het Westfries Museum, cat. h 1934 nr. 118 en jaarverslag 1941. | |
Kerkelijke gebouwenDE HERVORMDE MARIA- OF NOORDERKERK is een driebeukige hallekerk,Ga naar margenoot+ met enkelvoudig koor, ontstaan door verbouwing van een eenbeukige kruiskerk. De kerk is aan de noordzijde van de stad gelegen; de westgevel vormt met drie topgevels straatwand aan het Kleine Noord. Aan de zuidzijde is tegen de kerk een kosterswoning opgetrokken, met de ingang in de Noorderkerksteeg; aan de oostzijde is de kerk vrij gelegen op een in 1733 met een stenen muurtje omheind, niet meer voor begraving is gebruik zijnd, kerkhof, dat aan de noordzijde doorloopt tot het erf van het belendend pand aan het Kleine Noord. De kerk is eigendom van de Hervormde Gemeente, met uitzondering van de dakruiter, die burgerlijk eigendom is. velius, blz. 49, 61, 66, 211, 674; abbing, blz. 247, 372, 376-7; N.H. Oudh. i, blz. 61; Gen.Ga naar margenoot+ en Herald. Gedenkw. iii, blz. 307; j.c. kerkmeyer, Bull., blz. 139; j.c. kerkmeyer, de Noorderkerk (rede), z.j. 1938. De kerk wordt gevormd door een driebeukig halleschip, fig. 34, pl. LIX-120,Ga naar margenoot+ aansluitend bij het transept en het enkelvoudige koor van de voormalige eenbeukige kruiskerk. Door de situatie van het Kleine Noord worden de drie beuken door de | |
[pagina 130]
| |
Fig. 34. Hoorn. Noorderkerk
| |
[pagina 131]
| |
voorgevel gesneden met een hoek van 73o, zodat de noorderbeuk een travee meer telt dan de zuiderbeuk. De oorspronkelijke westmuren van het transept werden door spitsbogen doorbroken in aansluiting met de jongere noord- en zuidbeuken; het koor is ongewoon diep en sluit met vijf zijden van de tienhoek. In de noordoosthoek tussen koor en transept is een thans als kerkeraadskamer gebruikte sacristie aangebouwd. Het muurwerk bestaat geheel uit baksteen, en is aan de zijbeuken en de westgevelGa naar margenoot+ en aan de sacristie verlevendigd met blokken natuursteen aan de steunberen en aan de dagkanten der vensters; aan de zuidelijke top der westgevel zijn bovendien natuurstenen speklagen aangebracht. Aan het koor en het transept zijn de waterslagen in rode zandsteen uitgevoerd, aan het schip bestaan ze uit Bentheimersteen. Aan het koor waar de muurdikte 68 beloopt is het steenformaat 24 × 5, 10 lagen 64, aan het transept 23,5 × 5, 10 lagen 62. De muren van het schip zijn 73 dik; alleen de noordelijke travee van de westgevel maakt hierop een uitzondering met een muurdikte van slechts 58. Het steenformaat van de overige delen loopt nogal uiteen: noorderzijbeuk 21-23 × 5, 10 lagen 65,5; westgevel: noordertravee 20 × 5, 10 lagen 65,5, middentravee 24 × 5, 10 lagen 64, top 22 × 5, 10 lagen 62, zuidertravee 22,5 × 5, 10 lagen 61,5; zuiderzijbeuk 21-23 × 5, 10 lagen 62; sacristie 24-25 × 5, 10 lagen 68. De steunberen die op de hoeken haaks geplaatst zijn, zijn eenmaal een weinig versneden bij de waterslag. De transeptgevels, die tot het oudste gedeelte der kerk behoren, zijn gedetailleerd opGa naar margenoot+ voor Westfriesland karakteristiek geworden wijze. Ter weerszijden en boven het smalle hoogopgaande venster zijn in de geveltop kleine, rondbogige nissen aangebracht, die op waterslagen rusten en verdeeld worden door een enkele gevorkte middenstijl. Naar dit voorbeeld zijn ook de toppen der westgevel behandeld, met dien verstande dat de dagkanten van de nissen, die aan de transeptgevel enkelvoudig afgeschuind waren, aan de middentop een afgeschuind profiel, onderbroken door een sprong kregen en aan de zuidelijke top nog rijker, met een holprofiel vergezeld van een afschuining gedetailleerd, en met natuurstenen negblokken bezet werden, terwijl de sluiting nu spitsbogig gevormd werd. De meest noordelijke top schijnt later herbouwd te zijn en heeft een middennis met twee flankerende halfnissen, een motief dat elders in deze streek ook voorkomt (Oosterkerk Hoorn, Oosterblokker Herv. Kerk) waardoor het aannemelijk is dat de gevel een getrouwe copie van de oorspronkelijke toestand is. De natuurstenen deklijsten en beëindiging van de middenen zuidertop van de westgevel zijn xviie eeuws. De vensters die bij de restauratie van bakstenen vorktraceringen zijn voorzien, zijn in het koor en de transepten aan de dagkanten eenvoudig afgeschuind. Aan de noordbeuk van het schip bestaat het profiel uit een klein hol en een afschuining, aan de zuidzijde uit een breed hol vergezeld van smallere hollijsten. Het westelijk venster van de noordbeuk is eveneens van een breed holprofiel voorzien in de dagkant vergezeld van een staaf; het middenvenster en het zuidelijke hebben holprofielen vergezeld van smalle hollijsten. De kerk is gedekt door met leien belegde zadeldaken over elke beuk en over het transept en koor; dicht achter de westgevel staat op de middelste nok een open achtzijdige dakruiter van hout met lood bekleed en bekroond door een slanke naaldspits. | |
[pagina 132]
| |
De wijzerplaat van de klok, die op een oud uurwerk loopt is bij wijze van uithangbord boven in de top van de middengevel aangebracht. Ga naar margenoot+ In de oostmuur van de sacristie was, laag boven het tegenwoordig maaiveld een gedicht venster met Bremerstenen latei, dat bij de restauratie hersteld is. Hogerop was de moet van een klein venster te zien, zodat verondersteld mag worden dat de sacristie een verdieping had. Inwendig wordt op de verdieping een gedichte doorgang of venster naar het koor, c.q. oxaal, gevonden. De overige vensters aan de noordzijde zijn veel jonger, evenals de stoffering van het inwendige van de sacristie, zie inventaris. Ook aan de zuidzijde is in de hoek een aanbouw geweest; de steunbeer is er weggebroken, het venster gedicht. De tegenwoordigeGa naar margenoot+ kosterswoning, xviii, is tegen de kerkmuren aangebouwd; de topgevel heeft een oude ezelsrug afdekking, afgesloten door een gothisch geornamenteerd fragment. Ga naar margenoot+ Aan de westzijde heeft de kerk in elke beuk een toegangspoort gehad, bovendien is in de eerste travee van de zuiderbeuk een ingang aangebracht. De twee buitenste toegangen van de westgevel zijn thans gedicht; het zijn eenvoudige bakstenen poortjes geweest met natuurstenen blokken langs de diepgeprofileerde dagkanten en door gedrukte bogen gedekt. De waterslagen lopen rechthoekig om de poortjes heen. De middelste toegang die veel breder is en spitsbogig gedekt is, is door een rijk geprofileerde natuurstenen dagkant omlijst; het boogveld boven de korfbogige dekking van de doorgang is gevuld met een gebeeldhouwde Vanitas-voorstelling, bestaande uit een op een mat uitgestrekt skelet omgeven door een zeis, een zandloper en korenaren, waaronder het inschrift: anno 1647 en messem immortalitatis. Een dergelijk opschrift xviia: hic meta doloris is op een cartouche in het boogveld van de zuideringang aangebracht; de omlijsting van deze smalle doorgang bestaat eveneens uit natuursteen op gothiserende wijze met profielen gedetailleerd. Ook het boogveld zelf is nog gothiserend met tootjes langs visblaasachtige velden, gedetailleerd. Toch moet het wegens de voorstelling van een zandloper en een doodskop en wegens het opschrift omstreeks 1600 ontstaan zijn. De deuren van beide toegangen zijn aan het einde van de xviiie eeuw vernieuwd. Uit het midden van die eeuw dateert de toegang aan de oostzijde van de kerk, met het lage door een gezwenkt fronton gedekt uitwendig portaal. Ga naar margenoot+ De beuken van het halleschip, pl. LVIII-119, worden gescheiden door zuilen van Bentheimersteen op achtzijdige basementen, bekroond door smalle kapitelen waarop ongewoon grillig en dik bladornament is gebeeldhouwd. De hoekpijlers bij de kruising zijn samengesteld uit vier halve zuilen rond een kern en gescheiden door smalle hollijsten. De eenvoudig geprofileerde spitsbogige scheibogen rusten tegen de westgevel op halve zuilen. Ter hoogte van de tooggeboorte worden de intercolumniën door houten trekstangen overspannen. De houten tongewelven waarmede de gehele kerk gedekt is, rusten door middel van trekbalken met gepeerkraalde sleutelstukken en karbeels op houten muurstijlen, die tegen de zijmuren opgevangen worden op halfronde bakstenen schalken; tegen de noordwand ontspringen deze ter hoogte van ongeveer 1 meter boven de vensterafzaat; tegen de zuidwand loopt de eerste schalk van de grond af omhoog, de tweede ontspringt ter hoogte van de afzaat der vensters. In het transept en het koor zijn de muurstijlen lang en rusten op smalle kraagsteentjes; in de koorsluiting zijn ze zeer kort. | |
[pagina 133]
| |
Uit de bouwnaden en het verschil in detaillering blijkt dat, hetgeen Velius vermeldt met deGa naar margenoot+ werkelijkheid overeenstemt. Het koor en het transept blijken in één periode gebouwd te zijn. De noordbeuk waarin een steunbeer van het dwarspand is opgenomen is duidelijk jonger; de detaillering van de westgevel is aan de zuidzijde het rijkste en het jongste, evenals ook de vensterprofielen aan de zuiderzijbeuk jonger zijn dan aan de noorderzijmuur. Wellicht is in het benedendeel van de middenpartij der westgevel een ouder stuk muurwerk opgenomen; de top heeft in elk geval een afwijkend steenformaat, dat veel overeenkomst vertoont met dat van de zuiderbeuk. De noordergeveltop schijnt in de xviiie of zelfs xixe eeuw vernieuwd te zijn; het lagere muurwerk van deze travee dat afwijkt van dat van de noordmuur, en veel dunner is dan de overige muren, is wellicht reeds aan een oudere herstelling te danken. De sacristie is duidelijk jonger dan het koor, misschien uit de tijd van het schip, stellig xvie eeuws. Het koor dat in de xviiie of xixe eeuw als armenkerk werd gebruikt en een schameleGa naar margenoot+ inventaris bezat (zie tekening door J. Bosboom in de collectie Fodor, Amsterdam), is van de kerk afgesloten door een eiken koorhek uit 1642, met een balusterfries. In het midden is een dubbele deur met kussenpanelen aangebracht, waarboven drie rijk versierde panelen gevat zijn, waarvan de benedenste aan de kerkzijde ter weerszijden van het stadswapen het kryptogram wilt (hoorn) 't woort en 1714 en aan de koorzijde gaet (Hoorn) 't woort en 1714 te lezen geeft. De beide kleine bovenste panelen zijn aan de koorzijde gedateerd Anno 1642. Aan de kerkzijde sluiten hierbij twee rijen banken aan, waaraan in 1777 een derde rij is toegevoegd. De preekstoel, die opgesteld is tegen de zuider kruisingskolom, is met zeer goedGa naar margenoot+ snijwerk versierd, pl. LXVIII-137, en gedateerd 1635. De achtzijdige kuip rust door middel van een forse met acanthusbladen versierde baluster op een middeleeuws hardstenen voetstuk, van een voormalig doopvont (?); bijbehorend eenvoudig achterschot en klankbord. Rondom de preekstoel is een ruim eiken doophek met balusterfries gelijk aan dat vanGa naar margenoot+ het koorhek; de doopbogen dragen een schildje met het wapen der familie Groot,Ga naar margenoot+ het monogram g.j.g. en het jaartal 1688. Binnen het hek bijbehorende banken en een koperen doopschaalhouder met schaal. Op de preekstoel en op het doophek staan koperen lezenaars, resp. 1693 en 1682Ga naar margenoot+ gedateerd. Het model van de lezenaar van de preekstoel berust in het Westfries Museum, cat. h 1934, nr. 4. De eenvoudige eiken banken met raam en paneelconstructie en profielen als aan hetGa naar margenoot+ doophek, dateren grotendeels uit 1641. Tegen de westgevel van de kerk is een sierlijk gothisch spiltrapje opgesteld metGa naar margenoot+ briefpanelen, pl. LVIII-118, afkomstig uit de voormalige Grote Kerk waar het in 1497 werd opgesteld als orgeltrapje. In 1631 werd het naar de Noorderkerk overgebracht. Het trapje is in 1944-'45 afgeloogd en hersteld en leidt naar de uurwerkzolder. De gewichten van het uurwerk hangen langs de westmuur, gedeeltelijk achter eenGa naar margenoot+ schot dat in 1725 beschilderd is en een viertal toepasselijke rijmen draagt. Tussen het trapje en de kloklodenkast staat een 1643 gedateerd eiken tochtportaal,Ga naar margenoot+ dat met de weinig verhoogde panelen, vrijstaande hoekzuilen op vierzijdige basementen, doorbroken fronton en vaasvormige bekroningen typisch is voor de meubelstijl in die tijd. Het stemmig interieur wordt verlevendigd door een zevental koperen kronen,Ga naar margenoot+ twee zestienarmige, xvii, vier twaalfarmige en een zesarmige, de laatste zonder bol, xviia. | |
[pagina 134]
| |
Ga naar margenoot+ Aan de wanden en zuilen zijn bovendien zes wandarmen bevestigd xvii, en vier oude tekstbordjes, xvii. In de zuiderwand is een gedenkplaat gemetseld ter gelegenheid van de voltooiing der restauratie 1936-'38. Ga naar margenoot+ In de consistoriekamer is een schouw waarop de wapens van de beheerders van het Truydemanfonds in 1732 zijn aangebracht; voorts een aantal stoelen xviiic en een wandkast ten behoeve van de uitdelingen van het Truydemanfonds. Ga naar margenoot+ In het Westfries Museum berusten nog uit deze kerk afkomstig een kussen en vier avondmaalsservetten uit 1724, cat. k 1936, nrs. 250 en 252 a-d. Ga naar margenoot+ In het torentje hangt een klok, diameter 70, met opschrift soli deo gloria cornelis ammeroy me fecit anno 1606. Ga naar margenoot+ De Nederlands Hervormde Gemeente bezit twee uitgebreide zilveren avondmaalsstellen, pl. CXXXV-287, 288. Eén stel, bestaande uit vier bekers, hoog 10,5, twee kannen hoog 24, een schaal diameter 43, een schotel diameter 38, en vier kleinere schotels diameter 33, is op de voet van de bekers gemerkt met de inscriptie: door trijntje jacobs aen kerckmeesters van de groote kerck der stadt hoorn gelegateert obiit den 5 april 1697. Alle voorwerpen zijn gemerkt: Holland, Amsterdam, jaarletter l van 1697 en meesterteken i z in een rechthoek (J. Zeeburg). Hierbij zijn later twee offerbussen gemaakt, schaalvormig op een voet, hoog 22 gemerkt: Verschuur, jaarletter q van 1825 en de letters h s. Het jongere stel bestaat uit twee kannen, hoog 27, vier bekers, hoog 17, vier borden, diameter 28, twee borden, diameter 25, een schaal, diameter 40, en twee dekschalen, hoog 27, diameter 27. De voorwerpen dragen met uitzondering van één dekschaal de inscriptie: ‘tot bediening van t h. nagtmael is dit servies door jacob benningbroek gelast, aen de noorderkerk tot hoorn te geven. obiit den 11 nov. 1737’, en het wapen van J. Benningbroek. De kannen en bekers, zijn gemerkt Holland, den Haag, jaarletter q van 1738 en het meesterteken van François van Stapele. De schotels hebben dezelfde keur en jaarletter doch als meesterteken een kop, voet nr. 85? De ene dekschaal heeft dezelfde merken met het meestermerk i.b., voet nr. 57; de andere draagt op het oor de oude merken met het meesterteken als de schotels, op het vat staan echter modernere tekens n.l. Verschuur, en hs als op de offerbussen, bovengenoemd. Deze schaal draagt geen inscriptie, en is dus blijkbaar later opnieuw gemaakt. Voorts bezit de Gemeente een zilveren troffel gebruikt bij de eerste steenlegging in 1842 en opnieuw in 1878 en een zilveren doopschaal met kan uit 1844, en een 17e eeuwse geldkist met het wapen van West-Friesland en opschrift ‘voor de kerck’.
Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE ANTONIS OF OOSTERKERK is met een ingangsgevel aan de zuidzijde van het Grote Oost gelegen en daardoor een z.g. gemeridioneerde, eenbeukige kruiskerk. Met de Westzijde ligt de kerk aan de smalle Oosterkerksteeg, het koor ligt vrij op een met keitjes bestrate hof; aan de Oostzijde wordt zij belend door panden en tuinen van huizen aan de Gedempte Appelhaven en het Grote Oost. De kerk is eigendom van de Herv. Gemeente; de daktoren behoort aan de burgerlijke Gemeente. | |
[pagina 135]
| |
velius, blz. 65, 161, 211, 507, 524, 551/2, 556; Oudh. en Gest. i, blz. 340; abbing, blz. 195,Ga naar margenoot+ 267, 381; N.H. Oudh. i, blz. 63; Gen. en Herald. Gedenkw. iv, blz. 1; j.c. kerkmeyer, Bull., blz. 141; e. neurdenburg, Hendrick de Keyser, blz. 77; dez.: Zeventiende eeuwse beeldhouwkunst, blz. 154. De kerk, fig. 35, pl. LX-121 en LXI-124, die ondanks de weinig opvallende liggingGa naar margenoot+ een aantrekkelijk geheel vormt, bestaat uit een schip van vier traveeën, een dwarspand en een twee traveeën diep koor met vijfzijdige sluiting. De baksteen van het muurwerk meet aan het koor 21-22 × 5, 10 lagen 64, aan hetGa naar margenoot+ dwarspand 22-23 × 5-5,5, 10 lagen 64-65; aan het schip 25 × 5,5-6, 10 lagen 70, in kruisverband verwerkt. De muurdikte bedraagt aan het koor en het dwarspand 60, aan het schip 54. De hoeken der steunberen, de dagkanten der vensters, met uitzondering van het oostelijke transeptvenster, en de steigergaten zijn voorzien van blokken natuursteen. Het muurwerk van het koor is boven de omlopende natuurstenenGa naar margenoot+ waterslag doorbroken door zeer brede, met een diep holprofiel omgeven vensters, die thans tot op een derde der hoogte gedicht zijn en met glas in ijzeren roeden bezet zijn. Het transept in welks muurwerk aan de west en oostzijde een steunbeer van het koorGa naar margenoot+ is opgenomen en welks armen niet even diep zijn, heeft rijk versierde geveltoppen, waarvan die aan de oostzijde gaaf bewaard is gebleven en die aan de westzijde in moderne tijd vernieuwd is. Het grote venster welks dagkant vernieuwd lijkt daar het geen negblokken heeft, is ter weerszijden en in het zwik van de gevorkte natuurstenen middenstijl van natuurstenen traceerwerk voorzien, dat wegens de onorganische grillige vormen zeer laat gedateerd moet worden, xvib of zelfs misschien 1619. De topgevel ter weerszijden en boven het venster is gedetailleerd met smalle, hier van tracering voorziene nissen, geflankeerd door halve nissen. De dagkanten zijn, evenals aan de overige delen van deze kerk, van natuurstenen blokken voorzien. De afdekking van de top is ook aan de oostzijde vernieuwd. | |
[pagina 136]
| |
Fig. 35. Hoorn. Oosterkerk
| |
[pagina 137]
| |
Op de kruising van het koor en het dwarspand stond van ouds een dakruiter, dieGa naar margenoot+ in 1600 vergroot werd in de tegenwoordige achthoekige vorm met twee zich verjongende omgangen en een open peer, bekroond door een windvaan in de vorm van een schip. Het schip is gelijk met de voorgevel in 1616 vernieuwd en sluit aan tegen een halveGa naar margenoot+ travee, welke in verband met het dwarspand is gemetseld en blijkbaar na de verwoesting van het schip is blijven staan. In de jaren 1857-'61 zijn de vensters, die blijkens het reeds vroeger gedichte eerste venster aan de westzijde oorspronkelijk rond gesloten waren, van spitsbogen voorzien en met ijzeren roeden en blank glas bezet. De steunberen zijn slechts eenmaal versneden in tegenstelling met die van het koor die met twee versnijdingen opgaan. De rijk met natuurstenen banden, deklijsten, aaneensluitende reeksen hoekblokken enGa naar margenoot+ decoratief beeldhouwwerk versierde voorgevel, pl. LXI-124, heeft een drieledige verticale opbouw bestaande uit een hoge blinde begane grond, een forse verdieping, doorbroken door twee rondbogig gesloten grote, thans gedichte vensters en een geveltop waarin een cirkelvormig venster is gevat en waaraan een wijzerplaat uit 1688, vernieuwd in 1764, bij wijze van uithangbord, evenals aan de Noorderkerk is bevestigd. In het midden van de gevel is een rijk zandstenen ingangspoortje gevat, welksGa naar margenoot+ benedenbouw in de trant van Hendrick de Keyser is gedetailleerd en dat boven een rechte, op drie forse voluten rustende kroonlijst, een segmentvormig gedekt opzetstuk draagt met het stadswapen. De penanten naast en tussen de grote vensters in de middenzone der gevels zijn gevuld met twee halfcirkelvormig gesloten natuurstenen nissen en een rijk aediculum-vormig rolwerk-cartouche met het bouwjaar 1616. De sterk geprofileerde lijst om de vensterkoppen, die zich ter zijde van de gevel over de laatste steunbeer voortzet en deze segmentvormig bekroont, doet, evenals de om de hoeken heengrijpende blinde balustraden sterk denken aan dergelijke elementen in de ontwerpen van de Amsterdamse kerken van Hendrick de Keyser. Ook het door een fors geprofileerde lijst omgeven roosvenster in de top gecombineerd met in een soort hogels uitklinkende natuurstenen banden en het bekronende ornamentstuk zijn evenzovele elementen van de stijl van Hendrick de Keyser. Behalve de genoemde toegang aan de noordzijde heeft de kerk aan de westzijde een xvie eeuwse ingang binnen een geprofileerde spitsbogige natuurstenen omlijsting, en aan het koor een laat xviiie eeuwse of vroeg xixe eeuwse omlijste deur; een bescheiden ingang wordt voorts nog aan de oostmuur van het schip gevonden. Het inwendige bezit geheel de structuur van een gothische kerk met een houten tongewelfGa naar margenoot+ op trekbalken, karbeels en muurstijlen; in de koorsluiting en de dwarspanden, pl. LXII-126, zijn deze zeer kort en rusten op kleine kraagstenen, die in het koor lijstvormig en in de dwarspanden consolevormig zijn. Op de hoeken der viering rusten de muurstijlen op halfkolommen met lijstkapitelen; de schenkels van de kruising komen neer op vier gesneden beelden die op de hoeken der viering in de muur zijn gevat, en thans achter de jongere schoorconstructie van de dakruiter bijna geheel schuil gaan. In het schip worden de muurstijlen op vroeg xviie eeuws geornamenteerde kraagstenen gedragen. | |
[pagina 138]
| |
Ga naar margenoot+ Uit het feit dat twee steunberen van het koor, bij de bouw van het dwarspand daarin zijn opgenomen, volgt dat het dwarspand jonger is dan het koor. Het laatste is volgens Velius in 1519 vernieuwd, hetgeen met de vormgeving en rijke versiering zeer goed te rijmen valt. De stijl van het dwarspand wijkt hiervan slechts weinig af, zodat dit kort daarna moet zijn opgetrokken, voorzien van een kleine dakruiter die in 1600 vernieuwd werd. Latere wijzigingen zijn onder geschiedenis reeds vermeld. Ga naar margenoot+ De kerk bezit een eenvoudige eiken preekstoel met getoogde panelen, die tegen deGa naar margenoot+ zuidoosthoek van de viering hangend is aangebracht, xviia. Ga naar margenoot+ Aan de voet van de preekstoel een eiken doophek met bijbehorende banken; het hek is versierd met een balusterfries, xviia. Ga naar margenoot+ Tegen de noordwand is in 1764 een orgel geplaatst, pl. LXII-125, welks kas, evenals de bijbehorende tribune waarin het rugpositief gebouwd is, rijk is versierd met snijwerk in een plaatselijk veel voorkomende, wat provinciale Lodewijk xv stijl. Orgel en tribune zijn aangebracht, boven een portaalwand met dubbele deuren, gedecoreerd met geprofileerde en met Lodewijk xv voluten verrijkte panelen, die zich over de tribune voortzetten. Ga naar margenoot+ Tegen de zuidwesthoek is een eiken bank opgesteld met getoogde rugpanden van eenvoudig vroeg xviie eeuws raam- en paneelwerk; de bank is 1620 gedateerd. Op de noordwesthoek is een iets rijker, met getoogde panelen en gesneden fries en zwikken versierde bank opgesteld uit 1622. Voorts blokken eenvoudige xviiie eeuwse banken. Ga naar margenoot+ De toegang in de westelijke transeptarm is ombouwd met een eiken tochtportaal, pl. LVIII-117, dat boven de deuren, gevat tussen gecanneleerde korinthische pilasters op basementen, gestoken panelen met arabesken ornament bevat; de kroonlijst draagt het jaartal 1619 en het kryptogram Wylt (Hoorn) 't woort. Ga naar margenoot+ In de noordelijke hoek van deze transeptarm leidt een spiltrap, pl. LVIII-117, gevat in een cylindervormige gesloten ombouw met spiraalsgewijs de trap volgende balusterzone, naar de klokzolder, xviia. Door de stroeve vorm van de gehele trap en van de ornamentatie der balusters, doet dit onderdeel sterk Duits aan, hetgeen in een havenstad als Hoorn niet geheel onwaarschijnlijk mag klinken, (vgl. de beelden boven het Doelenpoortje). Ga naar margenoot+ Het uurwerk was oudtijds aangebracht boven de oostelijke transeptarm waar tegen de wand een houten kast is aangebracht waarachter de klokloden neerdalen. Op de kast leest men een toepasselijk opschrift en Anno 1612. Ga naar margenoot+ In de kerk hangen twee 16-arms koperen kronen xvii. Ga naar margenoot+ Van de volledige gebrandschilderde beglazing die eens de kerk sierde, is nog slechts het grote venster in het oostelijke dwarspand over dat blijkens het inschrift in 1620 door de Admiraliteit van West-Friesland geschonken is, pl. LXIII-127. De tekst luidt: de heere gecometeerd t. admiraliteyt / tot staet en stadsvruntschap genegē / hebben tot dees erkentlycheyt / dit glas in deze kercke gegevē / Daar het glas door de tijd zeer te lijden had gehad, werd het in 1916 uit het venster genomen en in het atelier J.L. Schouten te Delft hersteld en aangevuld. Een nieuwe inscriptie vermeldt: In 't jaar 1917 hebben Klaas de Jong en Elis. Corn. de Jong-Lamme ter nagedachtenis aan hunnen Vader Melchert de Jong in leven pres. Kerkvoogd dit glas in zijn ouden staat doen herstellen. | |
[pagina 139]
| |
Het centrum van de compositie wordt ingenomen door het wapen van Westfriesland, gehouden door twee leeuwen en daarboven een kroon door engelen gedragen, alles gecomponeerd tegen een reusachtig aediculum met doorbroken fronton, waarboven vurige paarden een zegekar trekken. De barocke compositie wordt geflankeerd door kleinere wapens met onderschrift Vreyslant, Zeelant, Gelderlant, Mauritius, Overijsel, Utrecht, Hollant, Jacobus (Wapen Wassenaer), waarboven kleine portretten ten voeten uit staande zijn geschilderd van prins Maurits en Jacob van Wassenaer. Aan de voet van het glas ziet men in een rechthoekig paneel een zeestrijd met onderschrift: de slach van heemskerk. In het Rijksmuseum te Amsterdam berusten twee gebrandschilderde ramen, één met het stadswapen van Alkmaar en één met de strijd op de Zuiderzee en wapens van Hoorn die zeer waarschijnlijk uit deze kerk afkomstig zijn. Het Frans Halsmuseum te Haarlem bezit een dergelijk glas door Enkhuizen geschonken in 1619 (cat. Voorwerpen 1924 nr. 340). Drie fragmenten van de bij abbing genoemde gildeglazen zijn in het koor van de Grote Kerk te Haarlem geplaatst. Van de klok uit 1596 door W. Wegewart gegoten en in 1911 bij de restauratie vanGa naar margenoot+ het torentje verloren gegaan, wordt een afgietsel in het Westfries Museum bewaard, cat. h 1934, nr. 478. De halfslagklok, diameter 61, draagt het opschrift: ave maria ricoldus butendiic me fecit.
DE GEREFORMEERDE KERK aan de Achterstraat is gevestigd in de voormaligeGa naar margenoot+ Mariakapel, behoord hebbend bij het Mariaklooster, waarin thans het Herv. Weeshuis is gevestigd (zie aldaar). velius, blz. 383; abbing, blz. 368; gonnet nr. 826.Ga naar margenoot+ Het muurwerk is tot ongeveer de toog-geboorte van de vensters oud en bestaat uitGa naar margenoot+ baksteen, formaat 23,5 × 5,5, 10 lagen 63,5, dik ongeveer 49, aan de kanten der steunberen versierd met blokken natuursteen. De kapel heeft waarschijnlijk een diepte gehad van drie en een halve travee, fig. 38, welke telkens twee vensters bevatten; de sluiting is driezijdig. De voorgevel is niettegenstaande de doorsnede van 61 cm waarschijnlijk nieuw, daar deze op de oude tekening van pronk anders is geordineerd. Aan de zuidzijde ontbreken de steunberen; de dagkanten der merendeels gedichte vensters zijn eenvoudig afgeschuind. In de kapel ligt ongeveer ter hoogte van de afzaten der vensters een gemetselde vloer, waaronder het koor door twee oost-west lopende tongewelven is overkluisd; deze toestand kan uit het einde der xvie eeuw dateren. De overige afwerking, alsmede de kap dateren van 1877.
Van de voormalige S. CLARAKAPEL, in 1467 gesticht en in 1502 in steen opgetrokkenGa naar margenoot+ ten Z. van de Mariakerk (velius, blz. 83 en 166) is, niettegenstaande het | |
[pagina 140]
| |
bericht van afbraak bij abbing, blz. 206, een gedeelte van de zuidermuur met gothische vensters bewaard in de gemeentelijke timmerwinkel aan de Veemarkt. In de voorgevel een gevelsteen met het opschrift: synte pieters scheepye / mag hellen maar niet / vergaen op gods woort / blijf ick vast staen / anno mdccxxiii.
Ga naar margenoot+ DE LUTHERSE KERK is een rechthoekig gebouw uit 1768 dat met eeninge zwenkte gevel aan de Ramen staat. Ga naar margenoot+ abbing, blz. 4, 363, 385, 392, ii, bijl. 97; N.H. Oudh. i, blz. 65; j.c. kerkmeyer, Bull. blz. 184. Ga naar margenoot+ De kerk wordt gevormd door een driebeukige ruimte met galerijen in de zijbeuken. Door het geren van het terrein staat de voorgevel, pl. LXIV-129, met een afwijking van 6o op de zijgevels. De muren zijn opgetrokken van kleine xviiie eeuwse steen in fijn metselwerk met toepassing van natuursteen aan de ingangspartij en het venster erboven. De even terugliggende gevel wordt op xviiie eeuwse wijze door middel van flauw concave zijpartijen met geblokte hoeklisenen aan de straatwand gebonden. Het middenrisaliet bevat de ingangspartij, die drie treden verhoogd, door vlakke natuurstenen pilasters is omgeven en door een vroeg Lodewijk xv opzetstuk wordt bekroond, welks silhouet in de overigens rechte houten kroonlijst herhaald wordt. De zijgevels zijn door lisenen verlevendigd en door twee rijen vensters doorbroken wier plaatsing verband houdt met de galerijen in het inwendige; de benedenste vensters die rechthoekig zijn hebben merkwaardigerwijs een aanmerkelijk grotere ruitverdeling dan de bovenste, zonder dat van wijzigingen de duidelijke sporen aanwezig zijn. Ga naar margenoot+ Het inwendige der kerk wordt in drie beuken verdeeld door tweemaal vier pijlers die de kapconstructie dragen. De kolommen zijn verbonden door gedrukte bogen. De kerk wordt gedekt door een gekoofd houten plafond, dat na de inkorting aan de nieuwe ruimte werd aangepast met omlopende kooflijst. De zijbeuken worden gedekt door halve korfboogvormige beschietingen. De toegang tot de galerijen leidt langs twee trappen tegen de voorgevel, verborgen achter een betimmering met paneelwerk. Langs de galerijen zijn eiken balustraden aangebracht. Ga naar margenoot+ De kerk bezit een sierlijke mahoniehouten preekstoel met bijbehorende trap, achterschot,Ga naar margenoot+ klankbord en doophek, alles in Lodewijk xv stijl, pl. LXIV-128. Bij de verbouwing in 1922 werd de kuip van de preekstoel lager opgesteld en de trap recht | |
[pagina 141]
| |
gemaakt, waardoor iets van de zwierige opbouw verloren ging. Op de kuip worden in reliefs de vier Evangelisten voorgesteld, in de voet engelen. Het doophek, waaropGa naar margenoot+ boven de toegangen wat stijve koperen doopbogen staan, is bij genoemde verbouwing tevens gewijzigd, doordat de doopbanken langs de zijden vervielen; ter aanvulling werden de vrijgekomen gedeelten van de balustraden der galerijen gebruikt. Tijdens een recente wijziging heeft men het middenpaneel van het doophek ajour uitgezaagd. Op de preekstoel staat een sierlijke koperen lezenaar Lodewijk xv,Ga naar margenoot+ op het doophek een eenvoudige koperen lezenaar, xix. Het orgel uit 1773, pl. LXV-130, is versierd met enig Lodewijk xv snijwerk enGa naar margenoot+ vrijstaande beelden in top en rust op een rijk met festoenen en asymmetrische voluten versierde balustrade, als bekroning van de waarschijnlijk uit de bouwtijd daterende smaakvol versierde portaalwand. De overhuifde, overigens weinig interessante herenbank wordt bekroond door van een tochtportaal afkomstig opzetstuk met uurwerk, welks woelig Lodewijk xv ornamentwerk opvallende overeenkomst vertoont met de orgelbalustrade van de Oosterkerk. In de consistoriekamer wordt een anoniem portret van Ds. Vyant bewaard xvii enGa naar margenoot+ een lijst van kerkeraadsleden uit 1769. De Gemeente bezit het volgende zilverwerk, pl. CXXXIV-286:Ga naar margenoot+ een gegraveerde avondmaalsbeker, hoog 19, met voorstellingen in medaillons vanGa naar margenoot+ Geloof, Hoop en Liefde, Hemelvaart, een kruis met een slang en de Kruisiging. In de beker is gegraveerd: jan jansoen back van dortmondt obit den 1 november ao 1639. Merken: Hoorn, jaarletter m, meesterteken een schaaltje. twee schalen, diameter 29, met opgelegde gegoten rand in Lodewijk XV ornamentGa naar margenoot+ en inscriptie: ter gedagtenis van katherina broekhuysen weduwe van klaes struyver. heeft dese 2 schaale vereert aan de nieuwe luytense herboude kerk tot hoorn, den 2 july 1769. Merken: Holland, Amsterdam, jaarletter k van 1769, meesterteken hg aan Hendrik Griste toegeschreven, voet nr. 432. Een van deze twee schalen wordt thans in het moderne doopvont gebruikt. een broodschaal met parelrand, diameter 28, met inscriptie: dit is door eenige jonkmans en jonge dogters der luthersche gemeente te hoorn aan dezelve kerk ter gedagtenis geschonken den 1 januari 1783. Merken: Holland, Amsterdam, jaarletter y van 1783, meesterteken hcw, toegeschreven aan H.C.N. Wildeman, voet nr. 750; een flauw achtzijdige doopschaal op voet, diameter 31 × 25,5 met gedreven Lodewijk xv rand merken: Holland, Amsterdam, jaarletter k van 1769 en meesterteken r, met een stip ervoor, niet bij voet. een niet versierde kan met houten oor; merken: Holland, Amsterdam, jaarletter kGa naar margenoot+ van 1769, meesterteken een lelie in een schild; een ziekenbusje, inhoudende een pateen en een kelkje met ouweldoosje onder deGa naar margenoot+ voet. Op de voetrand een bijna onleesbare inscriptie met jaartal 1783; merken: Holland, Amsterdam, jaarletter y van 1783, meesterteken hcw, toegeschreven aan H.C.N. Wildeman, voet nr. 750; een bijbel met zilverbeslag blijkens inscriptie geschonken 7 ii 1769 door HendrikGa naar margenoot+ Stoppelmans en Sara Damman. Merken: Holland, Hoorn, jaarletter 1? meesterteken f.k. Voorts een tinnen kan met voet en oor en tinnen collecteschalen. | |
[pagina 142]
| |
Ga naar margenoot+ DE REMONSTRANTSE KERK, gevestigd in het pand Groote Oost 43 (zie woonhuizen), bezit: Ga naar margenoot+ het achterschot van een preekstoel van mahoniehout, versierd met inlegwerk vanGa naar margenoot+ gekleurde houtsoorten, xviii. Ga naar margenoot+ een eenvoudige koperen lezenaar met de letters r.k. xviib-xviiia. een koperen voet voor een lezenaar, in Lodewijk xiv trant versierd; de lezenaar is niet aanwezig. Ga naar margenoot+ twee eenvoudige koperen kandelaars, xviii. Ga naar margenoot+ en het volgende zilverwerk: Ga naar margenoot+ vier avondmaalsschotels, diameter 32, met inscriptie aeltje simons hasepoot, en merken: Holland, Haarlem, jaarletter 1 van 1695, meesterteken een hazepoot als voet, nr. 62; vier bekers, hoog 16,8, met inscriptie op de voet: gifte tot het h. avondmaal der remonstranten tot hoorn van marijtie boelen gestorven ao 1662 den 26 maart. Merken: Holland, Hoorn?, jaarletter h, meesterteken ;Ga naar margenoot+ een beschilderd ijzeren geldkist, xvii.
Ga naar margenoot+ Het onttakelde en buiten gebruik zijnde gebouw van de SYNAGOGE uit 1780 staat aan de Italiaanse Zeedijk, dicht bij de Hoofdtoren. De strakke brede gevel wordt door twee pilasters in een brede en een smalle travee gedeeld, waarin de vier halfrond gesloten vensters afwisselend hoog en laag zijn geplaatst. Voor de gevel een gesmeed ijzeren hek. De Synagoge is in 1953 afgebroken.
Ga naar margenoot+ DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK aan de Grote Noord is in 1879 gebouwd ter vervanging van een uit 1755 daterende z.g. schuilkerk. Ga naar margenoot+ Gildeboek 1928, blz. 164; p. dalm. van heel o.f.m., De statie der Minderbroeders te Hoorn, Rijswijk 1947 (Bijdragen voor de Geschiedenis van de Provincie der Minderbroeders in de Nederlanden). De kerk bezit: Ga naar margenoot+ een eiken preekstoel uit de vroegere schuilkerk aan het Achterom. Deze werd in 1756 door W.F. Krajenschot geleverd en draagt tussen ornament in Lodewijk xv trant op de kuip voorstellingen van de H.H. Bernardinus van Siena, Bonaventura, Antonius en Leonardus. Voet en klankbord vernieuwd. Ga naar margenoot+ een houten Pietà, pl. LXVIII-136, hoog 100, Noord Nederlands werk uit het laatste kwart der xve eeuw en eveneens laatstelijk afkomstig van de voormalige statie aan het Achterom en tenminste sedert 1686 te Hoorn vermeld; een aantal schilderijen van geringe kwaliteit o.a. Ga naar margenoot+ een Thaborvoorstelling, doek, ongeveer 250 × 150, gem. W.H. van de Wall 1761;Ga naar margenoot+ een tabernakel en de expositietroon, 1649?, (cf. boekbanden) met schildpad bekleed, uit de oude kerk afkomstig en onlangs in het Westfries Museum geplaatst. Ga naar margenoot+ Voorts bezit de kerk het navolgende zilverwerk: Ga naar margenoot+ een enorme vergulde en rijk bewerkte stralenmonstrans met grote engelfiguren terzijde, staande op cornucopiae, hoog 83, gemerkt Amsterdam, jaarletter d van 1656, meesterteken van J. Bogaert, volgens documenten in 1663 geleverd (van heel, a.w.); een kleinere vergulde monstrans, pl. CXX-250, hoog 71,5, waarvan het bovendeel veel overeenkomst vertoont met de niet vergulde en eenvoudiger uitgevoerde mon- | |
[pagina 143]
| |
strans te Lutjebroek, xviib; Amsterdams werk? jaarletter l en monogram gb? (vergelijk ook een exemplaar te Wormer, R.K. Kerk en Krommenie, O.K. Kerk); een ciborie, hoog 40 met onduidelijk inscriptie aangaande ene van Eyck, middenGa naar margenoot+ xvii; merken: Amsterdam, jaarletter a van 1653? meesterteken van J. Bogaert; een kelk, hoog 33,5, op zeslobbige voet; merken: Amsterdam, jaarletter k van 1641;Ga naar margenoot+ meesterteken van Thomas Bogaert; een kelk, pl. CXXV-266, hoog 34,5, op zeslobbige voet die als één vlak geornamenteerd is; merken: Amsterdam, jaarletter k van 1662, meesterteken van J. Bogaert; drie canonborden, gemerkt Amsterdam, jaarletter g van 1766, meesterteken ndi, vanGa naar margenoot+ N. de Jager, voet 510; een doopschaal, pl. CXXX-277, diameter 37 × 29,5; in de rand engelen met lijdenswerktuigen,Ga naar margenoot+ in het blad gegraveerde voorstelling van de Doop in de Jordaan binnen een cartouche. Merken: Amsterdam, jaarletter k van 1662, meesterteken van J. Bogaert, vgl. frederiks nr. 195; een ampullenblad, rond, pl. CXXXIV-285, diameter 36,5, in de rand niervormige cartouches met lijdensemblemen, in de schaal een veel jonger stralenmedaillon met i.h.s. Merken: Amsterdam, jaarletter f van 1658, monogram als voet nr. 101; een wierookvat, xvii, Amsterdams werk, geen andere merken te onderscheiden;Ga naar margenoot+ een wierookvat met op het bakje in cartouches de voorstelling van drie Heiligen, xviib. Merken: Holland, Hoorn, jaarletter p van 1678?, meesterteken een hek; een wierookscheepje in schelpvorm, pl. CXXIII-259, de voet geornamenteerd metGa naar margenoot+ naast elkaar liggende schelpen, xviia; merken: Hoorn, jaarletter i, meesterteken een stemvork, (vergelijk wierookscheepje te Nibbikswoud); een wierookscheepje in schipvorm op versierde voet; op de spiegel van het scheepje twee paardjes en een vrouwenfiguur, xviia. Merken: Hoorn, jaarletter x, meesterteken een zwaard. (Vergelijk dergelijk scheepje te Zwaag, meesterteken wellicht identiek); een crucifix, volgens documenten in 1759 geleverd door Walr. Waerdenburg, (vanGa naar margenoot+ heel, a.w.), Amsterdams werk, overige merken onduidelijk; Epistel en Evangelieboeken in schildpad-banden met zilverbeslag en in handschriftGa naar margenoot+ gemerkt: de Jonge fecit 1649; een lezenaar met Lodewijk xvi ornament en een inscriptie vermeldende het jaartalGa naar margenoot+ 1782. Merken: Holland, Amsterdam, jaarletter y van 1783, meesterteken w.w. in rechthoek, volgens voet 498 initialen van Wynand Warneke, doch blijkens gegevens bij het crucifix misschien van Walr. Waerdenburg; twee voetstukken voor reliekhouders, pl. CXXVI-267, waarschijnlijk AntwerpsGa naar margenoot+ werk, einde xviie eeuw, van de merken alleen duidelijk een gekroonde G. Een stel xvie eeuwse paramenten dat in verband gebracht wordt met Jacob Cornelisz,Ga naar margenoot+ en uit deze kerk afkomstig is, wordt thans in het Bisschoppelijk Museum te Haarlem bewaard, pl. CXXXVI-289, vgl. k. steinbart, Paramente nach Jacob Cornelisz von Amsterdam, Kunstchronik 1921; dez., Nachlese im Werke Jacob Cornelisz, Marburger Jahrbuch für Kunstwissenschaft, 1929, blz. 213.
In de moderne HERVORMDE KAPEL aan de Eikstraat is in 1933 een eenvoudigGa naar margenoot+ kabinetorgel uit 1784 overgebracht, gebouwd door J.P. Kunckel te Rotterdam enGa naar margenoot+ afkomstig uit de O.K. Kerk te Schiedam, waaruit het in 1865 overgeplaatst werd naar de Herv. Kerk te Odijk. | |
[pagina 144]
| |
Gebouwen van liefdadigheid en wetenschapGa naar margenoot+ Het voormalig ST. JANSGASTHUIS, thans BOTER- EN EIERHAL der Gemeente Hoorn, verrijst met een opmerkelijk rijke vroeg-renaissance gevel uit 1563 aan het Kerkplein tegenover de Grote Kerk. Ga naar margenoot+ velius, blz. 235 en 288; gonnet, blz. 109; N.H. Oudh. i, blz. 70; j.c. kerkmeyer, Bull., blz. 153. Ga naar margenoot+ De bakstenen frontgevel aan het Kerkplein, fig. 36, pl. LXVII-135, die met hoek- en enkele boogblokken is versierd, draagt boven een hoge pui en een volledige verdieping, gescheiden door friezen in metselmozaiek een bijna even hoge topgevel, die zich in drie grote trappen verjongt, eveneens gescheiden door gemetselde friezen tussen profiellijsten. De treden der topgevel zijn op zeer karakteristieke wijze gevuld met grote gebeeldhouwde klauwstukken met figuren in rolwerk gevat, naar de in Noord-Nederland zeldzame vroege trant van Cornelis Floris. Fig. 36. Hoorn. S. Jansgasthuis, thans Eierwaag
De vensters en de deur in de benedenbouw, die allen met zware natuurstenen kozijnen omgeven zijn, zijn een weinig uit het midden naar links geplaatst, hetgeen in verband met het geren van de plattegrond, voor het oog een optische correctie vormt, die versterkt wordt doordat alle kozijnen evenwijdig aan de zijmuren, dus niet haaks op het vlak van de voorgevel behakt zijn. De vensterkozijnen zijn in hun tegenwoordige gedaante met de ronde hoeken xviiie eeuws en kunnen van de verbetering van 1794 dateren. De langgerekte vensters ter zijde en boven de ingang en de beide kleine vensters terzijde, zijn met ontlastingsboogjes overspannen; alle vensters op de verdieping zijn door geprofileerde driezijdige frontons bekroond, die evenals het topfronton gevuld zijn met metselwerk waarvan de strekse voegen verticaal lopen. Het metselwerk van de eerste verdieping is evenals dat der friezen met mozaiekbanden doorregen, en versierd met twee natuurstenen medaillons met een uítstekende mans- en vrouwen- | |
[pagina 145]
| |
kop, en in het midden een aediculum met een beeld van Johannes de Doper en het opschrift: ‘dit is sint jan gasthuys’, evenzovele elementen die met het rolwerkcartouche in het eerste fries karakteristiek zijn voor de tijd van het daarop aangegeven bouwjaar 1563. De topgevel is verrijkt met twee sierankers. De achtergevel is eenvoudig en heeft later aangebrachte grote vensters in de begane grond; een afgewolfd dak vervangt de geveltop. Inwendig rust de eerste en tweede balklaag op zandstenen consoles, die voor wat betreft de begane grond met diverse grillige maskers behakt zijn, pl. LXVI-131, 132, 133 en 134 naar voorbeelden van Cornelis Floris. Het dak wordt gevormd door een oudhollandse kap met pannen belegd.
HET ST. PIETERSHOF is een schilderachtig en uitgebreid complex vrijwoningenGa naar margenoot+ ter plaatse van een laat middeleeuws klooster, thans met de ingangspartij aan het Dal gelegen. Het hof staat onder beheer van de Gemeente. velius, blz. 44, 72, 76, 166, 194, 211, 214, 216; abbing v., blz. 182, 190, 191; a. van akerlaken,Ga naar margenoot+ Het St. Pietershof te Hoorn, Hoorn 1873; N.H. Oudh. i, blz. 71; a. l(oosjes) in Buiten 1917, blz. 118; c.j. gonnet, blz. 121 e.v.; j.c. kerkmeyer Bull. blz. 179; Verslag Vereniging Oud Hoorn 1924; d. in Het Huis Oud en Nieuw 1930, blz. 19; h.j. room, Vervolg; j.c. kerkmeyer in Oudheidkundig Jaarboek 1933, blz. 138: Een nisje van gekleurde tegels in het Sint Pietershof te Hoorn. Het St. Pietershof, fig. 37, pl. LXIX-140, 141 en LXX-144, omsluit met vierGa naar margenoot+ vleugels een ruime binnenplaats in welks noordwesthoek een rechthoekig deel is afgescheiden; in de hoek van dit z.g. vierkant en de noordelijke vleugel is een klein vierzijdig klokketorentje opgetrokken. Van de bouw van 1617 zijn de zuidelijke helften van de westelijke en oostelijke vleugel grotendeels behouden, met dien verstande dat van de oostelijke vleugel het inwendige sterk gewijzigd is tegelijk met het vernieuwen van de buitenmuur in 1901. | |
[pagina 146]
| |
Fig. 37. Hoorn. S. Pietershof
| |
[pagina 147]
| |
Het natuurstenen ingangspoortje dat wellicht tot 1692 hoofdingang is geweest, is bij die gelegenheid gespaard gebleven, hoewel de verhouding verminkt werd doordat men het poortje op een hoog voetstuk stelde. Het smalle poortje is blijkens op het cartouche vermelde jaartal in 1617 opgetrokken in Hendrick de Keyser-trant met geblokte posten, maskersluitstenen en een als bekroning doorbroken fronton, waarin een nis met een St. Pietersbeeldje is gevat. Aan de hofzijde zijn aan deze vleugel de met natuursteenblokken versierde vensters behouden, waarvan de benedenste met de geblokte ontlastingsbogen de zware houten kruiskozijnen behielden die gedeeltelijk schuil gaan achter de in 1692 vóór deze vleugels aangebrachte galerijen. De noordelijke helft van de oostvleugel is iets later, doch vóór 1692 in bijpassende stijl toegevoegd; de vensters zijn in de loop van de xviiie eeuw van schuiframen voorzien. In de noordoosthoek is een middeleeuwse kelder bewaard met ribgewelven die op een vierkante middenpijler neerkomen. De overeenkomstige helft van de westelijke vleugel vormt een zijde van het z.g. vierkant, dat in 1617 grotendeels vernieuwd is en in 1700 afbrandde. Kort daarna moet het herbouwd zijn, van welke periode de ornamentale omlijstingen van de ronde openingen boven de deuren dateren, welke vorm vóór de laatste wijzigingen aan minstens twee zijden van de binnenhof over waren. Tot in de xviiie eeuw had het vierkant aan de zuidzijde van de oostvleugel een trapgevel, die sedert dien verdwenen is. De zware muur aan de oostzijde van de binnenplaats is behoudens vernieuwingen van 1926, grotendeels xviie eeuws, waarschijnlijk op middeleeuwse grondslag. Bij de jongste herstellingen in 1926 werd het inwendige van dit gedeelte gemoderniseerd en werd aan de westzijde een gang toegevoegd langs de binnenplaats. De verdeling van het inwendige van de galerij langs de buitenzijde van het vierkant had reeds eerder waarschijnlijk in 1848, plaats gevonden. Het klokketorentje is xviie eeuws en is op dezelfde wijze als de oostelijke en westelijke vleugel van natuurstenen negblokken voorzien. In 1692 werd aan de Dalzijde, een nieuwe vleugel opgericht met een brede bakstenen gevel in de strakke stijl van deze periode. De gevel die door een rechte kroonlijst is afgesloten, wordt door brede midden- en hoekrisalieten geleed, waarvan het eerste, dat door een fors driezijdig fronton met de stadseenhoorn versierd bekroond wordt, de met natuursteen omgeven ingangspartij bevat. De zijrisalieten zijn slechts even geaccentueerd door een herhaling van het motief van modillons onder de gootlijst en zijn in de xviiie eeuw van Lodewijk xv dakkapellen voorzien. De ingangspartij, die het opschrift ‘oud mann' en vrouwen huys’ draagt tussen twee thans blanke wapenschilden, memoreert voorts de stichting van het huis in het gedicht: consulibus flammescit nec patribus ardor / occidit obsepsit flammae cura senes / machina testatur firmant insignia tantis / praemia sint superis exoritura viris / Ter weerszijden zijn bij wijze van festoenen de volgende gebeeldhouwde wapens bevestigd: Sonck, van Foreest, Ment, Merens, en een wapenschild met opschrift: fasces et secures rei. p. hornanae; Verschuur, Wyntgis, Groot, Molenwerff en Baars; tussen de vensters jaartallinten met anno mdclxxxxii. Aan de hofzijde is de ingangspoort zeer eenvoudig en bekroond met een midden xviiie eeuws opzetstukje. Het inwendige van de vleugel aan het Dal bevat een aantal woningen van twee vertrekkenGa naar margenoot+ die beganegronds aan de hofzijde van deze vleugel toegankelijk zijn en op | |
[pagina 148]
| |
de verdieping via een langs de hofzijde gelegen gang bereikbaar zijn. De oostelijke en westelijke vleugel bevatten éénkamerwoninkjes die beganegronds van de hof uit toegankelijk zijn en op de verdieping langs gangen die achter de straatgevel zijn gelegen en via trappen aan de zuidoost en noordwesthoeken. Langs de hof zijn, waarschijnlijk in 1692 de door de lichtinval en de kleuren van plavuizen, houtwerk en koper uitermate schilderachtige galerijen aangebracht, die als doorlopend tochtportaal dienst doen, pl. LXIX-141. Zij zijn door een houten tongewelf gedekt, dat op forse gesneden houten consoles rust, die bij de restauratie in 1888 merendeels vernieuwd zijn; enkele oude consoles berusten in het Westfries Museum, cat. h 1934,Ga naar margenoot+ nr. 40. Van de oudtijds zeer rijke inventaris is het grootste gedeelte, bestaande uit betimmeringen, een beeldenkast en gesneden panelen sedert het einde der vorige eeuw verwijderd en in het Westfries Museum terecht gekomen, cat. h 1934, nrs. 29, 30, 31,Ga naar margenoot+ 49, 51, 102. Alleen de regentenkamer in de oostvleugel is nog in tact. Deze is behangen met goudleer en toegerust met een groot wandbuffet, een schoorsteen met spiegel, vier kleine wandspiegeltjes met tweearmige kandelabers en een plafondschildering met allegorische voorstelling van Abundantia en Mercurius en symbolen van St. Pieter door Daniel Renes (gonnet, inv. 990: 1769 Maart aan Daniel Renes voor het beschilderen van het blaffon volgens rekening f 175), alles blijkens de wapens van de regenten uit 1767-'69. Het zeldzame koeharen vloerkleed is naar het Westfries Museum overgebracht, cat. k 1396 nr. 258 (vgl. j. six, Koeharen kleden uit de xviiie eeuw, in Oud Holland 1927, blz. 129). Het meubilair bestaat uit een Lodewijk xv tafel (vgl. die in het Protestantse Weeshuis) en tien stoelen met een fauteuil in Lodewijk xvi-stijl. Ga naar margenoot+ In de westelijke vleugel is voorts op de verdieping nog een schouw bewaard, xviiaGa naar margenoot+ uit pleister bestaande. In de woning nr. 6 is in 1933 een kleine nis met gekleurde en profiel gesneden tegels ontdekt, xviia, pl. LXVIII-139. Ga naar margenoot+ In de toren hangt een klokje, diameter 44, hoog 43 met randschrift: jhezus maria anno dni mcccccxxix.
Ga naar margenoot+ Het PROTESTANTSE of BURGER WEESHUIS aan de Achterstraat is in verschillende perioden gebouwd ter plaatse van het voormalig Maria-convent. Ga naar margenoot+ velius, blz. 234/5, 288, 434; Teg. Staat v, 429; abbing, blz. 238, 368; N.H. Oudh. i, blz. 69; gonnet, Inventaris, blz. 115; j.c. kerkmeyer, Bull., blz. 177; e. neurdenburg, Zeventiende eeuwse beeldhouwkunst, blz. 156; p. noordeloos, Mariaverering in de geschiedenis 1939, blz. 28-32. Ga naar margenoot+ Het gebouw, fig. 38, bestaat uit twee haaks op elkaar staande vleugels die een binnenterrein omsluiten, welks derde zijde door de noordmuur van de kapel wordt gevormd. | |
[pagina 149]
| |
Fig. 38. Hoorn. Protestantse Weeshuis en Geref. Kerk
| |
[pagina 150]
| |
De ingangsgevel langs de Achterstraat zou volgens abbing in 1729 opnieuw opgetrokken zijn. De sterk opgehakte hardstenen ingangspoort, die thans 1620 gedateerd is, heeft een veel jonger voorkomen, wegens de bloemfestoenen op de flankerende pilasters en de palmtakken in de zwikken boven de halfrond gesloten doorgang waarboven, in het doorbroken fronton de Eenhoorn met het stadswapen een plaats gevonden heeft, geflankeerd door beelden van Weeskinderen. De datering van abbing op 1729 komt daarom veel meer in aanmerking. De hoekpartij ter plaatse van het oude gedeelte waar Bossu gevangen gezet zou zijn, is in het midden der xixe eeuw, blijkens een steen met inscriptie in 1848, vernieuwd. De aansluitende vleugel langs de Oude Turfhaven bestaat uit minstens drie delen, waarvan het eerste achter een moderne bemetseling middeleeuws muurwerk bezit en aan de westzijde door een oude topgevel, xvia, afgesloten wordt. De gevel aan de hofzijde van dit gedeelte is waarschijnlijk ongeveer gelijktijdig met de ingangsvleugel vernieuwd, evenals het gehele tweede deel van deze vleugel; boven een der ingangen staan twee houten beelden van weeskinderen. Het derde deel van de noordelijke vleugel is grotendeels in het midden der xviiie eeuw ontstaan en bevat de regentenkamers; de vensters aan de hofzijde zijn later aan die van de overige gevel aangepast. Ga naar margenoot+ De gang tussen beide regentenkamers is versierd met stucwerk in Lodewijk xv stijl, 1750-'60, evenals de schouw in de dameskamer, die een Caritas voorstelling bevat. Ga naar margenoot+ In de regentenkamers enig bescheiden meubilair, xviiib, een portret in de trant van J. Waben, van het weeskind Isack Pieterzoon Kistemaker, paneel, 39 × 31, opschrift 1644 aetatis 34; enige geslepen bokalen xviiib, en de twee bovenvermelde tekeningen van C. Pronk. Voorts bezit het Weeshuis: Ga naar margenoot+ een gedreven bronzen offerblok, pl. LXVIII-138, op hardstenen piedestal; de vier zijden zijn door pilasters geleed en versierd met voorstellingen van weeskinderen en het stadswapen in kwabornament, midden xvii; Ga naar margenoot+ een vijzel Ao 1607 met opschrift: loeft godt van al en diverse koperen en tinnen gebruiksvoorwerpen. Ga naar margenoot+ In de tuin staat een hardstenen pomp, einde xviii, en een groep bestaande uit twee loden beelden van weeskinderen en een houten Eenhoorn met het stadswapen, xviii? In het Westfries Museum wordt een schouw met schildering en wapens d.d. 1746 bewaard, cat. h 1934, nr. 83.
Ga naar margenoot+ HET OUDEVROUWENPOORTJE is een overblijfsel van het Oudevrouwenhuis aan het Kerkplein, dat zich noordwaarts tot aan de Wisselstraat uitstrekte, waar een tweede poortje rest en één vleugel die thans in gebruik is als Consultatiebureau en muziekzaal. Het geheel is Gemeente-eigendom. Ga naar margenoot+ velius, blz. 529; N.H. Oudh. I, blz. 72; j.c. kerkmeyer, Bull., blz. 182; gonnet nr. 998; e. neurdenburg, Zeventiende eeuwse beeldhouwkunst, blz. 44. | |
[pagina 151]
| |
Kerkplein doch ook die aan de Wisselstraat tot het Oude Vrouwenhuis behoord hebben en dat de daar nog bestaande poort en belendende gebouwen een gedeelte van dit complex gevormd hebben. De Oude Vrouwenpoort, pl. LXXI-145, geeft aan de zijde van het Kerkplein thansGa naar margenoot+ toegang tot een smalle door een houten tongewelf gedekte gang, waarboven een vertrekje met houten zoldering is aangebracht dat tot het belendend Zusterhuis behoort. Om de doorgang aan de achterzijde is een geprofileerde natuurstenen omlijsting met het stadswapen als sluitsteen aangebracht; deze gevel wordt beëindigd in trapvorm met een toppilaster. Het Oude Vrouwenpoortje bestaat geheel uit natuursteen. De halfrond gesloten poortomlijsting, vergezeld van kraallijsten, wordt omsloten door een hoofdgestel op Korinthische pilasters, welks architraaf een rolwerkcartouche met het opschrift ‘het oude-vrouwenhuys’ draagt. In de zwikken zijn zeer goed gehakte putti met symbolen van leven en dood voorgesteld. Het doorbroken fronton met het wapen van Hoorn en het jaartal 1610 is geflankeerd door twee afgewende, de beschouwer aanziende vrouwenfiguren. De qualiteit van het beeldhouwwerk van de putti en de zwikken en van de bekronende vrouwenfiguren, wijst op een eersterangs meester, in welks verband men gaarne aan de destijds in Hoorn gesignaleerde Hendrick de Keyser gedacht heeft. Aan de Wisselstraat was in 1606 een natuurstenen poortje verrezen met geblokteGa naar margenoot+ posten en blokken rond de boog naar de trant van de tijd; het wordt bekroond door een geheel vergaan natuurstenen relief tussen geblokte banden. Het poortje aan de oostzijde van het St. Pietershof, dat uit 1617 dateert is met uitzondering van de bekroning een vrijwel nauwkeurige copie naar dit poortje. Van de gevel ter weerszijden van het poortje is door het inbrengen van grote venstersGa naar margenoot+ weinig meer over. Op de verdieping zijn echter aan de oostzijde enige oude tweelichtskozijnen bewaard met merkwaardige, door cannelures geornamenteerde dagkanten xviia; de beganegrondse zaal is gedekt door een zwaar balkenplafond op natuurstenen consoles met het stadswapen, xviia. Achter het tegenwoordige Consultatiebureau dat in de kern xviie eeuws is doch sterk gewijzigd werd, is boven een betegelde kelder een opkamer waarin een laat xviiie eeuws schouwtje met een geschilderde mythologische voorstelling bewaard was. Het stukje dat ongetwijfeld ten onrechte G. Flinck is gemerkt, berust thans in het Westfries Museum.
HET KLAES STAPEL'S of VROUWENHOFJE aan het Munnickeveld is hetGa naar margenoot+ enige hofje te Hoorn en behoort in eigendom aan een stichting van gelijke naam. abbing, blz. 169. Handschrift van Voorst in het Gemeente Archief te Hoorn.Ga naar margenoot+ | |
[pagina 152]
| |
Ga naar margenoot+ De tweelingtrapgevels aan het Munnickeveld, pl. LXXVIII-161, worden gedragen op een geprofileerde puibalk met een fries waarin een houten relief bij wijze van gevelsteen met de voorstelling van Judith en Holofernes is gevat. De toppen zijn verlevendigd door even uitspringende hoek- en boogblokken boven de kruiskozijnen op de verdieping en de drielichten in de zolderverdiepingen, waarvan er één vervangen is door een xviiie eeuws venster. Op de treden liggen natuurstenen dekplaten; in de top is een toppilaster aangebracht, die met een kopje in de boog boven het vlieringluik neerkomt. De puien zijn in de xviiie eeuw van grote vensters met kleine roedeverdeling voorzien. De wijziging der indeling van de begane grond, waarmede het aanbrengen van drie voordeuren samenhangt, kan in 1682 hebben plaats gevonden. De linkerachtergevel is afgesnoten. Het inwendige is ten behoeve van het hofje gewijzigd in dien zin, dat in het linkerpand een grote keuken gemaakt is, die van de hof uit bereikbaar is. Rondom de hof die door een hek van de straat is afgesloten en zich achter de beschreven panden verbreed, zijn een elftal hoogst eenvoudige eenkamerwoninkjes, in oorsprong xviid doch in xviiie en xixe eeuw sterk gewijzigd, en een regentenkamer, xixb gebouwd.
Ga naar margenoot+ Het DIACONIEHUIS aan het Achterom heeft een door bepleistering en bakstenen imitatie-negblokken sterk aangetaste gevel, waarvan waarschijnlijk slechts de rechterhelft oorspronkelijk is. Deze bevat twee gevelstenen waarvan de ene het wapen der familie Sonck met het opschrift ‘in de 3 egels’ draagt, de ander het jaartal Anno 1619 geeft. Aan de rechterzijde is in de xviiie eeuw een gang toegevoegd, waarin twee deuromlijstingen xviib en een aardig trappoortje met beschilderd supraporte bewaard bleven. De straatdeur van deze gang is voorzien van een fraai oud slot xvii? gemerkt h.j.b.
Ga naar margenoot+ HET HUISZITTENHUIS was gevestigd in het thans tot garage verbouwde brede pand Veemarkt 6. abbing i, blz. 175, ii, blz. 258. Volgens abbing werd het huis in 1738 van de nieuwe gevel voorzien. Deze is thans alleen op de verdieping nog gaaf en vertoont ter weerszijden van een middenrisaliet, waarin de ingangspartij gevat was, tweemaal vier eenvoudige vensters met oude roedeverdeling. Van de indeling van het inwendige die in 1773 vernieuwd werd is niets meer te bespeuren, daar het huis in 1795 tot kazerne ingericht werd.
Ga naar margenoot+ HET R.K. WEES- EN OUDELIEDENHUIS, ‘ST. JOZEF'S HUIS’, verrijst met een strakke gevel uit 1773 aan het Achterom. Ga naar margenoot+ abbing, blz. 392; j.c. kerkmeyer, Bull., blz. 184, Voorlopige Lijst dl. V, i, blz. 212. Ga naar margenoot+ Het Weeshuis, tot welks bouw in 1772 toestemming werd verleend, bestaat uit vier vleugels rond een ruime binnenplaats. De frontgevel aan het Achterom, pl. LXX-143, is een gaaf specimen van laat xviiie eeuwse bouwkunst. De brede gevel is geleed door een middenrisaliet en twee hoekpilasters, waartussen aan elke zijde tweemaal | |
[pagina 153]
| |
vier vensters geplaatst zijn met flauw gebogen strekken en door houten roeden in kleine ruitjes verdeelde ramen. De middenpartij die halfcirkelvormig verhoogd is, bevat de eenvoudig omlijste ingang, en het door rijk Lodewijk xv lofwerk omgeven venster erboven, welk lofwerk zich in het fronton, uit pleister vervaardigd, voortzet. Het ornament heeft daar neiging naar het Lodewijk xvi over te gaan. De zijvleugels van het gebouw zijn zeer eenvoudig, de achtervleugel gaf oorspronkelijk door middel van een zuilenporticus doorgang naar de tuin. Om ruimte te winnen werd de galerij echter in 1884 gedicht. Van het inwendige zijn nog slechts de regentenkamers, ter weerszijden van de hal van enig belang. De regentessenkamer heeft geschilderd behang met luchtige bloemranken boven een lage lambrizering en een sierlijk gesneden schoorsteenmantel met geschilderde allegorie van de Liefdadigheid op de schouwboezem. Ook het plafond is met ranken beschilderd binnen geprofileerde compartimenten. In deze kamer hangt een Aanbidding der Herders naar een gravure van Goltzius (Bartsch 17). DeGa naar margenoot+ regentenkamer heeft eveneens een lambrizering en een versierde schoorsteenmantel en bovendien een eenvoudige balie; het plafond is beschilderd met een allegorie op de Liefdadigheid. In deze kamer hangt een dubbelportret van de oprichters van het huis, vroeger als supraporte gediend hebbend. In de hal een sterk gesleten koperen offerblok met een Caritasbeeldje xviiia. Het Weeshuis bezit een zilveren troffel; gemerkt Holland, Hoorn, jaarletter n vanGa naar margenoot+ 1773, meesterteken p of r en v, met opschrift: op den 19 may 1773 heeft jan waardenburgh junior den eerste steen geleyt aant roomse diaconihuys in hoorn.
HET POORTJE DER LATIJNSCHE SCHOOL dat tot 1938 aan de KruisstraatGa naar margenoot+ gestaan heeft, is thans voorlopig opgeslagen in de tuin van het Westfries Museum. N.H. Oudh. i blz. 72/3.Ga naar margenoot+ Het vrij eenvoudige poortje xviia, pl. LXIX-142, waarvan geen bouwdatum bekendGa naar margenoot+ is, is opgetrokken uit natuursteen in de trant van Hendrick de Keyser, voor wiens ontwerpen onder meer de met kleine halve bollen versierde aanzet der tooggeboorte, de vlakgevulde zwikken, de voluten terzijde onder de architraaf en het forse halfronde doorbroken fronton karakteristiek zijn. In het fronton is een krachtig gemodelleerd cartouche met het stadswapen gevat; ter weerszijden zijn twee met maskers versierde vazen geplaatst. In de architraaf is het volgende opschrift te voorschijn gekomen: christo duce et auspice christo, (c)aelo musa beat.
In het Noorderplantsoen is in 1938 een ANKER opgesteld, afkomstig van deGa naar margenoot+ Oostindiëvaarder Oude Zijpe uit 1742. | |
Woon- en pakhuizenBij de beschrijving van de woon- en pakhuizen gaat de oneven zijde vooraf aan deGa naar margenoot+ even zijde. Vensters worden slechts vermeld indien de oude indeling bewaard is. Van de puien wordt ook aangenomen dat ze gewijzigd zijn. Indien niet anders vermeld, zijn de gevels uit baksteen opgetrokken. | |
[pagina 154]
| |
Ga naar margenoot+ Achter de Vest 58 vormt de achterzijde van de Oostindische pakhuizen, zie aldaar (blz. 117). Ga naar margenoot+ Het Achterom was oorspronkelijk een waterloop die bij de Kuil door een kolk in zee mondde. In 1654 werd deze overkluisd en werd een straat gevormd. Achterom 51 heeft een eenvoudige gepleisterde puntgevel; het huis heeft voornamelijk historische waarde daar het metselaarsknegtsbos hier gezeteld zou hebben, van welk ambacht de gereedschappen op een gevelsteen met jaartal 1764 voorgesteld wordenGa naar voetnoot1. Achterom 81 heeft een eenvoudige puntgevel, xviii, in welks gepleisterd fries een gevelsteen, xvib, staat met drie hoefijzers in een rolwerkcartouche; inwendig een eenvoudig houten binnenpoortje met doorbroken fronton, xviiia. Achterom 119, pakhuis met eenvoudige puntgevel, xviii, waarin een gevelsteen met een gekroonde mosterdmolen is gevat. Achterom 3 rood, tuinmuur van Grote Noord 3 heeft een deur met Lodewijk xv snijwerk, afkomstig uit het te Enkhuizen gesloopte pand Westerstraat 122. Achterom 67 rood, achter Grote Noord 67, heeft een eenvoudige gevel, xviiid, met flauw gebogen strekken boven de vensters en een terugliggende erker begane gronds. Ga naar margenoot+ Achterstraat 6-8 heeft een gave, vroeg xixe eeuwse gevel met oude roedeverdeling in de vensters. Ga naar margenoot+ De Appelhaven is in 1420 als eerste binnenhaven gegraven. Appelhaven 3, pakhuis met gepleisterd puntgeveltje waarin datum 1721. Ga naar margenoot+ De Bierkade, langs de oudste gegraven haven der stad, vertoont tussen een reeks moderne pakhuizen enkele oude fragmenten en één gaaf geveltje. Bierkade 2 is een pakhuis, dat in de kern nog wel oud is doch verminkt werd. De gevel bevat twee gevelstenen van 1618, het verslepen van handelswaar voorstellend. Bierkade 5 behield de oude pui, evenwel gepleisterd en met wijzigingen aan de vensters. De top is geheel nieuw; de achtergevel is waarschijnlijk xixa herbouwd met oud materiaal. Bierkade 8, pakhuis ‘Dantzig’, xvii, waarvan de pui gepleisterd is, behield in de later vernieuwde en afgeschuinde top enkele oude vensters; de achtergevel, die dun gepleisterd is, bestaat uit gele steen en behield de oude kozijnen. Bierkade 10, pl. LXXV-155, is een goed bewaard en in 1936 gerestaureerd woonhuisje, dat eigendom is van de Vereniging Oud Hoorn. Boven de grotendeels houten pui met xviiie eeuwse glasroeden tussen de gesneden consoles, wordt de gevel gedragen op een puibalk. De verdieping, die door bakstenen waterlijsten aangeduid wordt, heeft een drielichtkozijn; in de afgeschuinde top een vlieringluik met ontlastingsboog. Inwendig een tegelschouwtje, xviii. Bierkade 13, het pakhuis ‘de Dageraad’, heeft een geheel gepleisterde gevel met een hoge pui onder een op consoles gedragen oorspronkelijke puibalk; de top is gewijzigd. In de jaartalankers heeft vroeger 1591 gestaan. De achtergevel is goed bewaard. Bierkade 16/17 is ingebouwd door een moderne werkplaats, waardoor de ingangen aan de zijgevels moesten worden aangebracht. Van de oorspronkelijke voorgevels aan het Venedië, behield nr. 17 het xvii eeuws karakter; in de toppen zijn boven de vensters ontlastingsbogen gemetseld. In de gevel van nr. 16 aan het Venedië een steen met opschrift ‘craton’. | |
[pagina 155]
| |
De Binnenluiendijk ontstond toen men bij de uitleg van de stad oostwaarts in 1576-'78Ga naar margenoot+ ten oosten van het Baadland door bedijking een nieuw havenbassin, de Karperkuil maakte. In 1612 werd de dijk eerst met huizen bebouwd. Binnenluiendijk 2. Zie Kamer van de West Indische Compagnie, blz. 117. Binnenluiendijk 3, fig. 39, pl. LXXV-154, is een gecombineerd woon-en pakhuis, datFig. 39. Hoorn. Binnenluiendijk 3
in 1950-'51 gerestaureerd werd. De gevel waarvan de top verdwenen is, heeft een in de xviiie eeuw gedeeltelijk gewijzigde houten pui met gesneden consoles en puibalk. In het kalf van het getoogde deurtje, dat langs een stoep met hek bereikbaar is, is in een soort cartouche het jaartal 1624 en een huismerk gesneden. Op de verdieping een zolderluik geflankeerd door twee vensters. Inwendig een hoog voorhuis met terzijde een insteek, bereikbaar langs een spiltrapje; daarachter een hoge achterkamer met galerij, oudtijds een vertrekje, ter hoogte van de insteek (fig. 39). Verschillende originele onderdelen bleven bewaard. Het Breed, aanvankelijk een gedeelte van deGa naar margenoot+ waterloop, die door de gehele oude stad liep, is in 1665 gedicht. Breed 21, nieuw pand, waarin inwendig een oude puibalk met een rebus is geplaatst (zie Speelwagen v, 1950, p. 312 en 351) afkomstig uit een huis aan de Dubbele Buurt. Breed 12 heeft een eenvoudige ingezwenkte halsgevel, xviii, gedekt door een rollaag en een segmentvormig fronton; boven de gewijzigde pui op de verdieping oude vensters. Breed 32 behield een trapgevel, xviia, met natuurstenen dekplaten, lijsten en blokjes aan elke trede en een toppilaster op kopje. De pui is uit een vroeg xixe eeuwse toestand teruggerestaureerd; in het fries boven de pui zijn twee leeuwenmaskers en een gevelsteen met de voorstelling van een komenijswinkel gevat. Op de zolderverdieping een drielichtkozijn, dat bij de restauratie van de gevel in 1940 gereconstrueerd werd. Breed 40 is een gaaf woonhuis uit het eerste decennium der xixe eeuw, waaraan alleen de roeden in de vensters ontbreken. Karakteristiek zijn, behalve de schoorsteen midden op het wolfdak, de details aan de stoeppalen, de gesneden deuromlijsting, de consoles aan de gootlijst en de dakkapelomlijsting. Het bovenlicht boven de deur is nieuw bijgemaakt. Breestraat i, een bescheiden pand op de hoek van de Trommelstraat, is merkwaardigGa naar margenoot+ om de overgekraagde gevel met kruiskozijnen xviia en het hoge schilddak, dat een topgevel vervangt. Enige restauratie werd in 1931 en 1949 uitgevoerd. Het pand is thans eigendom van de Vereniging Oud Hoorn. Dubbele Buurt i heeft een gepleisterde trapgevel met toppilaster op kopje en sporenGa naar margenoot+ van ontlastingsbogen, xvii. Dubbele Buurt 26, dubbel heerenhuis met laat xviiie eeuwse gevel, rechte kroonlijst en oude roedeverdeling in de vensters. | |
[pagina 156]
| |
Ga naar margenoot+ Duinsteeg 15 heeft een forse geheel bakstenen trapgevel, xviia, waarvan de pui xviii gewijzigd is. In de top een pilaster boven de ontlastingsboog van het venster. Ga naar margenoot+ Gedempte Appelhaven 7 heeft een in oorsprong xviie eeuwse gevel, gedragen op een gesneden puibalk met bladlijst, xvii. De gevel is thans recht afgesloten, de pui werd in de xviiie eeuw gewijzigd. In het fries drie gevelstenen: de wapens van Hoorn en Zeeland en een gezicht op Genua met het onderschrift ‘d stat Genua’. Ga naar margenoot+ Het Gerritsland is als straat ontstaan in 1619 door demping van een water. Gerritsland 53 heeft een hoge bakstenen trapgevel met natuurstenen dekplaten en toppilaster op kopje, xviia. Boven de later gewijzigde pui is door de ontlastingsbogen de plaats der oude vensters te herkennen. De top van de achtergevel heeft vlechtingen langs de zijden en twee kruiskozijnen. Achter dit pand staat een rijtje nederige huisjes, xviiid of xixa, met roeden in de vensters, oudtijds een hofje voor Mennonieten. Ga naar margenoot+ De Gouw dankt zijn breedte aan een in 1584 gedempt water dat aanvankelijk van het binnenland naar zee liep. Gouw 7, pl. LXXXIV-176, draagt een deftig midden xviiie eeuws karakter. De forse lijstgevel met geblokte hoekpilasters en middenrisaliet heeft boven de ingangspartij een gesneden bekroning met aansluitende omlijsting van de vensters erboven, bestaande uit Lodewijk xiv ornament met enkele Lodewijk xv elementen. In de kroonlijst, die met gesneden consoles bezet is, is het gekroonde alliantiewapen van T. Velius en I. Codde van der Burgh aangebracht, wier huwelijk in 1739 werd gesloten. Inwendig heeft het huis Lodewijk xv stucversiering in gang en trappenhuis; de kamers links achter en rechts vóór hebben lambrizeringen, schoorsteenmantels en -boezem en een gesneden plafond in Lodewijk xv vormen. In de linkervoorkamer daarentegen is een houten plafond met een forse lijst rond een verdiept middengedeelte en een eenvoudige lambrizering in zware Lodewijk xiv vormen, xviiia. Voor het huis een Lodewijk xv gesmeed ijzeren hek. De deur is aanzienlijk jonger, xixa. Een acte in het bezit van de tegenwoordige eigenaars van het pand bewijst, dat het huis eerst in 1753 aan T. Velius werd overgedragen. De linker voorkamer kan een overblijfsel zijn van een ouder pand waartegen en -vóór omstreeks 1753 een nieuw huis is opgetrokken, dat uitwendig in overgangsvormen, inwendig met Lodewijk xv ornament versierd is. Ga naar margenoot+ Het Grote Noord is ontstaan op een der twee oude dijken en is nog steeds een der belangrijkste straten van het stadje, hetgeen voor het aspect meebrengt dat de winkelpuien hun deel van de oude gevels hebben opgeeist. Ga naar margenoot+ Grote Noord i bij de Rode Steen vertoont een vrij gave ingezwenkte halsgevel met segmentvormig fronton en natuurstenen afdekking, eindigend in voluten. De gevelstenen melden het bouwjaar 1698. De vensters hebben de oude roeden behouden. Enig smeedwerk van een voormalig deurkozijn wordt in het Westfries Museum bewaard, cat. h. 1934 nr. 460. Grote Noord 3 moet een hoge gevel gehad hebben waarvan de eerste en tweede verdieping gedeeltelijk gespaard zijn gebleven en met hoekblokken versierd zijn. De drielichtvensters op de tweede verdieping zijn tussen natuurstenen oorstukken gevat, in Vredeman de Vries-trant xvid-xviia; in de strekken boven de vensters van de eerste verdieping staan maskers. Een tekening in een album door P. Jolly getekend | |
[pagina 157]
| |
en samengesteld, en bewaard in het Westfries Museum, geeft de oorspronkelijke toestand van het huis weer. Grote Noord 7 heeft een gave midden xviiie eeuwse gevel met flauw gebogen strekken boven de vensters; aan de deuromlijsting, kroonlijst en dakkapel gesneden Lodewijk xv ornament. Grote Noord 9 is een pakhuis dat boven de moderne pui een gepleisterd gevelgedeelte behield met pilasters in de grote orde, waartussen festoenen en een gevelsteen met een katrol of blok zijn geplaatst. Wellicht het pand ‘in het vergulde block’ waar T. Velius, † 1626, gewoond heeft (Oud Holland 1934, blz. 250). Het is echter twijfelachtig of het pand toen reeds deze gevel bezat, die eerder xviib is te dateren. Grote Noord 11, laag pand met een eenvoudige laat xviiie eeuwse gevel waarin gave vensters behouden bleven. Grote Noord 31 is een aantrekkelijk dubbel pand uit het midden der xviiie eeuw met rechte kroonlijst waarboven twee dakkapellen; boven de vensters zijn de strekken flauw gebogen. De deurpartij is met snijwerk omgeven. Grote Noord 67 heeft een hoge gevel boven een moderne pui; op de eerste en tweede verdieping hebben de door flauw gebogen strekken gedekte vensters de roeden behouden. In de verhoogde kroonlijst die de deels loze gevel afsluit, is een boom voorgesteld met het opschrift: door goden zegen heeft (een boom) dit bout, dat hij aan d'heer vertrout anno 1737. Een deur uit dit pand wordt in het Museum bewaard, cat. h. 1934, nr. 64. Grote Noord 83, zes traveeën breed, sober xviiie eeuws pand, dat op de verdieping behoudens de ramen gaaf is. Grote Noord 85 heeft een met zwierig Lodewijk xv ornament aan deuromlijsting, rechte kroonlijst en dakkapel versierde gevel, xviiic, welks pui ter zijde van de oude deur gewijzigd is. De strekken zijn ook hier flauw gebogen. Inwendig stucwerk in Lodewijk xv ornament in de gang en aan de plafonds. Grote Noord 113, gepleisterde en in quasi-oude trant gewijzigde gevel. Dakkapel xviii. Grote Noord 115, gaaf hoekpand uit omstreeks 1800, heeft aan beide gevels de oude vensters met roeden behouden. Grote Noord 6 is een smal pand met deels gewijzigde en gepleisterde trapgevel,Ga naar margenoot+ xvii? pui xixa. Grote Noord 36, heeft een bescheiden vroeg xixe eeuwse gevel. Grote Noord 40 heeft een bij restauratie in 1923 aan de vensters gewijzigde vroeg xviie eeuwse gevel. De bakstenen trapgevel is rijk met natuurstenen hoekblokken, banden en dekplaten verlevendigd en wordt door twee friezen doorsneden, waarin gevelstenen met leeuwenmaskers en één met de afbeelding van de keten van het Gulden Vlies. In de top twee vierkante omlijstingen van ronde openingen. De toppilaster rust op een kopje in de ontlastingsboog boven het vlieringluik. Grote Noord 44/6 heeft een tweeling-trapgevel, die door bepleistering veel geleden heeft, xvii. De pui van nr. 46 is laat xviiie eeuws; de achtertop hiervan bleef behouden. Grote Noord 50, pl. LXXVI-158, heeft een sierlijke gezwenkte halsgevel, xviiic, met natuurstenen aanzetkrullen en een rococo kuifstuk, waarin een ketel is voorgesteld. De gevel is in 1929 afgebroken en herbouwd. Een repliek aan de Nieuwstraat 21. Grote Noord 52, behield de achtergevel met kruiskozijnen, xvii. | |
[pagina 158]
| |
Grote Noord 62 bevat een kamerbetimmering met glasdeuren in eenvoudige Lodewijk XV stijl, xviiic. Grote Noord 104 heeft een vernieuwde gevel, waarin twee stenen met leeuwenkopjes en een grote gevelsteen met onderschrift: ‘in de twe vergulde hofd’, xviia, opnieuw aangebracht zijn. Grote Noord 138 heeft een flauw gezwenkte halsgevel met natuurstenen aanzetkrullen en een kuif, uit mager Lodewijk xv ornament bestaande, waarin een wan is voorgesteld. Onder de aanzetkrullen het jaartal Anno 1769. De pui is modern; de gevel is in 1929-'35 gerestaureerd. Ga naar margenoot+ In tegenstelling met het Grote Noord, heeft het Grote Oost dat ontstaan is op de oostwaarts lopende oude dijk, nog veel van zijn oorspronkelijk karakter van deftige woonstraat behouden. Aan deze straat staan enige ruime huizingen van de xviiie eeuwse regentenfamilies, onder wie de familie van Foreest zich de eerste plaats verschafte door het bouwen van het brede pand nr. 43. Ook bij de bouw van enkele panden aan de even zijde dicht bij de Rode Steen, was de familie, zoals verder blijken zal, nauw betrokken. Grote Oost 7, pl. LXXII-146, heeft een thans recht afgesloten gevel van twee verdiepingen boven een rijkgebeeldhouwde puilijst, xviia. De muurdammen vormen met natuurstenen banden doorregen pilasters, die boven de eerste verdieping een fries dragen waarvan de boogtrommels der vensters deel uitmaken. Boven de tweede verdieping wordt de gevel thans door een verkropte kroonlijst met vroeg xixe eeuwse dakkapel afgesloten. Van de pui is de met knorren versierde puibalk op twee gesneden consoles over; het fries, dat op weinig organische wijze tussen leeuwenmaskers is gevat, bestaat uit weelderige acanthusranken met vogels waartussen putti symbolen der vruchtbaarheid en het wapen van Drechterland dragen. De boogtrommels boven de vensters vertonen de wapens van Hoorn en Alkmaar en de voorstelling van een stier, alle gevat in een soort rolwerkornament, waarvan men de authenticiteit kan betwijfelen. Inwendig zijn nog enkele balken met sleutelstukken en een spiltrapje bewaard gebleven. Van een huismerk in een der balken is een afgietsel in het Westfries Museum geborgen, Cat. h. 1934, nr. 73. Grote Oost 9 is een eenvoudig hoog woonhuis met rechte kroonlijst dat waarschijnlijk uit de eerste helft van de xixe eeuw dateert. Door het wijzigen van vensters op de verdieping is het huis veranderd tot pakhuis. Voor het middenvenster beganegronds is daartoe voorts een luifel aangebracht. De deurpartij met bovenlicht bleef intact. Grote Oost 11 en 13, eenvoudige panden met rechte kroonlijst, waarvan nr. 11 uit xviiid-xixa, en nr. 13 uit het midden van de xviiie eeuw stamt, blijkens de versieringen aan de deuromlijsting met zijlichten, aan de kroonlijst en aan de dakkapel. Grote Oost 27, 29, 31, 35, 37 en 39 vormen een reeks sobere laat xviiie-vroeg xixe eeuwse panden met rechte kroonlijst en schilddak, waarvan de nrs. 37 en 39 aan de pui wijzigingen ondergingen. Nr. 31 is bepleisterd. Een aardig detail bezit nr. 35 in de voordeur met stoepbanken. Grote Oost 41. Ook dit brede pand moet in de eerste helft van de xixe eeuw zijn opgetrokken, blijkens de details in de omlijsting van vensters en deur en de consoles op de kroonlijst, die rythmisch verdeeld zijn. Grote Oost 43, pl. LXXXII-171 en LXXXIII-172, het z.g. Foreestenhuis domineert door zijn monumentale natuurstenen gevel dit straatgedeelte. Het aanzienlijke | |
[pagina 159]
| |
herenhuis, thans gedeeltelijk in gebruik als Remonstrantse kerk en in eigendom toebehorend aan deze kerkelijke Gemeente, heeft een zandstenen frontgevel, geplaatst vóór enige oudere smalle panden, die aan de achterzijde nog duidelijk te onderscheiden zijn. Het huis was in het bezit van Nanning van Foreest, toen deze de nieuwe natuurstenen gevel liet bouwen. De eerste steen werd op 1 Mei 1724 gelegd blijkens een vermelding in verschillende copieën van een geslachtsregister van ForeestGa naar voetnoot1, door Nannings dochter Maria en haar neefje Cornelis, zoon van Dirk van Foreest: ‘Dese Cornelis heeft de eerste steen geleydt aen mijn nieuwe harstene gevel aan 't huys op 't Oost, daer sijn oom Nanning nu in woont’.... (handschrift van Nanning van Foreest) en voorts ‘Mijn dochter Maria Jacoba van Foreest heeft de eerste steen geleydt aen de nieuwe hartstene gevel van mijn huys op de eerste Mei 1724’ waaraan elders is toegevoegd: ‘op de fondamentsplank en daaronder geleydt aan de westzijde van 't Huys 10 drie guldens facit 30 gld’. Een en ander in tegenstelling met het vermelde in de Speelwagen 1953, blz. 105. De gevel wordt gevat tussen twee geblokte hoekpilasters en bekroond door een lijst met geornamenteerde consoles, waarop boven de hoekpilasters de beelden van Minerva en Mars en boven de consoles zandstenen vazen geplaatst zijn. Het middenrisaliet wordt bekroond door een attiek waarop vier vazen en de zittende figuren van Amor en Fides. De deurpartij in het midden is met de middelste vensters der beide verdiepingen met Lodewijk xiv beeldhouwwerk omlijst en draagt ter hoogte van de kroonlijst het wapen Van Foreest. Het balcon boven de ingang dat gedragen wordt door twee gebeeldhouwde Atlantenfiguren, heeft een gesmeed ijzeren hek, waarin het gespiegeld monogram n.v.f. omgeven door twee fascenbundels is verwerkt, herinnerend aan de bouwheer Nanning van Foreest, burgemeester der stad Hoorn in het jaar 1724. Vóór de gevel vier stoeppalen met de oorspronkelijke ijzeren hekken. Inwendig is vrijwel uitsluitend de vestibule in de stijl van de bouwtijd gehandhaafd; plafond en wanden prijken met stucwerk, o.a. een Paris' Oordeel voorstellend; de deuren met kussenpanelen en de omlijstingen zijn van palissanderhout. In het linker vertrek is boven de deuren het alliantiewapen Van Foreest-Sweerts aangebracht, wijzend op het huwelijk van Jacob van Foreest met Maria Sweerts, dat in 1671 werd gesloten (vgl. h.a. van foreest, Het geslacht van Foreest). Dit gedeelte van het huis is dus behouden gebleven bij de bouw van de nieuwe voorgevel. Voor de inventaris der Remonstrantse kerk, zie aldaar, blz. 142. De monumentaal opgevatte gevel met sterke plastische accenten verraadt de hand van een bekwaam architect. Daar J.P. van Baurscheit juist in de jaren rond 1723 voor J.J. van Bredehoff, gehuwd met een zuster van Nanning van Foreest, bezig was met het grafmonument voor diens vader voor de kerk in Oosthuizen, moet het niet ondenkbaar geacht worden, dat van Baurscheit blijkens de stijl eventueel in combinatie met D. Marot, ook betrokken is geweest bij de bouw van de nieuwe gevel van het huis aan het Oost te Hoorn. Grote Oost 47 heeft een overgekraagde zijgevel met xviie eeuwse vensters aan de Schoolsteeg. Grote Oost 49 heeft een slanke bakstenen trapgevel, xviia, met natuurstenen waterslagen, dekplaten en blokken in de bogen boven de vensters, waarin bij de restauratie in 1945 een xviiie eeuwse roede-indeling aangebracht werd; de gevel wordt gedragen op een geprofileerde lijst waarboven een glad fries; boven de vensters gedrukte bogen | |
[pagina 160]
| |
aansluitend tegen de waterlijsten. De top wordt beëindigd door een pilaster op een kopje dat in de bovenste ontlastingsboog is gevat; de pilaster is geflankeerd door twee kleine voluten en bekroond door een bol. De zijgevel van het pand is overgekraagd op klossen. In de gevel een steen voorstellende een kolfstok met bal. Grote Oost 53 is een woonhuis met een hoge brede gevel, waarschijnlijk in het midden van de xviiie eeuw vóór oudere panden gebouwd. Het pand is rijkseigendom en in gebruik bij het Kantongerecht en de Belastingdienst. De bakstenen gevel is boven een natuurstenen borstwering gevat tussen gladde hoekpilasters en wordt bekroond door een rechte gootlijst met triglyphen en gesneden consoles in Lodewijk xv trant. Ook de deuromlijsting boven de brede stoep is in die trant met snijwerk versierd. Achter het hoge zeer ondiepe voorhuis strekt zich het lagere diepe achterhuis uit. De hoofdvertrekken zijn over de volle diepte van het gehele pand aangebracht, links door dubbele deuren verbonden, rechts het trappenhuis omgevend. Inwendig is het huis in Lodewijk xv stijl gedecoreerd. In de gang stucwerk in luchtige motieven, de vertrekken links hebben schouwen en lambrizeringen met buitengewoon goed Lodewijk xv snijwerk versierd, pl. LXXXIII-173, evenals de dubbele deuren tussen de vertrekken. Boven de lambrizering is geschilderd behang aangebracht, in de voorkamer, pl. LXXVII-160, uitzichten in wijde landschappen gestoffeerd met kleine figuren voorstellend; het is vervaardigd door Chr. en P. Henning als leiders van de behangselfabriek der ‘Hoornsche Maatschappij’ (c.f. van Eynden en v.d. Willigen, Gesch. der Ned. Schilderkunst iii, 10). Het met chinese motieven beschilderde papieren behang der achterkamer wordt in het Museum bewaard, cat. h. 1934, nr. 79. Voorts bevat het huis in de kamer rechts achteraan een wandkastje en een eenvoudige schoorsteenbetimmering, xviii, een gesneden trapleuning en betimmering op de gang van de tweede verdieping en enige tegeltableaux aldaar. In de kamer van de kantonrechter links beneden een stel biedermeier stoeltjes. Het bovenlicht in de gang in Lodewijk xv trant is een latere toevoeging. Grote Oost 55 bestaat uit twee panden met eenvoudige recht afgesloten gevels uit het begin van de xixe eeuw. Grote Oost 73 heeft boven een bepleisterde pui een trapgevel met sporen van ontlastingsbogen boven de vensters, xvii. Grote Oost 75/7 heeft boven een puilijst een hoge geheel gepleisterde, overigens gave trapgevel, xviia, met ontlastingsbogen boven de vensters van de eerste verdieping. Het inwendige is tot boven- en benedenwoning verbouwd; de achtergevel met rode en gele baksteen is intact. Grote Oost 83/5, twee woningen onder één top, vertoont jaartalankers 1581 en een gevelsteen voorstellende twee mannen die een zeer grote baal trachten te verplaatsen.Ga naar margenoot+ Grote Oost 4 heeft een hoge gevel met rechte kroonlijst, in welks bovenbouw het motief der grote orde in xixe eeuwse versie in fijn baksteenmetselwerk herhaald is. De bovenbouw wordt opgevangen op een puibalk en een fries met twee midden xvie eeuwse gevelstenen tussen voluten. De ene stelt twee kaasdragers voor, de andere vertoont drie keizerskronen op een schild (familie Keyser), gevat in rolwerk en gehouden door twee gebaarde mannen als tenanten. Grote Oost 6, pl. LXXXIV-177, thans als Drechterlandshuis in gebruik, is een aanzienlijk herenhuis, bestaande uit twee gedeelten: een brede linkerhelft, waarin de ingang ter zijde gevonden wordt, en een smallere rechterhelft, gescheiden | |
[pagina 161]
| |
door, en gevat tussen geblokte bakstenen pilasters. De rechte kroonlijst met de gesneden consoles, draagt links een opzetstuk met de alliantiewapens van Foreestvan Akerlaken, gehouden door allegorische figuren, rechts een gekroond ornament en boven de pilasters, vazen. Het alliantiewapen wijst op het huwelijk van Cornelis van Foreest en Maria Eva van Akerlaken, dat in 1728 gesloten werd. In de nalatenschap van deze Mr. Cornelis van Foreest worden dan ook twee panden aan de Zuidzijde van het Grote Oost genoemd, waartoe dit huis behoord moet hebben. (Cat. Westfries Museum 1891, E 113a en b en h.a. van foreest, a.w.). De vensters waarboven de strekken flauw gebogen zijn, hebben een vroeg xixe eeuwse roede-indeling, uit welke tijd ook het bovenlicht van de deur dateert. Het opzetstuk met de gekroonde wapens van Drechterland en Westfriesland xviiia boven het venster der begane grond, afkomstig van het in onbruik geraakte dijksmagazijn ‘de Tent’ te Oosterdijk onder Enkhuizen, is in 1940 hier aangebracht. Inwendig is in de voorkamer beganegronds een schouw uit ditzelfde dijksmagazijn overgebracht, waarin tussen een reeks wapens van polderbestuurders een schildering door A. Brouck is gevat, voorstellende Christus de storm bedarend. Volgens d. brouwer, Tweede vervolg van de Historie van Enkhuizen, dateert de schouw uit 1732. Het polderbestuur bezit voorts enig glaswerk xviii-xix w.o. hensbekers en een houten beschilderde geldkist gemerkt 1684, nr. 5. Grote Oost 8, pl. LXXII-147, bewaart eveneens herinneringen aan de familie van Foreest. De smalle zandstenen gevel is gevat tussen geblokte hoekpilasters en bekroond door een met lofwerk en een gekroond monogram versierde, gezwenkte lijst, waarop een gekroond wapen van Abbekerk met Anno 1725 is aangebracht, geflankeerd door de rustende figuren van Neptunus en Mercurius. Boven de pilasters staan zandstenen hoekvazen in Lodewijk xiv vormen. Het wapen Abbekerk moet wijzen op het huwelijk van Christiaan de Blocquery en Elisabeth Abbekerk dat in 1725 gesloten werd en waaruit een zoon Jan Christiaan sproot, die in 1750 huwde met Jacoba Maria van Foreest (Cat. Westfries Museum 1891 en h.a. van foreest, a.w.). Het wapen dezer alliantie is inwendig in de vestibule aangebracht. De vensters in de overigens zeer gave gevel zijn helaas met spiegelglas bezet. De deur aan de even verhoogde stoep met smeedijzeren hek, is vroeg xixe eeuws, het gesneden kalf heeft Lodewijk xiv ornament. Inwendig zijn de vestibule en het plafond van de gang rijk van stucwerk voorzien, pl. LXXX-165, voorstellende de seizoenen en blijkens de ornamentatie in Lodewijk xiv vormen, vermoedelijk uit omstreeks 1725 daterend. De voorkamer begane gronds heeft een deur met snijwerk en stucplafond in Lodewijk xvi stijl, xviiid. Grote Oost 10 heeft een eenvoudige hoge gevel van baksteen met een rechte kroonlijst, versierd met gesneden consoles, waarboven een dakkapel met Lodewijk xv snijwerk is geplaatst. Volgens archivalische gegevens is het huis in 1772 gebouwd (kerkmeyer, a.w., blz. 103). De deurpartij, die in 1915 gewijzigd is, is rijk omlijst met rococo ornament waartussen het sprekende wapen der familie Pet voorstellende een put (dialectisch ‘pet’). Voor de gevel het oorspronkelijke ijzeren hek, waarachter een pompvoet. Grote Oost 12 heeft een eenvoudige lage gevel xixa. | |
[pagina 162]
| |
Grote Oost 16 heeft een gevel met rechte kroonlijst en gesneden consoles in Lodewijk xv trant waarboven een met snijwerk omlijste dakkapel is aangebracht omstreeks 1760. De vensters, die op de verdieping de roeden behouden hebben, zijn gedekt door flauw gebogen strekken. De deurpartij met rococosnijwerk is door middel van een gekoppeld kozijn met de flankerende vensters verbonden. Inwendig is een betimmering met glasdeuren uit de bouwtijd bewaard. Grote Oost 22, pl. LXXXIV-174, heeft een goed geproportionneerde hoge bakstenen gevel, die uit de eerste decennium van de xixe eeuw moet dateren blijkens de houten vensteromlijstingen met wigvormige imitatie-sluitstenen en de ver overstekende rechte kroonlijst, waarin de zeer lage vensters van de overigens blinde derde verdieping staan. De deur en de vensters van de begane grond zijn iets rijker behandeld dan de overige en versierd met afhangende smalle festoenen. De deur, het bovenlicht, de stoep met hek en de vensterroeden zijn alle gaaf. Grote Oost 24, gevel waarvan de pui nogal geschonden is, en de vensters op de verdieping eveneens te lijden hebben gehad, wordt bekroond door een fors driehoekig fronton van hout, waarin in zeer hoog relief een vrij grof gesneden allegorische voorstelling der Caritas is aangebracht (omstreeks 1825). Het pand is rijkseigendom. Grote Oost 26, eveneens rijkseigendom, en in gebruik bij het kadaster, is inwendig van belang wegens de stucversiering in de gang in Lodewijk xiv stijl, xviiia, pl. LXXXI-168. De gevel met het alliantiewapen Alewijn-Swart, welk huwelijk in 1854 werd gesloten, is omstreeks dat jaar vóór het oude pand geplaatst. Op het vroeger bij dit huis behorende binnenterrein staat een kapelletje in neo-gothische stijl, thans in onbruik, midden xixe eeuw. Grote Oost 32 heeft in de anno 1900 vernieuwde gevel een zestal xviie eeuwse gevelstenen, w.o. twee fraaie leeuwenmaskers en een steen met een schildpad? en het opschrift: bene qui latuit, bene vixit xviib. Grote Oost 38, heeft een gave halsgevel met sober geornamenteerde klauwstukken en jaartallinten 1698. De omlijsting van de deurpartij kan evenals de deur zelve uit xixa dateren. Alle vensters zijn helaas gemoderniseerd. De achtergevel behield de xviie eeuwse top. Grote Oost 44 heeft een aardige deuromlijsting xixa. Voorbij de Oosterkerksteeg vraagt de vroeg xviie eeuwse gevel van de zuidwaarts zich uitstrekkende Oosterkerk (zie aldaar) alle aandacht. Grote Oost 58, een vervallen pandje op de hoek van de steeg, heeft een xviie eeuws insteekvertrekje. Grote Oost 64/6, ter andere zijde van de kerk dateert uit de xviie eeuw, doch is zeer verminkt; op de verdieping een luik met gekoppelde vensters boven een breed fries. Grote Oost 68/70, twee woonhuizen, beiden uit de 2e helft van de xviiie eeuw met omlijste deurpartij; nr. 68 behield de glasroeden en nr. 70 bezit gesneden consoles op de kroonlijst en marmeren tegels op de stoep. Grote Oost 78/80 heeft een verminkte thans recht afgesloten xviie eeuwse pakhuisgevel met op de verdieping een oorspronkelijk luik en twee vensterkozijnen. Grote Oost 114, xviiid, behield in de vensters op de verdieping de roedeverdeling. Boven de begane grond drie gevelstenen resp. drie hamers, de legende van Truydeman en zijn wijf en een anker voorstellend (vgl. De Navorser, 1916, blz. 21 e.v.). | |
[pagina 163]
| |
Grote Oost 128, eenvoudige gevel xviiid-xixa met grote door roeden verdeelde vensters in de pui. Grote Oost 132 tenslotte is een der z.g. Bossuhuizen en heeft de frontgevel aan de Slapershaven (zie aldaar). De gevel aan het Grote Oost heeft een overgekraagd fries op gesneden maskerconsoles en hoek- en neg-blokken in het muurwerk. In het fries een jaartalcartouche met 1612, en het door leeuwen gehouden wapen van Prins Maurits. De deur met vensters der begane grond zijn gedeeltelijk xviii gedeeltelijk xix. De Italiaansche Zeedijk, in 1648 voor het eerst bebouwd en eens een gezochteGa naar margenoot+ straat voor neringdoenden en burgers, is thans een der meest verwaarloosde en verarmde gedeelten van de stad. Tijdens de bezetting leden verschillende panden onherstelbare schade. Noemenswaardige gevels en panden bleven slechts in het tweede gedeelte over, te beginnen bij de Pompsteeg. Italiaansche Zeedijk 69 behield de deurpartij met zijlichten, xviiib. Italiaansche Zeedijk 83 behield een dergelijke deurpartij in de overigens gepleisterde pui, xviiib. Italiaansche Zeedijk 89 is een ruim woonhuis uit omstreeks 1800 geweest, doch thans in drie woningen gesplitst. De gevel aan de Zeedijk is nog gaaf met de omlijste vensters met wigvormige imitatie sluitstenen en laat xviiie eeuwse roedenverdeling en de eenvoudige rechte kroonlijst (vgl. Grote Oost 22). Italiaansche Zeedijk 58. Van een viertal smalle gevels aan de even zijde in oorsprong alle wel xviie eeuws, behield slechts nr. 58 een respectabel uiterlijk. Boven de laat xviiie eeuwse pui wordt de gevel gedragen op een puibalk met breed fries. Op de verdieping die aan één zijde iets versmald is, zijn twee vensters met geblokte ontlastingsbogen behouden daarboven een ietwat mismaakte trapvormige top. Italiaansche Zeedijk 60-80. Van de reeks midden xviiie eeuwse lage woonhuizen nrs. 60-80 bleef na de bezetting vrijwel niets meer over dan de met gesneden lijstwerk en kalf omgeven oude deur van het middelste pand. Italiaansche Zeedijk 82-84 en 90, hoogst eenvoudige pandjes met xviiie eeuwse kozijnen. Italiaansche Zeedijk 94, hoogst eenvoudig pandje, xviii, met zijlichten aan de deurpartij en oorspronkelijke vensters. Italiaansche Zeedijk 106 eenvoudig, van de top beroofd pand met een zolderluik en gekoppelde vensters op de verdieping. Italiaansche Zeedijk 108 heeft een laat xviiie eeuwse pui, de verdieping is verminkt. Italiaansche Zeedijk 118 behield een vrij gaaf interieur, xvii, met insteekkamer, hoewel het pand uitwendig een laat xviiie-vroeg xixe eeuws karakter draagt. Italiaansche Zeedijk 122, zie Synagoge, blz. 142. Het Kerkplein rondom de moderne Grote Kerk, die ter plaatse van de herhaaldelijkGa naar margenoot+ afgebrande oude hoofdkerk van Hoorn is gebouwd, heeft grotendeels een vroeg xixe eeuws karakter gekregen door de nederige bebouwing aan de zuidzijde. Aan de noordzijde lag het terrein van het Agnietenklooster, dat later door de Admiraliteit in gebruik genomen werd, en waarin het toegangspoortje in de noordoosthoek nog over is (zie Admiraliteitspoortje blz. 115). Ten westen daarvan is tussen twee brede huizen, die het vroeg xviie eeuwse Oude Vrouwenhuis vervangen, het rijk gebeeldhouwde poortje van dit gesticht over (zie Oude Vrouwenpoortje blz. 150). Kerkplein 24, pl. LXXVI-156, is een sober laat xviiie of vroeg xixe eeuws dubbel | |
[pagina 164]
| |
herenhuis met omlijste deur in het midden. In het Westfries Museum worden gewelfsleutels en een console, beide xvii, bewaard, cat. h. 1937, nr. 38/9. Kerkplein 25, pl. LXXVI-156, dubbel pand uit het midden der xviiie eeuw, geleed door geblokte hoekpilasters en een middenrisaliet; de deurpartij is met snijwerk in vroege Lodewijk xv vormen bekroond. Rijkgesneden deur xviiib, het bovenlicht jonger, xixa. Op de kroonlijst gesneden consoles. Kerkplein 31, heeft een hoge trapgevel xviib met natuurstenen dekplaten, die zich aansluit bij de gevelreeks van de Nieuwstraat. De verdieping en top bleven intact behoudens de vensterindeling; op de verdieping een gevelsteentje met een gekroonde eikel. Kerkplein 40, een bescheiden halsgevel die in het segmentvormig fronton het jaartal 1725 draagt. Ga naar margenoot+ Kerksteeg 5 is een zeer eenvoudig vroeg xixe eeuws pand met roeden in de vensters. Kerksteeg 19/21 heeft een gepleisterde trapvormige top xviib. Kerksteeg 10 heeft een verminkte top met oude vensters xviii. Kerksteeg 30 heeft een gepleisterde thans recht afgesloten gevel xvii met gevelsteen ‘in de Karseboom’, achtertopgevel intact, xvii. Ga naar margenoot+ De westelijke straatwand van het Kerkplein vormt zuidwaarts de oneven zijde van de Kerkstraat. Kerkstraat 1, pl. LXXVI-157, heeft een verhoogde halsgevel, xviic van het Vingboonstype met twee doorlopende pilasters langs de hals en bekroond door een driehoekig fronton; tegen de kleine trappen zijn gebeeldhouwde dolfijnen als schouderstukken, tegen de grote trap voluutvormige vleugelstukken met afhangende siertrossen geplaatst. De gevel is versierd met een natuurstenen festoen, oeil-de-boeuf-omlijstingen en klauwstukken. In de gevelstenen wordt het bouwjaar 1660 vermeld; een andere stelt een gekroonde karper voor. De pui is xviiie eeuws. Het geheel werd in de jaren 1932-'34 gerestaureerd, bij welke gelegenheid de kruiskozijnen opnieuw van glas-in-lood werden voorzien en de oeils-de-boeuf met metselwerk gedicht werden. Enkele gesneden onderdelen en een afgietsel van een huismerk op het beeldhouwwerk berusten in het Westfries Museum cat. h. 1934, nrs. 461 en 564. De overzijde vormt het vervolg van de oostzijde van de Rode Steen en heeft een niet onaardig aspect door de aaneenrijing van bescheiden laat xviiie-vroeg xixe gevels van gelijk type met rechte kroonlijst en een schilddak; evenals elders in Hoorn is bij dit type de voorzijde met donkere pannen belegd, in tegenstelling met de roodgekleurde andere schilden van het dak. Kerkstraat 10 is een ruim woonhuis op de hoek van het Kerkplein, xviiib, met dubbele stoep, omlijste ingangspartij in het middenrisaliet, rechte kroonlijst met dakkapel en hoog schilddak dat over het achterste deel in twee zadeldaken overgaat. De achtergevel verenigt deze geveltoppen door middel van een loze muur tot een trapeziumvorm. De voorgevel is versierd met afhangende smalle festoenen langs het middenvenster op de verdieping. De vensters hebben jongere ramen xix. Inwendig stucversiering in de hal en gesneden trapleuning in Lodewijk xvi stijl, xviiid. In de linkervoorkamer gesneden en wit met goud geschilderde deuren en betimmeringen met penantspiegel en medaillons boven de deuren in Lodewijk xvi stijl. De geschilderde supraporten door H.W. Schweikhardt uit 1779 en 1780 worden in het Westfries Museum bewaard, cat. a. 1942, nr. 173 a-e. | |
[pagina 165]
| |
Het Klooster is de naam van een gang tussen Kerkplein en Wisselstraat door houtenGa naar margenoot+ kruisgewelven, xvii, overkluisd, voorzover de gang door de bebouwing in beide straten leidt (zie ook Oude Vrouwenpoortje blz. 150). Het Kleine Noord is het vervolg noordwaarts van het Grote Noord en leidt van hetGa naar margenoot+ Breed naar de Noorderstraat, waar oudtijds de Noorderpoort de stad afsloot. De straat heeft een laat xviiie-vroeg xixe eeuwse bebouwing met onversierde rechtafgesloten gevels met schilddaken. Kleine Noord 7 heeft een vroeg xixe eeuwse gevel met wigvormige sluitstenen en oorstukken aan de vensters. Kleine Noord 11/13 hoek Slijksteeg is een vernieuwd pandje, pui xixa, met op de zolderverdieping drielichtvensters naar xviie eeuws voorbeeld. Kleine Noord 29, is een woonhuis met rechtafgesloten gevel, omstreeks xixa. Kleine Noord 18 heeft een recht afgesloten gevel, xviii, met oorspronkelijk zolderluik en vensters op de verdieping. Kleine Noord 20 heeft een gepleisterde ingezwenkte top xviiib met aanzetkrullen en kuifstuk. De straatwand wordt verderop beheerst door de gevel van de Noorderkerk, die in de rooilijn staat (zie blz. 129). Kleine Noord 30, het kostershuis, tegen de kerk aangebouwd, is in oorsprong xviie eeuws met details xviii. Kleine Noord 40/2, bescheiden laat xviii-eeuwse panden waarvan enige vensters de roede-indeling behielden; de middenvensters op de verdieping zijn in zolderluiken gewijzigd. Het Kleine Oost, in de uitleg van 1570, heeft weinig oude panden behouden.Ga naar margenoot+ Kleine Oost 26, het laatste pand aan de even zijde heeft een flauw gezwenkte halsgevel met aanzetstukken, kuifstuk en een klein gevelsteentje met tulp in top, xviiib. De Koepoortsweg leidt uit de stad naar de Streek en was in de xviiie eeuw eenGa naar margenoot+ beroemde en gezochte wandelweg. (Zie tekeningen van c. pronk in Prov. Atlas Haarlem en gravures daarnaar in r. westerop, Hoorns Buitensingel, Amsterdam, 1762). Koepoortsweg 29 heeft een eenvoudige xviiie eeuwse gevel met hoeklisenen. Koepoortsweg 39 heeft geblokte hoeklisenen en een gesneden deurpartij in Lodewijk xv vormen met thans blinde alliantiewapens, xviiic. Korenmarkt 3 heeft een kleine gezwenkte halsgevel met aanzetkrullen waaronderGa naar margenoot+ de datum Anno 1792 is aangegeven gedekt door een natuurstenen lijst met gezwenkt fronton. Een deur en een deurgedeelte met klopper en gehengen wordt in het Westfries Museum bewaard, cat. h. 1934, nr. 22 en 65. Korenmarkt 8, een groot graanpakhuis, xviia, thans Excelsior geheten, is vooral inwendig gaaf; de gevel heeft verschillende wijzigingen moeten ondergaan. De pui is gepleisterd doch de oude indeling der stijlen waarop de puibalk rustte, is nog te herkennen. De bovenbouw heeft kantblokken aan de verdieping en boogblokken boven de vensters, die in de xviiie eeuw of begin xixe eeuw vernieuwd zijn met kleine roedeverdeling. Bij de aanzet van de top zijn pilasters te herkennen, resten van de geveltop welke in de xixe eeuw vervangen is door een schuine afdekking met rollagen. Inwendig is een nieuwe vloer gelegd halverwege de hoge begane grond. De oude constructie der balklagen op muurstijlen en korbeels met gepeerkraalde | |
[pagina 166]
| |
sleutelstukken is bewaard, benevens de hoge oud-Hollandse kap. De puntvormige achtergevel heeft dergelijke kozijnen als de voorgevel. Korenmarkt 10, kaaspakhuis de Hoop, xvii, is gedeeltelijk gepleisterd en vernieuwd; de achtergevel is vrij gaaf. Ga naar margenoot+ Kruisstraat 7 heeft een gepleisterde gevel met verdieping en trapvormige top, die gewijzigd is. Kruisstraat 15 is een smal pandje met verdieping en trapvormige, iets gewijzigde top; in de pui en op de verdieping een xviii eeuws venster en een zolderluik. Kruisstraat 21 is een bescheiden laat xviii eeuws pand met snijwerk aan kroonlijst en dakkapel; vensters en deur zijn gewijzigd. Kruisstraat 22 heeft een nieuw opgemetselde trapgevel. Kruisstraat 24, oorspronkelijk xviie eeuws bescheiden pand, waarvan boven de xviiid gewijzigde pui de thans recht afgesloten verdieping kant-, neg- en boogblokken heeft. Ga naar margenoot+ De Kuil is een vormeloos plein, aan het zuidelijk uiteinde van het Achterom, in 1684 overwelfd en bestraat. Kuil 32. De geheel bakstenen trapgevel, xvii, wordt gedragen op een onversierde puibalk, waaronder de pui in de xviiie eeuw van nieuwe vensters met roeden en deur is voorzien. Op de zolderverdieping een drielichtkozijn, in de top een luik waarboven een ontlastingsboog en een kleine toppilaster. De gevel is in 1932 gerestaureerd. Ga naar margenoot+ Lindestraat 6. De tot puntgevel vereenvoudigde, gepleisterde gevel, xvii, van ‘de Pelgrim’ heeft de oude kozijnen bewaard in de voor- en achtergevel; ramen met glasroeden, xviii. Lindestraat 8-10, smalle panden met gepleisterde gevels waarvan nr. 8 puntvormig beëindigd is en een drietal gevelstenen bewaart, voorstellende een masker, het wapen van Hoorn en het jaartal 16(53?). Op de verdieping een xviii eeuws kozijn. Nr. 10 mist de top; boven de in de xviiie eeuw enigszins gewijzigde, doch nog uit stijlen met glasvulling samengesteld pui, zijn in het fries een leeuwenmasker en een steen met het wapen van Amsterdam behouden; op de verdieping een venster met geblokte ontlastingsboog. Ga naar margenoot+ Het Munnickeveld is een der oudste nog in wezen zijnde grachtjes van Hoorn; het stond in verbinding met het binnenwater van het platteland als gedeelte van de Gouw. De twee hoge topgevels nr. 15/17 behoren tot het achterliggend hofje, zie Klaes Stapelshof, blz. 151. Munnickeveld 2, pl. LXXIV-152, een pandje uit 1593, in eigendom toebehorend aan de Vereniging Hendrick de Keyser is in 1945 geheel uitgebrand en in ouden trant herbouwd, waarbij een trapgevel gereconstrueerd werd. De pui, die in de xviiie eeuw enigszins gewijzigd was, bestond uit staanders, waartussen baksteen metselwerk aan de kanten en glas. Boven het getoogde deurtje is het jaartal 1593 vermeld. Ga naar margenoot+ De Muntstraat, in 1594 voor het eerst bebouwd, is genaamd naar de Westfriese Munt, die tijdens haar verblijf te Hoorn in een thans verdwenen pand aan de noordzijde van de straat gevestigd was. Aan de zuidzijde de brede gevel van de kamer der Oostindische Compagnie, zie blz. 116. Muntstraat 6, naast het Oostindische Huis, heeft een bakstenen gevel met vier pilasters naar de grote orde, xviib, afgesloten door een rechte kroonlijst, die boven de pilasters verkropt is; een hoog zadeldak met de noklijn evenwijdig aan de straat dekt | |
[pagina 167]
| |
het pand. Inwendig is in de bouwtijd vóór de opgang naar boven en de gang naar het achterhuis een dubbel binnenpoortje geplaatst, pl. LXXX-166; op het fijn gesneden fries zijn jachttafrelen uitgebeeld, op de stijlen afhangende vruchtfestoenen, in de zwikken bazuinende putti en festoenen op kwabornament. Het fries wordt bekroond door twee frontons, waartussen losse figuurtjes zijn geplaatst, die waarschijnlijk van elders afkomstig zijn en ouder moeten zijn dan het poortje. De treden van de trap achter het linkerpoortje zijn ajour uitgesneden. Achter het huis is een met een houten tongewelf gedekte kleine galerij gebouwd. Het pand is Gemeenteeigendom. Het laatste huis aan deze zijde, die overigens slechts enige eenvoudige laat xviiie en vroeg xixe eeuwse gevels vertoont, heeft op de zwaar verminkte en gepleisterde gevel jaartalankers 1596 bewaard en een gevelsteen met een driemaster en een met ankers. De Nieuwendam is als eerste buitendijkse verhoging ontstaan bij het graven van deGa naar margenoot+ eerste havengeul, hetgeen volgens velius in 1341 plaats had. Nieuwendam 4 heeft een eenvoudige gepleisterde trapgevel met natuurstenen dekplaten, xviib, en xviiie eeuwse vensters in de zijgevel. Voor het pand nr. 7 een stoeppaal xvii. Nieuwendam 9 is een gecombineerd woon- en pakhuis, uit de xviiie eeuw van twee verdiepingen met puntvormige gevelbeëindiging, die door een jongere rollaag gedekt is. Beganegronds grote vensters met in roeden gevatte paarse ruiten en een door geblokte pilasters met Lodewijk xv snijwerk omgeven ingangspartij; deur en bovenlicht xviiid. Ter halverhoogte van het middenvenster is een luifel aangebracht om het lossen en laden via de zolderluiken van de verdiepingen te vereenvoudigen (vgl. Grote Oost 9). Inwendig stucwerk, xviiib. Nieuwendam 11 heeft een nieuwe gevel waarin enige oude gevelstenen zijn geplaatst o.a. met opschrift ‘int hasselse houtschip’. Nieuwendam 18, heeft een eenvoudige deuromlijsting met stoep en hek, xviiid-xixa. Wegens bouwvalligheid zijn in 1940 twee hoge pakhuisgevels, Nieuwendam 19 en 20, afgebroken na opgemeten te zijn, met het doel eerlang tot herbouw te geraken, hetgeen echter door omstandigheden achterwege is gebleven. Nieuwendam 19 ‘de Zeevaart’, pl. LXXIX-164, had boven de gepleisterde pui een gevel die door twee friezen met baksteenvlechtingen doorsneden werd en in puntvorm met rollaag beëindigd was. De volledige eerste en de zolderverdieping waren versierd met even uítstekende natuurstenen hoek- en negblokken, die de kozijnen omgaven, welke xixa van roeden waren voorzien. In de friezen stonden maskers, stenen cartouches en een gevelsteen met een zeilschip; op de zolderverdieping een cartouche met 1610. Inwendig rusteen de balklagen met geornamenteerde sleutelstukken op zandstenen voluutvormige kraagstenen. Nieuwendam 20 ‘de Dolphijn’, pl. LXXIX-164, vertoonde boven een iets hogere, eveneens gepleisterde pui een gevel met pilasters naar de grote orde, die over devolledige eerste en de zolderverdieping heengrepen; in het fries boven de puibalk fungeerden vier zandstenen blokken als basementen. Tussen de pilasters festoenen, en in de eveneens puntvormig afgeschuinde door een rollaag gedekte top een fors cartouche met 1660. De achtergevels van beide panden waren gepleisterd. Het Nieuwe Noord, aanvankelijk ook een water, werd in 1595 gedempt en blijkensGa naar margenoot+ het opschrift op het inmiddels vernieuwde pand nr. 16 eerst toen bebouwd. | |
[pagina 168]
| |
Nieuwe Noord 45 hoek Duinsteeg had een forse pakhuisgevel met winkelpui die echter in het begin van deze eeuw verwijderd is. Origineel is nog slechts de gesneden puibalk, het luik met de gekoppelde vensters op de verdieping en het deurkalf met ‘anno 1635’ beganegronds. Inwendig oude balklagen op krommers. In 1953 teruggerestaureerd. Nieuwe Noord 29, bezit een deur met snijwerk xviiic. Nieuwe Noord 16, heeft een oude gevel, waarvan de top verloren ging en de pui xviiie eeuws is. Volgens de gevelsteen is het pand van 1595: Wilt (hoorn) 't Woordt, dit is eers Huis op het Nieuwe Noord 1595; de zwaar begroeide achtergevel is waarschijnlijk nog uit de bouwtijd. Nieuwe Noord 56/8, tweelinghalsgevels met natuurstenen gezwenkte bekroning, klauwstukken en afgeplatte bollen op de aanzetten, gedateerd 1730. In de bekroningen zijn schildjes met een anker verwerkt. Ga naar margenoot+ De Nieuwstraat is op de tegenwoordige breedte ontstaan door demping van een deel van de Gouw in 1561. Nieuwstraat 13 heeft een enigszins gedrongen ingezwenkte halsgevel met siertrossen op de deklijst van de hals; in het fronton is het bouwjaar 1693 aangegeven, ter weerszijden van een schildpad. Nieuwstraat 15 heeft boven de pui een vroeg xixe eeuwse gevel van twee verdiepingen met rechte kroonlijst. Nieuwstraat 17 heeft twee verdiepingen afgesloten door een rijk bewerkte verhoogde houten kroonlijst, versierd met gesneden dolfijnen en naar het rocaille neigend Lodewijk xiv ornament, xviiib. Op de hoeken van de kroonlijst siervazen. Op de lijst zijn de figuren van Handel en Zeevaart met hun attributen gezeten. Nieuwstraat 19 heeft een eenvoudige halsgevel met driehoekig fronton en houten klauwstukken. Nieuwstraat 21 heeft een ingezwenkte halsgevel van vrijwel identieke vorm als Grote Noord 50, met natuurstenen aanzetstukken, deklijst en kuifstuk getooid, xviiic. Nieuwstraat 18 is een breed pand met geblokte hoekpilasters en rechte kroonlijst langs een zadeldak evenwijdig aan de straat, xviiid. De deurpartij met oud snijraam is omlijst door geblokte pilasters; achter het originele hek staat een oude pompvoet, alles uit de bouwtijd. Nieuwstraat 20, ter andere zijde van de poort naar de Wisselstraat, is een eenvoudig pand met een geprofileerde gesneden kroonlijst. Blijkens het schilderij van I. Ouwater, pl. LXXVII-159, uit 1784 in het Westfries Museum, cat. a 1942, nr. 65, had dit huis toen een hoge halsgevel, waarnaast de omlijste deur was geplaatst met snijwerk in de bekroning, die thans nog de huisdeur vormt. De gevel is dus na 1784 ontstaan. De deuromlijsting met rocaille-snijwerk en het gesmeed-ijzeren bovenlicht met het gekroonde monogram jgl? kunnen omstreeks het midden der xviiie eeuw ontstaan zijn. Ga naar margenoot+ Onder de Boompjes, de thans boomloze kade langs de oude Turfhaven, vertoont aan het oostelijke einde de hoge trapgevels van de Oostindische Pakhuizen, zie blz. 117. Onder de Boompjes 8, een bescheiden pandje met pothuis en luifel, oorspronkelijk xvii, is in de xviiie eeuw zeer gewijzigd. Thans eigendom van de Vereniging Oud Hoorn. | |
[pagina 169]
| |
Onder de Boompjes 16, xviiid, heeft een deuromlijsting met zijlichten uit de bouwtijd. Onder de Boompjes 17 is een eenvoudig pand, xviiid. Onder de Boompjes 20 heeft een vier traveeën brede, twee verdiepingen hoge gevel, xviiic, waarvan de pui aan een garage is opgeofferd, pl, LXXIII-148. De gesneden consoles aan de kroonlijst en het overige ornamentwerk zijn uitgevoerd in de plaatselijk veel voorkomende rococostijl. Inwendig worden betimmeringen en stucwerk aangetroffen uit de bouwtijd. Ornament uit een der plafonds van dit pand is in het Westfries Museum geborgen, cat. h 1934, nr. 74, evenals een deur, ib. nr. 62. De Oude Doelenkade bewaart van de oorspronkelijke reeks enkele pakhuisgevels.Ga naar margenoot+ Oude Doelenkade 17-19, pl. LXXIX-162, heeft een tweelinggevel, waarvan de rechtse verminkt is aan de pui en de eerste verdieping. Op een doorlopende puibalk met een breed fries, worden de hoge gevels gedragen, die nogmaals door een gemeenschappelijk fries doorsneden, hoge ongelijke trapvormige toppen hebben met natuurstenen dekplaten en een pilaster in top. Nr. 17 behield op de eerste verdieping een getoogd zolderdeur-kozijn met gekoppeld venster, waarin een jongere roedeverdeling; de deur is origineel. Beide toppen hebben een drielichtkozijn gehad met drievoudige geblokte ontlastingsboogjes en een vlieringluik in top. Van nr. 19 zijn beide in oude vorm hersteld. In de friezen resp. twee leeuwenmaskers en een steen met een zeilend schip, en de wapens van Hoorn en Amsterdam met het jaartal cartouche 1616 (vgl. m. révész-alexander, Die alten Lagerhäuser Amsterdams, Amsterdam 1928, blz. 143). De panden zijn in 1926 gerestaureerd. Oude Doelenkade 21, pl.L XXIX-162, mist de geveltop. Boven de in het begin der xixe eeuw deels gewijzigde en gepleisterde pui, is ook deze gevel door twee friezen met gevelstenen geleed. De gevelstenen dragen maskers en de wapens van Hoorn, Alkmaar en een schip met het opschrift: ‘in de stretsvarer’. Op de verdieping die door hoekblokken verlevendigd is, is het zolderluik met de vensterkozijnen gekoppeld. Het kalf is met sleufbandornament versierd. De achtergevel is intact. De Ramen is een in 1598 gedempte gracht, in welks naam de herinnering bewaardGa naar margenoot+ wordt aan de wolnijverheid, die vroege bloei aan de stad bracht. Ramen 3 bestaat uit twee zeer brede midden xviiie eeuwse panden, waarvan de linkse gevel door gladde pilasters en een middenrisaliet is geleed, en een rijk met snijwerk omgeven deurpartij heeft in Lodewijk xv vormen. Het rechterpand is eenvoudiger en heeft slechts wat snijwerk boven een deur en aan de gootlijstconsoles. Ramen 7/9, twee gelijke eenvoudige trapgevels, met natuurstenen dekplaten op de treden. Nr. 7 heeft door het inbreken van moderne vensters en wijzigingen in de top zeer geleden; Nr. 9 is boven de pui weinig gewijzigd; het fries is gaaf. Boven de vensters ontlastingsbogen; in de top een pilaster op kopje. Ramen 11, pl. LXXIX-163, heeft een forse trapgevel van het z.g. Haarlemse type, xviia, met natuurstenen waterlijsten, dekplaten en blokken aan de trappen, de dagkanten en in de ontlastingsbogen; in de top een pilaster met getorste pinakel en kleine natuurstenen voluten. De pui is geheel gewijzigd; de vensters op de verdieping zijn later ten koste van het fries vergroot; het topvenster werd gedicht en door een oeuil-de-boeuf vervangen. In het Westfries Museum wordt goudleer behang uit het inwendige bewaard, cat. h 1934, nr. 75. Ramen 23, hoek Duinsteeg, is een vroeg xviie eeuws pandje en vormde de helft van een voormalige tweelinggevel; boven het bakstenen fries is het kruiskozijn bij de | |
[pagina 170]
| |
restauratie in 1918 vernieuwd. In de gevel een steen die de naam van het huis vermeldt ‘In die Rohaen 1628’. Ramen 25, hoek Duinsteeg, is een blijkens de jaartalsteen in 1611 gebouwd verminkt pand. Op de verdieping boven de xixa gewijzigde vensters, ontlastingsbogen. Ramen 29 is een breed woonhuis, welks gevel geblokte hoekpilasters heeft. Langs het middenvenster op de eerste verdieping en in de borstwering daarvóór is enig snijwerk in late Lodewijk xv stijl aangebracht, midden xviii. Ramen 35, een midden xviiie eeuws woonhuis, met boven de deuromlijsting snijwerk in de in Hoorn opvallend veel voorkomende plaatselijke Lodewijk xv trant; ook de deur is hier origineel en met snijwerk versierd. Ga naar margenoot+ Ramen 2, eenvoudig hoog pand in 1773 als pastorie gebouwd bij de in 1768 voltooide Lutherse kerk. De vensters hebben flauw gebogen strekken en behielden op de verdiepingen de roede-indeling. Boven de deur enig snijwerk. Ramen 6 en 8, zeer eenvoudige, laat xviiie-vroeg xixe eeuwse gevels met rechte kroonlijst. Ramen 16. In de laat xixe eeuwse gevel werd een gesneden deur in Lodewijk xvi trant aangebracht, afkomstig van het afgebroken pand Koepoortsweg 47. Ramen 20 heeft een sterk verminkte gepleisterde gevel met deels gewijzigde trapvormige top, xvii. Ramen 22 heeft een gave laat xviiie eeuwse gevel met rechte kroonlijst en dakkapel. De deur is eenvoudig omlijst, de vensters op de verdieping behielden de roedeverdeling. De puntvormige achtergevel is in de ankers 163 . gedateerd. Ramen 30 behield een gave achtergevel met drielichtkozijn xviia; in de voorgevel eenvoudige deuromlijsting, midden xviiie eeuw. Ramen 32 is een breed herenhuis uit ongeveer 1800, met gemoderniseerde ramen. Ga naar margenoot+ De Rode Steen is als plein ontstaan op het knooppunt van de twee oude dijkwegen Grote Noord en Grote Oost. Het plein heeft, met als hoofdaccent de gevel van het Statencollege, thans Westfries Museum (zie blz. 118), vooral aan die zijde een goede bebouwing behouden. Rode Steen 2 is een oorspronkelijk xviie eeuws pand, waarvan de top verloren is gegaan; de pui is in de xviiie eeuw gewijzigd. De zijgevel is overgekraagd op klossen. In de gevel een steen: In d'IJserman. Aan de oostzijde verrijst vervolgens de Waag met de korte gevel aan de Rode Steen, waarbij een serie woonhuizen met laat xviiie eeuws geveltype aansluit: de beide eerste hebben omlijste deurpartijen. (zie ook Kerkstraat). Rode Steen 9 heeft bovendien inwendig een houten dubbel binnenpoortje met sierlijk gesneden bovenlicht, xviiid, pl. LXXX-167, dat toegang geeft tot de trap en tot de smalle gang ernaast. Op de lijst zijn twee niet bijbehorende allegorische figuurtjes opgesteld, xvii. Achter in die gang is een bak- en bergstenen gebeeldhouwd poortje gemetseld, pl. LXXXI-169, versierd met dikke vruchtfestoenen, midden xvii. Op de verdieping van het huis enige gesneden balksleutels xvii en sierend stucwerk xviii; de achtergevel is, evenals die van nr. 10, xviie eeuws, doch afgewolfd. Rode Steen 15. Ter rechterzijde van het Museum, verheffen zich twee voorname brede gevels, waarvan nr. 15 weinig opvallend is doch goed van verhouding: de vensters met flauw gebogen strekken hebben vroeg xixe eeuwse roeden. Rode Steen 16, pl. LXXXIV-175, is een imponerende pand met een klassiek | |
[pagina 171]
| |
hoofdgestel als kroonlijst, waarboven een attiek met een gekroond wapen van Westfriesland tussen ornamentstukken, gedateerd anno 1790, het zeer lage dak verbergt. De vensters in het middenrisaliet hebben omlijstingen met wigvormige imitatiesluitstenen; in de overige gevel zijn de vensters door flauw gebogen strekken gedekt. Vóór de gevel stoeppalen met ijzeren kettingen en een pomp. Het achterste deel van dit huis is bij het Museum getrokken. De Slapershaven ontleent zijn belang in het stadsbeeld aan de drie huizen op de hoekGa naar margenoot+ van het Grote Oost, die elk versierd zijn met een terracotta relief met de voorstelling van de slag op de Zuiderzee, waaraan de huizen de naam Bossuhuizen ontlenen, pl. LXXIV-150 en pl. LXXV-153. Slapershaven 3, pandje met houten pui onder puibalk op gesneden consoles, waarvan er twee gespaard bleven. Mogelijk dateert het uit het laatste kwart van de xvie eeuw De top is verloren gegaan. De puibalk draagt het opschrift: tot eer van haer geslagt tot lof van dese daed / die klampen hem aen boort, die weten nog wel raedt / hier is een hoorens hop, daer gaet het op een veghten / daer siet men 't eene schip vast aen 't ander heghten / daer siet men reghte liefde daer doet men onderstant / daer veght men zonder gelt, voor 't lieve vaderland. Daarboven is tussen leeuwenmaskers een relief gevat met de genoemde voorstelling tegen het profiel van de stad Hoorn. In het midden wordt door twee allegorische figuren en een schip een groep gevormd waaronder het inschrift staat: bossu zeeslag d. 10 m.d.11 dag 1573. Slapershaven 4 heeft een trapgevel die in 1897 boven de pui vernieuwd is met uitzondering van het fries. De stenen puilijst draagt het vernieuwde inschrift: en sonder twyefel dit daer sijnder ook int midden / daer sijnder op het lant die godt met mooses bidden / tot dat men overwint gelijck het is geschiet / waer van men huijden noch een klare teken siet. Daarboven is tussen leeuwenmaskers het fries gevat waarop in licht beschilderd, zeer laag relief zeeschepen worden uitgebeeld op de Hoornse Hop. Het derde pand op de hoek is genummerd aan de Grote Oost 132 (zie aldaar). De gevel aan de Slapershaven dateert in zijn tegenwoordige vorm uit de xviiie eeuw en vertoont in een herplaatst fries boven de begane grond opnieuw de voorstelling van op zee varende schepen. Tussen de levendige voorstelling staat in het midden een steen met het volgende opschrift: o loffelijke daed o schoone gvlde tyden / wie dat er aen gedenkt die moet hem nog verblyden / het land dat schvt en beeft den vyand die komt aen / hij wil met amelek gantsch israel verslaen / hij komt met groote magt maar godt heeft ons gegeven / ook arons ende hvrs wiens namen zijn geschreven. De steen is wellicht bij de vernieuwing van de gevel in de xviiie eeuw geplaatst ter vervanging van een opschrift op de puibalk. Veemarkt 6, zie Huiszittenhuis blz. 152.Ga naar margenoot+ Veemarkt 15 met ingezwenkte halsvormige top heeft bij het verhogen van de gevel in 1934 de datumsteen 1738 behouden. Veemarkt 19, zie S. Clarakapel blz. 139. De Veermanskade wordt gevormd door een aaneensluitende reeks alle min of meerGa naar margenoot+ verminkte pakhuisgevels, die tezamen evenwel een bekoorlijke bebouwing van de havenkade vormen. | |
[pagina 172]
| |
Veermanskade 1-2 zijn in 1904 in oude trant gecompleteerd en herbouwd; de maskerstenen en gevelstenen van nr. 2 zijn merendeels van elders afkomstig en stellen de wapens van Westfriesland en Hoorn, zon, maan en een jager voor. Veermanskade 3 anno 1871 toont enige oude gevelstenen met opschrift ‘In de Pinas 1618’ en ‘Fortuna 1677’. Veermanskade 4, Kaaspakhuis ‘de Sleutel’ behield grotendeels de oude vorm met overgekraagde gevel op hoge houten staanders gedragen, xviia; de pui is ter halverhoogte gedeeld door een dwarsbalk. De top die puntvormig afgeschuind is en het vullend metselwerk van de pui zijn bepleisterd. Ramen met xviiie eeuwse roeden. Veermanskade 5, ‘Het Slot’ heeft een thans geheel gepleisterde en afgewolfde gevel met op de verdieping pilasters in de grote orde, midden xvii. Veermanskade 6 is wellicht in de xviiie eeuw herbouwd. Boven de vernieuwde pui staan in het fries drie gevelstenen met de wapens van Gouda, Monnikendam en Genua en het onderschrift ‘in 't wapen van ienuwe’; de gevel wordt afgesloten door een rechte kroonlijst met dakkapel. Vensters met roeden, xviii. Veermanskade 7 t/m 10, thans een viertal eenvoudige woonhuizen onder één dak, oorspronkelijk wellicht één pand. Boven de verkavelde puien zijn op de verdieping tussen vier door roeden verdeelde vensters drie nissen gespaard. Rechte kroonlijst met twee dakkapellen xviiid-xixa. Veermanskade 11 verraadt de oude xviie eeuwse indeling met hoge houten pui en puibalk; bovendeel en vensters xixa. Veermanskade 12 heeft een sobere xixe eeuwse gevel. Veermanskade 13 heeft een gave gevel in laat xviiie eeuwse stijl met hardstenen borstwering, lage stoep met hek, omlijste en met snijwerk bekroonde deur en gesneden consoles op de rechte kroonlijst. De vensters hebben een vroeg xixe eeuwse indeling. Veermanskade 15, het terugliggende gepleisterde puntgeveltje, oorspronkelijk xviie eeuws, heeft een gevelsteen met een koe en een windvaan met een zeilschip en zou daarom het geboortehuis van Willem Adriaanz Bontekoe zijn. Ga naar margenoot+ Het West is gebouwd op de oude zeedijk, die buiten de stad later weggeslagen is. West 50, fig. 40, pl. LXXIV-151, is een blijkens het jaartal op de latei van de deur inFig. 40. Hoorn. West 50
1612 gebouwd pand waarvan de top verloren is gegaan. De bovenbouw, waarvan nog slechts de verdieping met kantblokken, en twee kruiskozijnen behouden is, wordt gedragen op een houten puibalk met fries waarin drie gevelstenen zijn gevat, voorstellende een vrouw bij een trog met kazen, een roskam en de naamsteen ‘in de Frahchtwagen’ (sic) waarop de wagen staat afgebeeld, door drie paarden getrokken. Op de doorlopende en de smallere tussenstijlen van de houten pui zijn afwisselend, bredere en smallere consoles aangebracht. In de zijgevel een oud kruiskozijn en twee zolderdeuren. Inwendig een hoog voorhuis, een insteek boven het achterhuis en daarachter de paardenstal. West 72 heeft een halsgevel met natuurstenen klauwstukken en gezwenkt fronton, waarin ter weerszijden | |
[pagina 173]
| |
van de voorstelling van een ton, de datum 1750 is aangegeven. De pui is modern. Het pand is in 1951 gerestaureerd. De Wisselstraat tussen de Nieuwstraat en de Gravenstraat is in 1603 aangelegd.Ga naar margenoot+ De toegang van de Nieuwstraat uit werd bij die gelegenheid door een boog met natuursteenblokken overspannen, waarin een jaartalsteen het bouwjaar aangeeft. De bebouwing van de Zuidzijde is onder Oude Vrouwenhuis beschreven (blz. 151). Aan de Zon, hoek Grote Oost staat een pand dat op de verdieping overblijfselenGa naar margenoot+ van een gevel met hoek- en negblokken vertoont. In het fries staan twee stenen met opschrift: Anno 1613; tussen de vensters een natuurstenen cartouche met: ‘Van Godt comt het al’.
In de volgende overigens niet vermelde panden komen oude gevelstenen voor:Ga naar margenoot+ Breed 19, wapens van Alkmaar en Hoorn en een marskramer; Breed hoek Kleine Noord, de Jonge Tobyas; Gedempte Turfhaven 34, hand, oog en 1638; Groote Havensteeg 14, hart met roos en ‘in de twee groene leste’; Grote Oost 107, 1610; Grote Oost 102-104, ‘Int Zeepeert 1644’; Italiaanse Zeedijk 81, ‘int vries botervat’; Zwaagweg 348, ‘de gare goeds bogert’; Kleine Noord 8, een paard; Kleine Oost 17, vruchten; Koepoortsweg 5, S. Maarten, S. Laurentius en 1648, duidend op S. Maarten en S. Laurentius-markten; Nieuwe Noord 66, boom met twee staande leeuwen; Nieuwe Veemarkt 1, roskam; Vale Hen 1, een zeepaard; West 62, ‘de vergulde Son’ en Anno 1638. Koepoortsweg 73 heeft in de kroonlijst het alliantiewapen P. van Hoolwerff en Ida Verburgh, welk huwelijk in 1746 gesloten werd. | |
MuseaHet Westfries Museum aan de Rode Steen bevat een veelzijdige collectie schilderijen,Ga naar margenoot+ tekeningen, bouwfragmenten etc. met betrekking tot Hoorn en Westfriesland. In het Huis 1624, Binnenluiendijk 3 is een particuliere collectie kunstnijverheid te bezichtigen. Vgl. de nederlandse musea, uitg. Departement van O.K. en W., 2e druk 1954. |
|