Westfriesland, Tessel en Wieringen
(1955)–Herma M. van den Berg– Auteursrechtelijk beschermdMedemblikbeknopte literatuuropgave: peeters en bouttats, Thooneel der Steden en Sterckten vanGa naar margenoot+ 't Vereenight Nederlandt, Antwerpen 1674; d.b. van schorel, Chronijk van de stad Medemblik, Hoorn 1710; Teg. Staat ii, blz. 503; van der aa, vii, blz. 749; j.j. dodt van flensburg, Archief voor kerkelijke en wereldlijke geschiedenissen, inzonderheid van Utrecht, iii, 1853; c.j. gonnet, Inventaris van het archief van Medemblik, in Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, xxxviii, 2, 1915, blz. 85; b. van 't hoff, Bijdrage tot de datering van de oudere Nederlandsche stadsplattegronden, in Nederlandsch Archievenblad 1941-'43, blz. 29 en 97; j. opperdoes, Chroniek, uitgegeven door j. belonje en r. kaptein in Kroniek van het Historisch Genootschap te Utrecht, lxiv, 1943, blz. 49 e.v. | |
[pagina 174]
| |
Fig. 41. Medemblik naar J. Schagen, herdruk van 1649
| |
[pagina 175]
| |
Fig. 42. Medemblik met uitbreiding van 1599 en 1632
1. Kasteel 2. Vrml. Marine Etablissement, thans Ziekenhuis 3. Admiraliteitsmagazijn 4. Waag 5. Koggehuis 6. Hervormde Kerk 7. Weeshuis | |
[pagina 176]
| |
hebben voor de kaart in boxhorn's Theatrum. braun en hogenberg en guicciardini geven Medemblik niet. Voor Blaeu's Atlas maakte vervolgens j. schagen in 1646 een bijgewerkte kaart, die evenals de beide voorgangers met het n.n.w. boven is gesitueerd. De Tegenwoordige Staat in 1744 bevat vervolgens een kleine kaart in 1743 door Is. Tirion uitgegeven, die ook in de uitgaven uit 1767 van schorel's chronijk is opgenomen. | |
[pagina 177]
| |
polders Brake, Lichtewater en Wijmers aangelegd. De leiding van dit werk was toevertrouwd aan de Hoornse ingenieur laurens van teylingen (Sted. archief nr. 261, vgl. Oud Holland 1920, blz. 140). De omwalling werd slechts ten dele uitgevoerd blijkens de kaart van 1646; aan de westzijde is daarop het plan gestippeld. Volgens opperdoes bouwde men in 1650 een reeks batterijen langs de zeezijde, waarvan kaarten uit de Napoleontische tijd een beeld geven (plans m 164 en 164a Geniearchief). De kleine kaart uit 1743 tenslotte geeft aan, hoe men de bevestiging der stad aan de westzijde gesloten heeft door het opwerpen van een wal met halfbastion langs de korte zijde van de Westerhaven. Waarschijnlijk is dit het bastion, dat volgens de Tegenwoordige Staat in 1672 onder de druk der omstandigheden haastig werd aangelegd. De stad was toen reeds over het hoogtepunt van haar bloei heen. | |
VerdedigingswerkenHet z.g. KASTEEL RADBOUD is een, in de jaren 1890-'93 tijdens een restauratieGa naar margenoot+ grotendeels nieuw opgetrokken, gedeelte van een middeleeuws kasteel. Het gebouw is sedert 1889 eigendom van de Staat der Nederlanden en heeft na de opheffing van het Kantongerecht te Medemblik geen bestemming meer. m. stoke, uitg. Werken Hist. Gen., Nieuwe Serie dln. 40-42, 1805, passim; Teg. Staat v,Ga naar margenoot+ blz. 509; j.v. lennep en w.j. hofdijk, Merkwaardige Kastelen in Nederland iii, blz. 81; N.H. Oudh. i, blz. 49; gonnet, blz. 89. | |
[pagina 178]
| |
de villa Medemlacha in 985 genoemd (Oork. boek Sticht Utrecht nr. 140), archivalische berichten over het Kasteel verschijnen echter eerst in de stukken van 1319 en later (inv. Archief Medemblik nr. 281 e.v.). Het blijkt dat op het kasteel een kapel was (van mieris ii, blz. 336 en 365; inv. archief Medemblik 282 en 283). Ga naar margenoot+ Het bouwwerk, fig. 43, pl. LXXXVII-181, 182, bestaat uit twee loodrecht op elkaar staande vleugels, tegen welks zuidelijke buitenhoek op de bestaande grondslag bij de restauratie de ronde toren weer is opgetrokken. Tegen de buitenhoek van de westelijke vleugel is een kleine vierkante toren aangebouwd, evenals tegen de zuidelijke buitenmuur, daar waar het oudste gedeelte door een gevel wordt afgesloten. Later is daar westwaarts een gedeelte bijgebouwd, zodat de vierkante toren ingebouwd werd. | |
[pagina 179]
| |
Het muurwerk is bij de restauratie grotendeels vernieuwd of althans geheel bemetseldGa naar margenoot+ met nieuwgebakken handvormsteen ter grootte van de aangetroffen middeleeuwse stenen (29-29,5 × 7,5), die verspreid in het metselwerk opnieuw gebruikt werden. De noordoostelijke sluitmuur is minder sterk vernieuwd en bestaat uit steen van 27-30 × 7, 20 lagen 157, evenals de haaks daarop staande binnenmuur. Van de uitbouwen
Fig. 43. Medemblik. Kasteel
aan de noordzijde vertoont de oostelijke steen van 26 × 6,5, 20 lagen 155 en de westelijke 22 × 5, 20 lagen 130. Het muurwerk op de oudste grondslagen meet 112-124 dikte, dat van de vierkante torens slechts 65-69. De zuidmuur ten oosten van de vierkante toren is 106 dik; de oostelijke sluitmuur meet 64; de muurdikte der noordelijke aanbouwen is 47-50. | |
[pagina 180]
| |
In de zuidoostelijke hoek van de kelder onder de grote zaal zijn muurgedeelten uit secundair verwerkte tuf waar te nemen. Blijkens schetsen van architect A. Mulder, berustend in het archief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, was het muurwerk vóór de restauratie op vele plaatsen met kleine steen ingeboet. De westelijke vierkante toren was ook met deze steen verhoogd.Ga naar margenoot+ Blijkens dezelfde schetsen bevatten de zuidelijke en westelijke wanden vóór de restauratie telkens één spitsboogvenster. De noordelijke sluitmuur aan de westelijke vleugel, waarvan de top volgens deze gegevens uit afwisselende lagen rode en gele baksteen bestond, had in die jaren één hoog en twee lagere spitsboogvensters. Deze zijn blijkbaar echter eerst aangebracht toen de grote zaal in 1661 tot kerkzaal werd ingericht, daar Roghman nog kruiskozijnen tekent in deze gevel. In de noordelijke aanbouw zijn bij de restauratie xviie eeuwse kruiskozijnen hersteld ter vervanging van xviii eeeuwse ramen met roeden. De oostelijke gevel, die in trapvorm hersteld werd, zoals ook de tekening van Roghman deze weergeeft, vertoont op verdiepinghoogte een gedichte doorgang tegen de zuidermuur, die wellicht toegang gaf tot een weergang langs de muur, die het woongebouw verbond met de ronde hoektoren.Ga naar margenoot+ Het bouwwerk is slechts één verdieping hoog. De kelders zijn gedekt door balklagen op standvinken en stiepen; alleen de kelders onder de torens zijn van ingemetselde gewelven voorzien. In de noordoostelijke hoek is een laatgothisch gepeerkraald sleutelstuk bewaard. De westelijke vleugel bevat één grote zaal, de zuidelijke vleugel is verdeeld in een rechthoekige ruimte en een oostwaarts daarbij aansluitend smaller vertrek. Aan de noordzijde zijn later twee kleinere woonvertrekken bijgebouwd. De zalen worden gedekt door bij de restauratie vernieuwde houten balkenplafonds, op eveneens vernieuwde gesneden sleutelstukken. Volgens schetsen van arch. A. Mulder waren de oorspronkelijke sleutelstukken ook voluutvormige en met z.g. sleufbandornament versierd; zij zullen derhalve xvid-xviia aangebracht zijn, gelijk met het plafond der vierkante zaal, dat voor een gedeelte met cassetten is gedetailleerd. De kap over de zuidelijke vleugel is oorspronkelijk; over het oostelijk deel zijn ook de eiken ribben van een niet meer aanwezig tongewelf nog bewaard. Ga naar margenoot+ In de grote zaal is een zandstenen schouw geplaatst, die volgens oude aantekeningenGa naar margenoot+ door Jhr. de Stuers voor dit doel zou zijn aangekocht. Op de geprofileerde schouwwangen rusten twee kraagstenen met vrij grof gebeeldhouwde voorstellingen van een liefdespaar, xv. In de vierkante zaal staat een dergelijke schouw, met aanmerkelijk beter gehakte consoles, eveneens liefdesparen voorstellende, pl. LXXXIX, 186 en 187. Het costuum van de vrouw op de linkerconsole met de langs het hoofd afhangende vlechten is in Frankrijk xivc gangbaar, doch hier waarschijnlijk gebruikt om de hoofse sfeer der legende aan te duiden, zodat de consoles xva te dateren zijn. Het meest oostelijk vertrek heeft een schouw met eenvoudige roodzandstenen wangen. Ga naar margenoot+ De kleine zaal bevat voorts een eikenhouten portaal van twee verdiepingen uit het begin der xviie eeuw, dat bij de restauratie van een tweede deur en enkele nieuwe onderdelen werd voorzien, doch overigens gaaf is. De rechtse deur leidt naar het oostelijk vertrek en de begane grond van de toren. De andere deur geeft toegang tot een trapje, dat naar de verdieping van de toren leidt, waar een gevangenis is; op de verdieping van het portaal is een vertrekje voor de gevangenbewaarder. | |
[pagina 181]
| |
Volgens de oude afbeeldingen heeft het slot uit een vierkant ommuurd plein bestaan opGa naar margenoot+ welks hoeken ronde torens verrezen, naar het gebruikelijke schema voor omgrachte burchten. Verwantschap in deze opzet met de kastelen van Muiden en Brederode te Santpoort maakt een datering van het gehele bouwwerk in de late xiiie eeuw aannemelijk. Uit dien tijd stammen in oorsprong de westelijke vleugel en het grootste deel van de zuidelijke vleugel met de vierkante torens en een voortzetting van de zuidelijke buitenmuur. Uitzonderlijk zijn in deze opzet de vierkante torens, waarvan er twee aanvankelijk op de buitenhoeken van de woonvleugel stonden, en een derde, waarvan de afmeting onbekend is, midden in de oostelijke muur was opgetrokken. De aanvankelijk vrij korte zuidelijke vleugel is, waarschijnlijk in de xive eeuw oostwaarts uitgebreid. Misschien mag men zich hier de kapel denken, die op het slot geweest moet zijn. Aan de hofzijde werden vervolgens in de xve-xviie eeuw vertrekken toegevoegd. | |
Wereldlijke openbare gebouwenHet gebouw van de voormalige 's-LANDSWERF vormt thans het hoofdgebouwGa naar margenoot+ van het Provinciaal Ziekenhuis. a.j.h. beeloo, De schipsluis te Medemblik in: Tijdschr. Zeewezen 1905, blz. 6 en 20;Ga naar margenoot+ h.p. deinum, Iets over de wordingsgeschiedenis van het Provinciaal Ziekenhuis, in: Het Ziekenhuiswezen 1934. Het oorspronkelijke bakstenen gebouw is samengesteld uit een middenrisaliet, tweeGa naar margenoot+ lange vleugels en even uitspringende hoekpaviljoens. Het muurwerk bestaat uit baksteen; de vensters zijn bij de xixe eeuwse verbouwing met cementen lijstwerk omgeven. Het middenrisaliet was oorspronkelijk, blijkens het bestek van herbouw, voorzien van een doorgaande poort d.w.z. door beide verdiepingen heen, zoals op de aquarel van c.j. vos te zien is; deze is evenwel later dichtgezet. Aan weerszijden is boven de poortdoorgang een houten fronton aangebracht. Het middenrisaliet is bekroond door een open torentje. In de vleugels waren oorspronkelijk blijkens het bestek deurkozijnen aangebracht, door twee verdiepingen doorgaand. De hoekpaviljoens, die door brandmuren van de vleugels gescheiden zijn, waren ingericht tot woningen en kantoren. Het gebouw was gedekt door twee zadeldaken waartussen een zakgoot die later door een minder kwetsbare constructie vervangen is. Bij diverse verbouwingen sedert 1828 is het inwendige sterk gewijzigd. | |
[pagina 182]
| |
Ga naar margenoot+ Van de ADMIRALITEITSMAGAZIJNEN die blijkens oude plattegronden aan de oostzijde van de Eilandshaven stonden, is een vervallen gedeelte over, bestaande uit een rechthoekig pand, xviia, gedekt door een zadeldak tussen twee geheel bakstenen topgevels, dat in jongeren tijd, xixa, uitgebreid is met een lage aanbouw onder een lessenaarsdak. De trapgevel aan de stadzijde is sober versierd door bakstenen waterslagen, halfcirkelvormige ontlastingsbogen en een toppilaster op kopje; door het aanbrengen van jongere kozijnen en luiken heeft de gevel geleden. De puntvormige achtergevel bestaat uit gele steen, xviii?, de vensters zijn ook hier gewijzigd.
Ga naar margenoot+ Op het moderne STADHUIS (1940, arch. Kropholler), worden bewaard: Ga naar margenoot+ een anoniem doek in de trant van Jacob Adr. Backer 91 × 116, Christus en de overspelige vrouw voorstellende; een Vanitas-voorstelling door E. Collier xviib, doek op paneel 80 × 65,5; een portret van Willem van Oranje, xviid, copie naar van Miereveld, doek 62 × 51,5, (Iconografia Batava 9094, 56; v. Beresteyn, Iconografie van Willem I, nr. 49); een portret van Prins Maurits, id. doek 63 × 51 (Iconografia Batava 4896, 82); een portret van Johan van Nassau van Katzenellenbogen, id. doek 63 × 51,5 (Iconografia Batava 2582, 82, ten onrechte als Frederik Hendrik); een zg. portret van Radboud xviid of xviiia, doek 73 × 57. In de schouw op de burgemeesterskamer zijn enige tegeltableaux uit een huis in de Beemster aangebracht, xviii. Een wapenbord in goudleer, XVIII, uit het oude Stadhuis zijn thans in Haarlem, Paviljoen Welgelegen.
Ga naar margenoot+ DE WAAG is gevestigd in een ingebouwd pand aan de westzijde van de Kaasmarkt. Ga naar margenoot+ Op de kaart van schagen in de Blaeu-atlas wordt het Waaggebouw weergegeven ten Noorden van de kerk aan de oudste haven; ook op de andere kaarten komt dit gebouw reeds voor, zij het zonder nadere aanduiding. Blijkens een steen met inscriptie in het tegenwoordig Waaggebouw is de Waag eerst in 1692 naar de Kaasmarkt overgebracht, welke situatie gunstiger was ten opzichte van de nieuwe havens ten Zuiden van de stad. In 1922 is het gebouw met Rijkssubsidie gerestaureerd, waarbij de gevel geheel nieuw werd opgetrokken. Ga naar margenoot+ Het gebouw, pl. XC-191, dat aanvankelijk waarschijnlijk als woonhuis gebouwd is, bestaat uit een xviie eeuws gedeelte met een trapgevel aan de straat en een xviiie eeuws achterhuis, dat thans als woonhuis gebezigd wordt. In de pui van de trapgevel zijn onder de geprofileerde latei grote pakhuisdeuren met bovenlicht aangebracht. De direct boven de latei geplaatste gevelsteen met weegschalen is 1773 gedateerd; wellicht zijn toen de deuren in deze verhouding aangebracht. De bovenlichten waren vóór de restauratie van telkens vier maal vier kleine ruitjes voorzien. De slanke geveltop met acht treden aan de trappen en een pilaster in top, is doorsneden door natuurstenen waterlijsten, die corresponderen met de eerste en vierde treden van de trappen. Boven de vensters zijn de ontlastingsbogen voorzien van natuurstenen blokken en een kopje als sluitsteen. Het kopje onder de toppilaster vormt tevens de sluitsteen van een ontlastingsboog; het vlieringluik er onder is echter verdwenen en vervangen door een oeil-de-boeuf. Inwendig bevat het pand beganegronds slechts één grote ruimte waarin een xviiie eeuws weegmeesterskantoortje is ingebouwd. | |
[pagina 183]
| |
HET KOGGEHUIS, de zetel van het Ambacht van Westfriesland genaamd deGa naar margenoot+ Vier Noorder Koggen, is sedert ongeveer 1800 gevestigd in het pand Westerhaven 20. Nadat het oude Koggehuis, dat ten Zuiden van de Westerhaven stond, in 1797 ten behoeveGa naar margenoot+ van de vestiging van 's-Landswerf door het Comité voor de Marine gerequireerd was, werd in datzelfde jaar een ‘dubbel huis’ aan de Westerhaven gekocht. Blijkens een rekening in het archief van het Ambacht is in 1800 het oude Koggehuis afgebroken en het nieuwe gerepareerd en uitgebreid. Het Koggehuis bestaat uit twee xviie eeuwse panden waarvóór een brede voorbouwGa naar margenoot+ is opgetrokken met een goed geproportionneerde sobere gevel aan de Westerhaven. De niet gelede bakstenen gevel heeft in het midden een smalle deur met eenvoudige houten omlijsting en bovenlicht; voor de deur ligt een laag bordes met treden ter weerszijden en een eenvoudig hek, dat zich voor de gehele gevel voortzet. De vier vensters van de begane grond en de vijf kleinere vensters der verdieping hebben flauw gebogen strekken en ramen met later gewijzigde roedenindeling. Boven de rechte kroonlijst staat in het midden een dakkapel in welks schuifraam de roedenindeling bewaard bleef. De voorbouw bevat inwendig beganegronds ruimte voor vergadering en administratie en op de verdieping logeergelegenheid voor de heemraden. In het achtergedeelte is de indeling der xviie eeuwse panden deels behouden evenals de spiltrap. In het Koggehuis wordt een houten wapenbord bewaard met zes sprekende wapensGa naar margenoot+ binnen een gestoken omlijsting in Lodewijk xiv trant, xviiib. Van de wapens die volkomen overschilderd zijn, is het eerste van de bovenste rij als dat van een lid van de familie Spiegelmaker te duiden (vlg. Tolhuis Hoogkarspel), waarschijnlijk van Jacob S. die in 1719 als Koggemeester voor het eerst voorkomt en in 1744 dijkgraaf werd in de plaats van Dirk Houttuyn, wiens wapen in het midden is voorgesteld. Het bord is daarmede gedateerd tussen 1719 en 1744. In de hal staat een overschilderde houten bank in Lodewijk xiv-stijl, xviiib.Ga naar margenoot+ Zie ook addenda bladz. 270. | |
Kerkelijke gebouwenDE HERVORMDE KERK is in het noordwesten van het stadje, op een ruim openGa naar margenoot+ terrein gelegen, ten zuiden van de voormalige oudste haven. Aan de zuidoostzijde was het kerkhof door bebouwing omzoomd, die grotendeels nog in wezen is (zie Breedstraat). De kerk behoort aan de Hervormde Gemeente, de toren is burgerlijk eigendom. d.b. van schorel, Chronijk, blz. 5 en 14; Oudh. en Gest. II, blz. 403; dodt van flensburg,Ga naar margenoot+ Archief, iie serie, dl. iii, blz. 76 e.v.; joosting en muller i, blz. 73, 114 enz., ii, blz. 324; N.H. Oudheden i, blz. 44; gonnet, blz. 92; Gen. en Herald. Gedenkw. IV, blz. 86; r.r. post, Eigenkerken, blz. 65; k. heeringa, Inventaris van het Archief van het kapittel ten Dom, Utrecht 1929-'51, blz. 67; Chroniek door j. opperdoes (zie blz. 173. | |
[pagina 184]
| |
onder de goederen van het kapittel van de S. Maartenskerk te Utrecht. Zo is de kerk van Medemblik een personatus in de zin van pastoorsplaats ter begeving van het kapittel (cf. nolet-boeren, blz. 198). In de kerklijsten van de Domfabriek komt Medemblik sedert de aanvang in 1395 voor. In 1404 geeft Willem VI land aan de kerk tot hulp bij hare ‘timmeringhe’ (gonnet, Inv. reg. nr. 30). Van het toen opgerichte gebouw kan echter slechts de toren en van het schip hoogstens in het muurwerk iets bewaard zijn gebleven, daar de stad in 1517 door de benden van Grote Pier in brand werd gestoken waarbij de kerk zwaar leed (heerenga) in 1523 was zij nog slechts voor de helft herbouwd (dodt, Archief, blz. 76 e.v.). In 1555 teisterde een zware brand de kerk op nieuw zozeer, dat men verlof kreeg missen te lezen op een draagbaar altaar in de kapel van S. Antonius en men van een deel van de bede aan de koning ontheven werd om de gevolgen van de ramp te boven te komen. Ga naar margenoot+ Het gebouw, fig. 44a en b, bestaat uit een forse bakstenen toren met gemetselde spits en een driebeukig halleschip waarvan de koorsluiting nieuw is evenals de zuidbeuk, die echter door de oorspronkelijke rechte muur aan de oostzijde gesloten wordt. De drie schepen zijn gedekt door drie zadeldaken met vrij jonge houten tongewelven.Ga naar margenoot+ De forse toren, fig. 44a, pl. LXXXV-178, bestaat uit drie zich weinig verjongende geledingen, die slechts door smalle nissen verlevendigd worden naar het gangbare xve eeuwse type in deze streek. Ga naar margenoot+ Het materiaal is rode baksteen, formaat 21,5 × 23,5 × ong. 5, 10 lagen 63, aan de hoeken afgewisseld met rode zandsteenblokken die ongeveer om de vijf lagen zijn aangewend. Ga naar margenoot+ De onderbouw van de toren die door ophoging van het terrein aanzienlijk lager is geworden dan oorspronkelijk het geval was, heeft aan de noord- en zuidzijde brede spitsbogige toegangen, oorspronkelijk een doorgang. Daarboven is het muurwerk slechts doorbroken door een enkele smalle lichtspleet. De nissen hebben afgeschuinde dagkanten door een sprong onderbroken en in de tweede geleding gevorkte montants; in de derde geleding bevatten zij de galmgaten. De geheel gemetselde achtzijdige spits heeft een pittig silhouet door de zandstenen hogels langs de graten en het sierlijke oorspronkelijk rood en wit geschilderde houten koepeltje met smeedijzeren opengewerkte peer uit de xviie eeuw. De balustrade aan de voet van de spits werd bij de restauratie in zandsteen hersteld naar voorbeeld van enkele oude balusters die aan de zuidoostzijde gespaard waren | |
[pagina 185]
| |
Fig. 44a. Medembiik. Hervormde Kerk. Doorsnede
| |
[pagina 186]
| |
Fig. 44b. Medemblik. Hervormde Kerk. plattegrond, tegenwoordige toestand en plattegrond in 1860
| |
[pagina 187]
| |
bij eerdere vernieuwingen. Op de zijden van de spits, zijn ter verlichting van het inwendige enige kleine vensters, deels in de vorm van gothische driepassen aangebracht; de spuiers onder de grote balustrade dateren van 1925. Inwendig heeft de toren over de begane grond oorspronkelijk een gewelf gehad waarvan de aanzetten der spitsbogige muralen nog te zien zijn. De doorgang naar de kerk die lager was dan de beide toegangen aan noord- en zuidzijde, was door een segmentboog gedekt. In het bovenste tweederde van de spits is een houtconstructie aangebracht die het koepeltje schoort. De zwaarte van het oude bakstenen muurwerk van het schip beloopt 98-101 cm.Ga naar margenoot+ Het steenformaat bedraagt aan de noordzijde en aan de aansluitende travee van deGa naar margenoot+ westelijke muur 20,5 à 21 × 4,5 à 5, 10 lagen 67; de waterlijst bestaat daar uit rode zandsteen. De vijfde steunbeer aan de noordzijde met enig aansluitend muurwerk, door bouwnaden als een apartstaand gedeelte gekenmerkt, bestaat uit baksteen van 22,5 × 24 × ong. 5, en is doorregen met veelvuldige lagen tufsteen; langs de bakstenen waterlijst loopt een rood-zandstenen druiplijst. De tegen de toren aansluitende travee van de noordwestelijke sluitgevel vertoont rode baksteen van 21,5 à 22,5 × ong. 5, 10 lagen 59 en heeft eveneens een bakstenen waterlijst met rood-zandstenen druiplijst. Aan de zuidbeuk is deze muur blijkbaar herhaaldelijk beklampt of vernieuwd. De sluiting van de zuidbeuk bestaat, voor zover na te gaan is, uit baksteen van 24 × ong. 5, 10 lagen 64. De muren worden geschoord door steunberen die op de hoeken van de zuidbeukGa naar margenoot+ haaks staan; aan de noordwestelijke hoek van de noordbeuk is de steunbeer overhoeks geplaatst. De aansluiting van schip en toren is onregelmatig doordat de toren niet nauwkeurig in de as van het schip staat. De vensters die voor de benedenste helft gedicht zijn, hebben aan de noordzijde dagkanten met een breed holprofiel en een afschuining. Het geheel gedichte buitenste venster van de noordwestelijke sluitmuur heeft een eenvoudige afgeschuinde dagkant en gevorkte bakstenen montant; het eveneens gedichte venster aan de torenzijde heeft een smal holprofiel. De toegangen tot de kerk bevinden zich allen in de vernieuwde gedeelten. In de muren zijn geen sporen van oude toegangen te vinden. De drie beuken worden gescheiden door slanke zuilen, die achtzijdige lijstkapitelenGa naar margenoot+ dragen, pl. LXXXVI-179; de basementen zijn bij de verhoging van de vloer onzichtbaar geworden. De éénmaal-afgeschuinde scheibogen vormen flauwe spitsbogen. Wegens de bepleistering is niets naders te constateren aangaande het ontstaan van de bovenbouw. De kap is waarschijnlijk xviiie eeuws met uitzondering van de moderne gedeelten boven de koorsluiting en de zuidbeuk; vóór de laatste restauratie waren op de beschieting de jaartallen 1658 en 1724 te lezen. In de verzamelingen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg bevindt zich een plattegrond-tekeningGa naar margenoot+ van de kerk in de toestand voor het afbreken van de koren in 1860, fig. 44b. Vergelijkt men de tegenwoordige plattegrond van de kerk met deze tekening, dan blijkt de muurdam tussen het noorder- en het zuiderkoor oud te zijn; de halfpijler is daar in 1860 tegen geplaatst. De aanwezigheid van een muurrest inplaats van een pijler wijst erop dat aanvankelijk alleen de middenbeuk van een koor was voorzien. De noordmuur werd later doorbroken, toen een tweede evenbreed koor aan de noordzijde werd opgetrokken. Volgens de schets van Oltmans had men drie arkaden gemaakt op hogere zuilen dan die van het hoofdschip met rijker geprofileerde lijstkapitelen. Een dergelijke uitbreiding had de Zuiderkerk te Enkhuizen voor 1484 ondergaan. Te Medemblik echter was men hoogst- | |
[pagina 188]
| |
waarschijnlijk uitgegaan van een pseudobasilicaal schip, welks zijbeuken, blijkens de nog aanwezige toestand aan de zuidzijde, rechtgesloten waren. Van de noordbeuk is de westelijke sluitmuur nog in wezen met één der steunberen die ook blijkens de op de oude fundamenten vernieuwde toestand van de zuidzijde haaks stonden. Ga naar margenoot+ De kerk bezit een eenvoudig houten koorhek met slanke balustervormige spijlen, dat thans in de noordbeuk geplaatst is. Op de kroonlijst staat een opschrift met het jaartal 1572, in welk jaar het hek vervaardigd kan zijn. Het opschrift luidt: 't misbruyck in gods kerck allengskens ingecomen is hier wederom anno 1572 afgenomen. Ga naar margenoot+ De eiken preekstoel is met de trap en het achterschot gaaf bewaard. De zeszijdige kuip heeft vier panelen met bijbelse voorstellingen, waarboven goed gestoken friezen lopen met bacchantenstoeten en rolwerkornament in de trant van Colijn de Nole, pl. LXXXVIII-185. Op de panelen is door een wat minder vaardige hand de geschiedenis van Judith en Holofernes weergegeven pl. LXXXIX-188. Op het deurtje ziet men de gevangenschap van Achior (Jud. vi: 7), op de overige panelen de bekende scènes van de maaltijd, de moord en de achtervolging van de Assyrische troepen (Jud. xii: xv). Volgens het ornament van de friezen moet de preekstoel ongeveer 1560 gedateerd worden. Het trapje moet jonger zijn en kan in de loop van de xviie eeuw toegevoegd zijn. Ga naar margenoot+ Van het doophek met getorste spijltjes, xvii, is de zuidzijde nog oorspronkelijk werk, de opstelling schijnt gewijzigd. Tussen de noordelijke reeks kolommen in de kerk heeft men een ander gedeelte van het spijlenfries verwerkt tot afscheiding tussen preek- en wandelkerk. Ga naar margenoot+ Aan de preekstoel is een koperen lezenaar, xviib, bevestigd, een sierlijke doopbekkenhouder met schaal, een zandloperhouder en een kaarsenarm, alles xvii. Op het doophek staan twee doopbogen met het wapen van Medemblik in Lodewijk xv ornament, xviiic. Ga naar margenoot+ Het orgel, pl. LXXXVIII-183, dat volgens een opschrift bij het klavier in 1668-'71 door p. bakker, organist gemaakt zou zijn, is in de xviiie eeuw ingrijpend gewijzigd. Van de oude kas die volgens de Chroniek van opperdoes door jan meegh gedecoreerd is, bleef alleen de bekroning over. Het overige decoratieve werk is midden xviiie eeuws, het pijp-werk is door chr. bätz in 1785 vernieuwd, in welke tijd ook de borstwering ter weerszijden van het rugpositief ontstaan kan zijn. Ga naar margenoot+ Aan de oostzijde is in de kerk een herenbank geplaatst met getoogde paneeltjes in het rugbeschot en gesneden bekroningen op de deurtjes, xviib. Voorts bezit de kerk zeven blokken banken met eenvoudig raam- en paneelwerk, xvii. | |
[pagina 189]
| |
Tegen de westelijke muur van het noorderpand is in 1880 een koperen memorieplaatGa naar margenoot+ bevestigd ter nagedachtenis aan lord georg murray † 1760, wiens graf oorspronkelijk in het koor van de middenbeuk lag, doch door het verkleinen van de kerk buiten kwam te liggen. Zijn ruitvormig wapenbord draagt de zestien kwartieren van het wapen van de Dukes of Athole en de spreuk tout prest. Op de pijlers van de kerk zijn aan de zijde van het middenschip grote rolwerk- enGa naar margenoot+ vruchtornament-cartouches geschilderd als omlijsting van teksten; een en ander is bij de restauratie in 1902 sterk vernieuwd. In een der cartouches is het jaartal 1602 vermeld. In de vensters van de zuiderbeuk zijn een zestal gebrandschilderde glazen gevatGa naar margenoot+ waaraan er vijf oud zijn; het zesde memoreert de restauratie van 1902-'04 bij welke gelegenheid de vijf andere glazen hersteld werden en de namen op grond van archivalische gegevens werden aangevuld. oltmans tekende in 1845 de schenkers der vensters in de beide koren op. Voor het zuidelijk koor geeft hij van noord naar zuid: Haarlem 1669, Amsterdam 1670, Hoorn 1670, Enkhuizen 1670, Dijkgraaf Noorderkoggen 1670, Weesmeesters, I. van der Wolff, oud-burgemeester van Medemblik 1669; voor het noorderkoor: Vroedschap Medemblik 1669, een niet nader genoemd College en Purmerend. 1. Het meest oostelijke glas werd in 1670 geschonken door de stad Monnikendam, welks wapen en naam onder dat van Medemblik, in het glas is vermeld. 2. Het tweede glas vermeldt in een opschrift: de diaconie der gereformeerde kerke alhier 1670. In de benedenste helft is in grisaille de geschiedenis van het Penningske der Weduwe uitgebeeld (Luc. 21: 3) met de datum 1670, in het midden ziet men de gekleurde wapens der diakenen van dat jaar: P. de Jongh, Jan Schellinger, A. de Man, O. Lakeman, D. Slicker (dit wapen werd vernieuwd), A. Flodrop. 3. Het derde glas is modern. 4. Het vierde glas, pl. LXXXVIII-184, werd geschonken door het Rijn-schippersgilde in 1671, en geeft grotendeels in grisaille met hier en daar dunne kleuren een voorstelling van de Arke Noachs, geflankeerd door de wapens van P.C. Boeiermans, M. Claes, Aerjaens en Meyser in weelderige cartouches gevat; onderaan een gezicht op Medemblik. Het glas dat in de loop der tijden zeer verwaarloosd was, is in 1902-'05 gerestaureerd, zodat de voorstelling weer herkenbaar is. 5. Het vijfde glas is fel gekleurd en was vóór de restauratie zeer beschadigd. Het schijnt door Burgemeester en Kerkmeesters van 1709 geschonken te zijn, wier wapens afgebeeld zijn. Het opschrift is echter niet duidelijk meer. Onder de troon van de Stedemaagd is het glas gemerkt: s.v.d. meulen fecit in ao 1709 (zie w. bogtman, Nederlandsche glasschilders, 1944 blz. 101). Een tekening van een niet uitgevoerd ontwerp berust in de Prov. Atlas te Haarlem; de namen luiden daar: Jan Dirkz. Spigelmaker, D. Houttuyn, Dirk de Zee, Jan Schellinger, G. van Wallendal, Iosias Cos. 6. Het zesde glas draagt in het midden het stadswapen met anno 1681, geflankeerd door de wapens van de schenkers, t.w. j. hay, mr. nic. brouwer, j. doncker, j. van bergh, nic. rijcken, vechter, v.d. wolf, j. back, mr. k. wallendal. Geheel beneden een sterk gerestaureerde voorstelling van Salomo's Rechtspraak. | |
[pagina 190]
| |
Ga naar margenoot+ In de kerk hangen een aantal forse koperen lichtkronen t.w. twee zestienarmige en één 24 armige, die volgens opperdoes in 1660 geschonken zijn; iets ouder kunnen de drie kleine zijn, t.w. één met vier armen en twee driearmige. Ga naar margenoot+ In de toren hangen drie klokken, waarvan de oudste als poortklok diende en een diameter van 1,25 m heeft; het opschrift luidt: sunte pieter is min naem tot godes dienst ben ick bequaem den levendigen roep ick den dooden overlude ick, anno 1636. everardus splinter me fecit enchusae. De twee andere zijn Hemony klokken, groot 1,88 en 1,50 diameter en dragen als opschrift: ‘extensis urbis medemlecae moeniis civiumque accrescente frequentia ex decreto magistratus. anno domini mdcxlix in hanc formam me redegunt f. et p. hemony zutphaniae’ en ‘laudate dominum cymbalis bene sonantibus f. et p. hemony me fec. zutphaniae ao 1649’.
Ga naar margenoot+ DE EVANGELISCH LUTHERSE KERK aan de Westerhaven bezit een eenvoudigeGa naar margenoot+ koperen lezenaar en twee koperen kronen xviib-xviiia.
Ga naar margenoot+ DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK bezit de volgende zilveren voorwerpen: Ga naar margenoot+ een kleine gladde vergulde ciborie, hoog 25, merk onduidelijk, xviia; Ga naar margenoot+ een doopschaal met gedreven rand en gegraveerde voorstelling van de doop 26 × 33; merken: Amsterdam, jaarletter h van 1660, meesterteken van J. Bogaert, frederiks nr. 191; Ga naar margenoot+ twee ampullen met knorren en parelrand langs het oor; merken: Holland, Alkmaar, jaarletter z van 1686 of 1710, meesterteken w.h.; Ga naar margenoot+ een schaaltje met gedreven geometrisch motief in het bakje, pl. CXXIII-260, hoog 10, diameter 11, xvib-xviia, merk een kannetje; frederiks nr. 3; vgl. voet, Haarlem blz. 125, nr. 1; Ga naar margenoot+ vier kandelaars, hoog 42, van het bekende Amsterdams type; merken: Amsterdam, jaarletter h van 1660, meesterteken van J. Bogaert; twee fraaie kandelaars, pl. CXXXII-280, hoog 32; merken: Holland, Amsterdam, jaarletter b van 1664, meesterteken van J. Bogaert; twee kandelaars, pl. CXXV-264, hoog 39; merken: Holland, Amsterdam, jaarletter h van 1742, meesterteken van Hendrik Kramer, voet 285. Tien koperen kandelaars met bolvormige steel, xvii. | |
Gebouwen van liefdadigheidGa naar margenoot+ HET GEREF. WEESHUIS is gevestigd in een sterk gewijzigd, in oorsprong laatmiddeleeuws gebouw ten zuidwesten van de kerk gelegen en toegankelijk door een poortgebouw aan de Torenstraat. Het gebouw dient thans tot Oudeliedenhuis en wordt beheerd door een College van Voogden. Ga naar margenoot+ d.b. van schorel, Chronijk, blz. 457; opperdoes, Chroniek. | |
[pagina 191]
| |
deur met stoep, alles in 1762. Een tekening in de verzameling van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg geeft een verbouwing weer die waarschijnlijk niet is uitgevoerd: zij geeft echter ook de oude toestand weer in afwijkende kleur, zodat de tekening als document voor de bouwgeschiedenis kan dienen. In 1923 zijn zowel uit- als inwendig belangrijke herstellingen uitgevoerd. De gevel aan de hofzijde werd toen in de xviiie eeuwse trant gewijzigd; alle vensters op de verdieping, benevens de kroonlijst en het midden-risaliet boven de deur werden aangebracht, aan de noordzijde werden vensters toegevoegd; het inwendige werd totaal gewijzigd. De regentenkamer, die voor de verbouwing beganegronds in het hoofdgebouw was, werd opgeofferd; het goudleer werd in een vertrek tegen de oostgevel op de verdieping aangebracht. De kelders die met kruisgewelven gedekt waren en door pijlers in twee beuken gedeeld werden, zijn door recente moderniseringen tot keukens en stookgelegenheid zo sterk verbouwd, dat ook daar de oude toestand niet meer te herkennen valt. In 1930 werd tegen de westzijde een geheel nieuwe vleugel opgetrokken. Het gebouw bestaat uit een rechthoekige oost-westwaarts gerichte vleugel die metGa naar margenoot+ de korte zijde een tiental meters achter de rooilijn van de Torenstraat staat. De ingang is in het midden van de zuidelijke gevel gelegen aan een binnenplaats, die bereikbaar is door een poortgebouw aan de Torenstraat. Herhaalde wijzigingen en de bepleistering der muren bemoeilijken in hoge mate een nadere bestudering. De noordmuur van het hoofdgebouw is met uitzondering van de twee meeste oostelijke traveeën 71 dik. De kelder die blijkens een rapport in het archief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in 1923 over enkele traveeën nog kruisgewelven had, neerkomend op zandstenen kolommen met kapitelen, vormt met de noordmuur het oudste deel waarvan het ontstaan nog in late middeleeuwen gezocht moet worden. In 1923 bevatte het hoofdgebouw op elke verdieping een grote zaal. De tweede balklaagGa naar margenoot+ wordt door de kapspanten in tien traveeën gedeeld; de gesneden sleutelstukken onder de trekbalken die aan de oostzijde op de zolder te zien zijn en tot voor kort in vertrekken tegen de voorgevel zichtbaar waren, dateren respectievelijk uit het einde van de xvie eeuw en uit de xviie eeuw. In een vertrek op de eerste verdieping aan de oostzijde, dat thans als regentenkamer is ingericht, is in 1925 het goudleer opgespannen, dat in 1762 volgens d.b. van schorel uit Duitsland was overgebracht. De sierlijke ingangspartij, pl. XCIII-197, die eveneens uit 1762 dateert, bestaatGa naar margenoot+ uit een deuromlijsting met rocaille-ornament en consoles onder de kroonlijst van de deur. Het kalf, de deuren en het bovenlicht waarin een lantaren is gevat, zijn weelderig versierd met dergelijke ornament. Voor de deur een hardstenen stoep van vier treden met ijzeren leuningen. Links naast de deur is in een kleine nis met Lodewijk xv ornament een pomp aangebracht. Boven de ingang van de nieuwe westelijke vleugel is een steen met 1647 gemetseld. In de gepleisterde oostgevel staat een steen met het gekroonde stadswapen tussen twee leeuwen, xvii. Aan de Torenstraat is in 1785 blijkens een jaartal in de kroonlijst een bakstenen poortgebouwGa naar margenoot+ opgetrokken met een hardstenen classicistische façade waarin op de verdieping een naief uitgevoerd relief is gevat met de voorstelling van vier weeskinderen. De gevel bestaat uit twee verdiepingen ieder afgesloten door een eenvoudige kroonlijst met flink overstek en is geleed door een middenrisaliet dat gevormd wordt door geblokte pilasters. Op de kroonlijst een zandstenen opzetstuk voorstellende twee leeuwen met het gekroonde stadswapen. Aan de hofzijde heeft het poortgebouwtje een in 1941 gerestaureerde bakstenen ingezwenkte halsgevel. | |
[pagina 192]
| |
Ga naar margenoot+ Het Weeshuis bezit enige schilderijen op paneel van middelmatige kwaliteit met bijbelse voorstellingen waarvan de compositie aan prenten van Van Mander is ontleend, Haarlemse School xviia: Prediking van Johannes de Dooper 103 × 142; Ontmoeting van David en Abigael 103 × 109; Jozef dromen vertellend 118 × 217; benevens verkleinde copieën van dezen. Portret van Willem van Oranje, Iconografia Batava, 9094, 56. Ga naar margenoot+ Voorts vier zilveren zegelstempels van de stad, xvii; een zegelstempel xixa, twee bodetekens xvii, en een schuttersketen waaraan een vogeltje en plaatje met het stadswapen en een voorstelling van St. Joris, xvi-xvii, alles afkomstig van het Raadhuis en door de regenten verworven uit de veiling op 12 Juni 1928 bij J. Schulman Amsterdam, nrs. 1203, 1210 (vlg. l.ph.c. van den bergh, Beschrijving der vroegere Nederlandse gemeentezegels in het Rijksarchief, 1878, blz. 67).
Ga naar margenoot+ In een smalle zijstraat, aan de noordzijde van de Breedstraat staat een rij schilderachtige VRIJWONINGEN, xviii, beheerd door de z.g. Geref. Gasthuisvoogden. | |
Woon- en pakhuizenBij de beschrijving der woonhuizen gelden dezelfde regels als bij Enkhuizen gegeven zijn. Ga naar margenoot+ Achterom ii heeft een forse trapgevel met toppilasters, xvii; de pui is verminkt. Achterom hoek Koggesteeg is een pand met een lage brede gevel xvii, dat sedert het Koggehuis aan de Westerhaven is gevestigd, als woonhuis van de Molenmaker van de ‘Vier Noorder Koggen’ dienst deed. Achterom 32 heeft een trapgevel xvii, van drie treden met een toppilaster; het muurwerk is gepleisterd, evenals dat van het ongenummerde pand ernaast, welks trapgevel afgewolfd is. Ga naar margenoot+ Begijnhof 19 heeft een eenvoudige ingezwenkte halsgevel met aanzetkrullen, kuifstuk, xviiib. Ga naar margenoot+ Breedstraat 20 heeft een geheel gepleisterde topgevel, xvii. Breedstraat 22 heeft een trapgevel met een lange toppilaster op kopje, xvii, doch is eveneens gepleisterd. De achtertoppen van deze panden zijn vrij gaaf en vormen een gedeelte van de aaneengesloten bebouwing rond de zuidoostzijde van het kerkhof van de Hervormde Kerk. Ga naar margenoot+ De Nieuwstraat is gebouwd langs de waterloop waaraan de stad hoogstwaarschijnlijk zijn ontstaan te danken heeft gehad. Door de demping van het vrij brede water is de samenhang tussen de beide gevelwanden van de straat verloren gegaan. Tussen de bescheiden bebouwing uit het vervaltijdperk van het stadje, rijzen aan de westzijde enkele goede xviie en xviiie eeuwse gevels op. Nieuwstraat 65, heeft een regelmatige brede trapgevel, xviii; de zeven treden zijn gedekt door natuurstenen platen; de top is verminkt, de pui xixa gewijzigd. Nieuwstraat 26, pl. XC-190, een kwistig versierde hoge trapgevel, wordt ten onrechte wel Koggehuis genoemd, wegens het wapen der Vier Noorder Koggen, dat boven de deur is geplaatst. Er zijn evenwel geen historische aanwijzingen dat het waterschap hier gezeteld heeft (zie Koggehuis). De tot voor kort geheel gesausde gevel, is levendig versierd met even uitstekende kant, strek-, en negblokken en in het | |
[pagina 193]
| |
vlak van het metselwerk liggende natuurstenen speklagen. Tussen de verdiepingen en op de treden lopen geprofileerde lijsten. De vensters worden gedekt door waaier-vormige strekken met natuurstenen blokken, en gebeeldhouwde sluitstenen. In de pui ontbreken de speklagen; de vensters die later vergroot zijn, zijn niettemin gedekt door dergelijke waaiervormige strekken met natuurstenen blokken, als op de verdieping en in de top van de gevel. Het cartouche met het wapen der vier Noorder Koggen in vroeg xviie eeuwse voluten gevat, is boven de deur op gelijke hoogte met de bovendorpels van de vensters geplaatst, zodat de omlijsting van het halfcirkelvormige bovenlicht der deur door een strook metselwerk hiervan gescheiden is. Ook de onderdelen van de natuurstenen deurposten, die met uitgegrond balustervormige ornament versierd zijn, zijn door baksteenmetselwerk onderbroken, om de deuromlijsting de gewenste hoogte te geven. De strekken boven de vensters en het cartouche boven de deur kunnen de plaats van het vroegere fries hebben ingenomen, waarvan alleen de 1613 gedateerde hoekstenen met leeuwenmaskers ter plaatse bleven. In de top staat een aldaar enigszins verdwaalde derde maskersteen, die wellicht ook uit het puifries afkomstig is. Wellicht houdt deze wijziging verband met het afbreken in 1797 van het oude Koggehuis aan de zuidzijde van de Westerhaven, waarvan dan het cartouche omstreeks die datum hier geplaatst zou kunnen zijn. De pui met de grote ruiten in de vensters kan omstreeks 1800 zijn gemaakt. In 1953 is de geveltop nieuw opgemetseld. Op de verdieping en in de top zijn alle vensters gedekt door strekken met blokken waarvan de middelste steeds levendig is behakt met maskers; die van het vlieringluik doet tevens dienst als kopje onder de lange geblokte toppilaster. Tussen de vensters van de eerste verdieping een gevelsteen met een Caritasvoorstelling. Op alle verdiepingen eenvoudige sierankers. Inwendig is het pand behoudens de kap sterk gewijzigd; ook de achtergevel is nieuw. Nieuwstraat 40, pl. XCII-194, heeft een trapgevel met verdieping xviia. De gevel is versierd met kant- en boogblokken, natuurstenen waterlijsten en dekplaten, en een geblokte toppilaster op kopje, bekroond door een schildhoudende leeuw. Boven de vensters der verdieping en het zoldervenster zijn halfcirkelvormige ontlastingsbogen gemetseld met een kopje als sluitsteen. Het kopje onder de toppilaster vormt het midden van de strek boven het vlieringluik. Nieuwstraat 48 heeft een vrij sobere rijzige trapgevel met verdieping, xviia. Natuursteen is alleen toegepast voor de dekplaten der treden en als blokken en kopjes in de bogen, die in het midden van elke verdieping de vensters overspannen hebben. Op de hoofdverdieping is het drielichtkozijn dat door de brede flauwe boog gedekt moet zijn geweest, vervangen door twee vierkante vensters. Het vlieringvenster is verlaagd. Eenvoudige sierankers. Nieuwstraat 58, heeft een eenvoudige trapgevel zonder verdieping, welks brede verhoudingen een latere datering wettigen, xviib of xviii. In de top een pilaster op kopje. De gevel is in 1951 nieuw opgemetseld. De vensters die regelmatig ter weerszijden van in het midden geplaatst deur en zolderluik staan, zijn tussen eenvoudige rollagen in het metselwerk gevat. Voor de beganegrondse vensters een luifel op aardig geprofileerde wangstukken, xviii. Nieuwstraat 68 heeft een gevel met verdieping, en bekroond door een gedrukte ingezwenkte halsvormige top, zodat de beide zoldervensters in een schijnverdieping | |
[pagina 194]
| |
gevat zijn. De top is versierd door forse natuurstenen aanzetkrullen, met natuurstenen deklijst en dergelijk gezwenkt kuifstuk, alles in Lodewijk xv-vormen. Op de lambrequins onder de aanzetkrullen is de gevel gedateerd 1783. Ga naar margenoot+ Oosterhaven 21 bezit een gesneden deur in Lodewijk xiv-stijl, xviiia, pl. LXXXIX-189. Tegen de zijgevel aan de Kromhoutsteeg staan twee stoeppalen, xvii. Oosterhaven 22, heeft een gewijzigde gevel, xvii, met trapvormige beëindiging, waarvan de top verloren is en vervangen door een puntvormige beëindiging met vlechtingen. Boven de gepleisterde pui rust de gevel op een geprofileerde puibalk. De verdieping wordt gemarkeerd door bakstenen waterslagen, die oorspronkelijk wellicht een breed fries gevormd hebben; de benedenste lijst loopt thans te niet tegen de vensters ter weerszijden van het zolderluik. Oosterhaven 26 heeft een trapgevel van zeven treden zonder verdieping, xviia. De dekplaten op de treden en de waterlijsten zijn van natuursteen, evenals de blokken in de ontlastingsbogen boven de beide vensters der zolderverdieping. De lange toppilaster rust op een voluutvormige console boven het vlieringvenster en is geflankeerd door twee natuurstenen voluten tegen het vrije gedeelte. Oosterhaven 27 heeft een lage gepleisterde trapgevel met toppilaster. Oosterhaven 31, thans dubbel pand, met rechte kroonlijst en van vroeg xixe eeuwse vensters voorzien. In het smalle linkerdeel staan drie grote gevelstenen met de allegoriëen van Geloof en Hoop en de voorstelling van een klok. In het metselwerk van het bredere rechterdeel zijn de gekoppelde ontlastingsbogen boven de oorspronkelijke vensters te zien. Oosterhaven 39, heeft een gepleisterde lage trapgevel van vijf vrij grote treden doorsneden door waterslagen en met een toppilaster op kopje. Jaartalankers vormen het bouwjaar 1591; inwendig balken met korbeels en sleutelstukken. Oosterhaven 44 gecombineerd woon- en pakhuis met gehavende gevel, blijkens jaartallen in 1656 gebouwd. De gevel wordt gedragen op een gesneden puibalk waarin dit jaartal verwerkt is. Daarboven een fries doorbroken door een hijsluik in de volledige eerste verdieping. Blijkens de tegen dit kozijn met een kleine voluut uitlopende natuurstenen lijst, is het kozijn niet aan een latere wijziging te danken. In het fries staan vier gevelstenen: twee met een varend zeilschip, één met het wapen van Medemblik en één met wapen met een bebladerde boom. De verdieping die doorregen is met twee natuurstenen banden, vertoont boven de brede vensters en het luik twee segment- en één halfcirkelboog met maskersluitstenen en blokken, aansluitend bij de bovenste band. In de boogtrommels boven de vensters zijn voluutvormige vulstukken; in die boven het luik is later een festoen onderst boven geplaatst, waarschijnlijk van de afgebroken top afkomstig. De beëindiging van de gevel is thans trapeziumvormig met vlechtingen en bevat nog een gevelsteen met het jaartal 1656.Ga naar margenoot+ De Tuinstraat werd blijkens opdrachtbrieven in het Stedelijk Archief (nr. 263 der inventaris) in 1621 aangelegd. Tuinstraat 24 heeft een puntgevel van het vroege type met klimmende pilasters en kan dus kort na 1621 gebouwd zijn. De kanten van de top schijnen gemoderniseerd te zijn, de pilasters bleven gaaf en worden door schroefvormige pinakels beëindigd; boven het venster een ontlastingsboog. Ga naar margenoot+ Het Vooreiland kan eerst na het graven van de eilandshaven in 1632 bebouwd zijn geworden. | |
[pagina 195]
| |
Vooreiland 15 heeft een bakstenen trapgevel xviib, waarvan de beëindiging van de top door een houten schot is vervangen. Het fries en de volledige verdieping worden door natuurstenen lijsten gescheiden; op de treden der top natuurstenen dekplaten. Boven de beide vensters der verdieping zijn halfcirkelvormige geblokte ontlastingsbogen met een maskersluitsteen geslagen. Vijf eenvoudige sierankers. De achtergevel van gele steen met rode vlechtingen is gaaf bewaard. Terzijde een aanbouw met lessenaarsdak, in welks gevel oude onderdelen verwerkt zijn. Vooreiland 10-12 vormen een drietal trapgevels, xviib, pl. XCI-192, die slechts door het aanbrengen van latere kozijnen enige wijziging hebben ondergaan. De drie bijna gelijke toppen zijn geheel doorregen met natuurstenen banden en waterslagen die met de dekplaat van de derde en vijfde trede corresponderen. In het fries staan verschillende gevelstenen met de voorstelling van schepen en allegorische figuren. De vensters op de verdieping van de nummers 11 en 12 en alle drie de toppen zijn gedekt door geblokte bogen met maskersluitstenen en aansluitend op één der natuurstenen banden; de sluitsteen boven het zoldervenster dient tevens als console onder de toppilaster, die alleen aan de middelste top verloren is gegaan. Op de gevels eenvoudige sierankers. Alleen van nr. 11 is de achtergevel van gele baksteen met rode vlechtingen gaaf bewaard. Vooreiland 22, pl. XCIII-196, bezit de enige gevel in het stadje in Lodewijk xiv-stijl. De smalle gevel is met uitzondering van de hardstenen plint uit baksteen opgetrokken. De vensters van de hoge beganegrond en de vierkante vensters op de verdieping zijn door roeden in kleine ruiten verdeeld. De zeer hoge smalle ingangspartij is met het venster erboven door een houten omlijsting geaccentueerd, die terzijde van het venster gesneden klauwstukken vormt. Naast het zolderluik twee cirkelvormige vensters met sierlijke omlijstingen. De gevel wordt bekroond door een forse gezwenkte lijst met halfcirkelvormig kuifstuk, waarin het bouwjaar Ao 1728 wordt vermeld en het wapen Veen tussen acanthusranken is gevat. Ter weerszijden op de kroonlijst siervazen. Naast een moderne aanbouw die tegen het pand is opgetrokken, staat een eenvoudig poortje met natuurstenen segmentvormige bekroning waarin, evenals in het pand Voorhaven 22 het wapen Veen is gevat, xviii. De Westerhaven bewaart een aaneengesloten serie eenvoudige trapgevels benevensGa naar margenoot+ enige deftige late woonhuizen, pl. XCI-193. Westerhaven i, het sobere bakstenen hoekpand, midden xviiie eeuw, met de ingezwenkte halsgevel heeft aan alle vensters van de voorgevel evenals aan de zijgevel langs de Nieuwstraat de roeden behouden. De zijgevel is gepleisterd; aan de voorgevel een stoep met ijzeren hek. Westerhaven 10, 11 en 12 hebben waarschijnlijk aanvankelijk gelijke gevels gehad. De geheel bakstenen toppen vertonen natuurstenen dekplaten op de treden en een console onder de toppilaster. De nummers 11 en 12 hebben de eenvoudige puibalk behouden; van nr. 12 is de top later afgewolfd. Westerhaven 13/14, pl. XCII-195, vormen smalle tweelingtrapgevels, verlevendigd door natuurstenen hoek- en boogblokken en dekplaten. Boven de herstelde puien loopt een glad fries tussen bakstenen lijsten; in de top een pilaster op console. De panden zijn in 1950 hersteld bij welke gelegenheid in het pand nr. 10 een oorspronkelijk zeslichtsbinnenkozijn tevoorschijn kwam en hersteld werd. | |
[pagina 196]
| |
Westerhaven 16 heeft een door pleistering mishandelde gevel, in welks strekken boven de vensters gebeeldhouwde kopjes, xvii, bewaard zijn, die kennelijk als portretten bedoeld zijn. Westerhaven 17, dubbel woonhuis met een brede gevel dat omstreeks 1820 ontstaan kan zijn. De ingangspartij in het midden is sober omlijst en van een snijraam met lantaren voorzien; de strekken boven de grote vensters zijn flauw gebogen. Voor het pand en op de stoep een hek uit de bouwtijd. Tot voor kort bevatte het huis een sierlijke wandkast met Lodewijk xv motieven. In 1952 is deze naar het Kasteel Wisch onder Terborg overgebracht. Westerhaven 20, zie Koggehuis. Westerhaven 25, temidden van deze woonhuizen staat een boerderij, vrijwel onopgemerkt doordat de voorgevel met de belendende panden straatwand vormt. Op de deur zijn de jaartallen 1851, 1892 en 1937 vermeld, waarvan het eerste jaartal de herbouw kan aangeven. De deur en de in Lodewijk xv-trant gesneden consoles (neo Lodewijk xv?) stammen dan uit dien tijd. Zij is volgens het Westfriese type opgetrokken met een hooivierkant in het midden. De stal wordt 's zomers nog naar oude gewoonte in deze streek met aardewerk, koper en kleden opgesierd. Westerhaven 30, bakstenen tweelingtrapgevels met geblokte ontlastingsbogen en natuurstenen dekplaten op de treden, ongeveer gelijk aan de gevel Vooreiland 15, xviia. De toppen zijn in 1951 hersteld. In architectonisch onbelangrijke panden aan de Hoge Steeg en aan het Ooievaarsgat worden enkele goed gebeeldhouwde gevelstenen bewaard met de voorstelling van varende schepen, vgl. Oosterhaven 31.
Ga naar margenoot+ Aan de oostzijde buiten de stad staat de buiten gebruik gestelde karakteristiek Noordhollandse POLDERMOLEN van de Braakpolder, die in 1631 werd drooggelegd. De achtkante bovenkruier heeft een houten onderstuk en een rietgedekt tussen- en bovenstuk; het malen geschiedde door middel van een vijzel; de molen heeft geen spruiten. |
|