Westfriesland, Tessel en Wieringen
(1955)–Herma M. van den Berg– Auteursrechtelijk beschermdEnkhuizenbeknopte literatuuropgave: g. brandt, Historie van de vermaerde Zee- en KoopstadtGa naar margenoot+ Enkhuizen, 1e druk Enkhuizen 1666, 2e druk vermeerderd door seb. centen, Hoorn, 1747. (Een der voornaamste bronnen van Brandt bestond uit de thans verdwenen aantekeningen van de bewindhebber der O.I. Compagnie, j.s. blauhulck, die op hoge leeftijd na twintig malen het burgemeestersambt bekleed te hebben, in 1640 overleed.); e. van den hooff, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Handvesten Privilegien Willekeuren ende ordonnantien der stadt Enckhuysen, 1667; r. fruin, enqueste ende informatie etc in den jaere 1494, uitg. Mij. Ned. Letterk. 1876; c.j. gonnet, Inventaris van het archief der stad Enkhuizen, in Verslagen en Mededelingen omtrent 's Rijks oude archieven dl. xv 1892; d. brouwer, Tweede Vervolg van de Historie van Enkhuizen, Enkhuizen 1938; b. van 't hoff, Bijdrage tot de dateering van de oudere Nederl. Stadsplattegronden, in Ned. Archievenblad 1941-'42, blz. 29 en 97; d. brouwer, Enkhuizen, Aanteekeningen uit het verleden, Enkhuizen 1946; s.j. fockema andreae, e.h. ter kuile en m.d. ozinga; Duizend jaar bouwen in Nederland, dl. i 1948, blz. 57. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oostelijk uiteinde een stenen poort, de Zuiderpoort geheten, werd gebouwd; andere berichten spreken van 1528 als bouwjaar voor deze poort. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1619 een laatste uitbreiding van de havens verwezenlijkt door het graven van de Nieuwe Buys-haven, door een kolk met de havens van 1590 verbonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verdedigingswerken en poortenDE DROMEDARIS of ZUIDERPOORT is een zware verdedigingstoren, in 1540Ga naar margenoot+ aan de zuidzijde van de stad opgericht ter beheersing van de haventoegangen. De uitzonderlijke vorm moet aanleiding geweest zijn tot de bijnaam Dromedaris. De poort is Gemeente-eigendom. g. brandt, blz. 87-88, 183; v. 117, 198, 409; N.H. Oudh. 1, blz. 109; g. de graaf in BuitenGa naar margenoot+ 1913, blz. 466; De Opmerker 1915, bijlage bij nr. 38; g. honijk in Bouwwereld 1915, blz. 337; a. loosjes, De Torenmuziek in de Nederlanden, blz. 87; d. brouwer, Tweede Vervolg, blz. 43. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
haven, welks ingang ongeveer tussen de oude en de nieuwe poort zou komen te liggen, zal toen reeds bestaan hebben. Met vooruitziende blik bouwde men na de verdedigingstoren eerst nog de stadsmuur, aansluitend op de toren en zich voortzettend in noordwestelijke richting, ter plaatse waar nu de Paktuinen zijn. Ga naar margenoot+ De Dromedaris, fig. 10, pl. VII-14, bestaat uit een cirkelvormige toren met kanonkelder en een halfcirkelvormig gedeelte, die door middel van een overbouwde poortdoorgang met elkaar verbonden zijn. Beide delen gingen oorspronkelijk slechts ter hoogte van één verdieping op en werden in 1649 met twee verdiepingen verhoogd, waarna het westelijk deel door een hoge met leien gedekte kap en open klokkekoepeltje bekroond werd. In het opgaande muurwerk van de toren is de overgang van het lage oude gedeelte naar de jongere verhoging door enig kleur- en structuurverschil op te merken. Door de herhaalde reparaties zijn echter moeilijk grote gedeelten van het oude materiaal aan te wijzen. Daar ook van de aansluiting van de voormalige stadsmuur niets meer is waar te nemen en de waterlijst van natuursteen geheel doorloopt moet het muurwerk reeds vroeg over grote gedeelten vernieuwd zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 10. Enkhuizen. Dromedaris
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Inwendig meet de steen 20-21 × 4-4,5, 10 lagen 57. Uitwendig aan het westelijk deel 18-19,5 × 4-4,5, 10 lagen 49-50,5. Aan de oostzijde daarvan beganegronds en rondom op de verdiepingen evenals aan het oostelijk deel 23-24 × 4,5, 10 lagen 55. Boven het gewelf van de grote kanonkelder loopt een strook metselwerk ter hoogte van ongeveer 1,65 m. van steen groot 22 à 23,5 × 4,5, 10 lagen 52. Bij de verhoging in 1649 heeft men blijkbaar wijzigingen aangebracht bij de opstelling der poorten, waarvan er één ook 1649 is gedateerd en heeft men tevens het oostelijk deel bemetseld. Ga naar margenoot+ De doorgang, wordt aan de zuidzijde omgeven door een geprofileerde Tudorboog gevat binnen een natuurstenen pilasterstelling pl. VI-11; in de architraaf een cartouche waarschijnlijk midden xviie eeuw die evenwel het jaartal 1540 bevat. Op de architraaf rust een tweede pilasterstelling met voorstellingen van oorlogstuig in de architraaf en bekroond door een tympaan en drie obelisken. Het ornament van de details van de pilasterstellingen en van het aediculum met de stedemaagd, dat hier binnen is geplaatst, is niet vroeger dan xviib te dateren. Ook de omlijsting der ronde vensters in en boven deze poortomlijsting moeten op zijn vroegst in die tijd ontstaan zijn. Waarschijnlijk is de omlijsting, evenals die aan de noordzijde in 1649 aangebracht, wellicht met gebruikmaking van bestaande onderdelen. De poortdoorgang heeft aan de stadszijde eveneens een natuurstenen omlijsting gedateerd 1649 en bestaande uit twee pilasters met hoofdgestel, bekroond door een aediculum met doorbroken fronton, waarin de Maagd van Enkhuizen is geplaatst; terzijde twee klauwstukken met voluten- en vruchtornament, alles geheel in de stijl van het midden der xviie eeuw, pl. VI-12. Bij de verhoging van de poort in 1649 zijn aan de westelijke en oostelijke ronding en aan de zuidzijde telkens twee langgerekte vensters met frontons aangebracht. Aan de oostzijde is een dergelijk venster beganegronds aangebracht. Wellicht is bij die gelegenheid de steen met het wapen van Karel v verdwenen, die brandt vermeldt. Ga naar margenoot+ Het inwendige van het ronde gedeelte, dat toegankelijk is door een kleine deur aan de stadzijde, wordt beganegronds overkoepeld door een twaalfdelig stergewelf met geboezemde schelpen, op natuurstenen ribben die op geprofileerde kraagstenen neerkomen. De kraallijst van een dezer kraagstenen is op de hoeken doorgestoken; op de kraagsteen is een liggend figuurtje gekleed in gestreepte nauwsluitende hozen en wijde mouwen afgebeeld. De ribben van het gewelf worden in een wijde ring vergaard. Aan de zuidzijde zijn zes nissen aangebracht met schietgaten voor groot vuur, waarvan de rook naar boven door rookkanalen werd afgevoerd. Aan de oostzijde zijn in de dikte der muur enige kleine vertrekken uitgespaard, aan de noordzijde leidt een stenen wenteltrap, die blijkens het metselwerk eerst later moet zijn aangebracht, naar boven. Onder de overkoepelde ruimte wordt een gewelfde kelder gevonden, die evenwel wegens de hoge grondwaterstand niet toegankelijk is. Volgens een tekening van architect Mulder uit 1914 waren ook in de kelder schietgaten aangebracht en wel voornamelijk aan de westzijde. Het oostelijk gedeelte is door een deur in de poortdoorgang toegankelijk en bevat beganegronds een klein vertrek, waarin bij de restauratie een schouw is gemetseld. De schietgaten die in de plint van dit gedeelte tevoorschijn kwamen moeten van hieruit bediend zijn; er werden twee dergelijke openingen aan de noordzijde teruggevonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op de verdieping, ontstaan door de verhoging in 1649, is in 1935 de reeds genoemde,Ga naar margenoot+ met Lodewijk xv snijwerk en een ‘witje’ versierde schouw aangebracht. Boven de poort is een gevangenen-cel met een stenen gewelf gemetseld, die blijkensGa naar margenoot+ het muurwerk en ook blijkens in de wanden ingekraste opschriften van 1575 reeds vóór de verhoging aanwezig was. Als men het schilderij van 1614 in het stadsmuseum pl. VI-13, mag geloven, zou boven de poort een verhoogd gedeelte in een puntgevel beëindigd, gestaan hebben; daarin moet zich de cel bevonden hebben; tevens kon de valdeur hiervóór opgetrokken worden. Boven de cel is bij de verhoging van de poort een insteekvertrek gemaakt, bereikbaar langs de galerij die op de aanzienlijke breedte van de oostelijke binnenmuur gewonnen werd. Tegen de oostelijke ronding zijn twee ankers opgehangen die in 1537 door de GeldersenGa naar margenoot+ bij hun overhaast vertrek werden achtergelaten, blijkens het inschrift op een steen: enchusam insidiis tacitis sub nocte silē[n]ti obruere adnixa ē[st] gelrica p̄[er]fidia: xxii junii anchora quā[m] cernes ferro precisa bipēni artes testā[n]t perfide gelre tuas. In het torentje hangt een carillon van 24 klokken, waarvan er drie in 1524 door GeertGa naar margenoot+ van Wou gegoten zijn en twintig door P. Hemony in de jaren 1674-'77. De drie oudste klokken zijn afkomstig van het eerste carillon in de Zuidertoren. Buiten op de kap van de toren hangt het z.g. beurtschippersklokje, met opschrift: labor omnia vincit ian verbruggen me fecit anno 1755.
DE WALLEN EN BOLWERKEN waarmede de stad in de jaren 1593 e.v. werdGa naar margenoot+ voorzien zijn nog vrijwel gaaf behouden pl. IV-9, V-10, vgl. blz. 20. Het zuidelijke halfbastion is vergraven; slechts een gedeelte van de gracht is nog herkenbaar. De vestinggracht zet zich benoorden de spoorbaan voort en is tot de Oudegouwsboom behouden; aan de noordzijde is deze gedempt. Het eerste bastion, Hollandia genaamd, is tot R.K. begraafplaats ingericht. Van de andere bastions, resp. Zeelandia, Stad en Lande, Friesland, Nassau en de Beer genaamd, is Stad en Lande met enige lage opstallen bebouwd, en het laatste deels vergraven voor uitbreiding van de daarop aangelegde Algemene Begraafplaats. De begroeiing van de wallen met een hoge boomsingel is sedert de bezetting van 1940-'45 nog slechts tussen de spoorbaan en de Westerpoort behouden. De oude Westerpoort is in 1649 door een sierpoort vervangen. Uit de tijd van de aanleg der omwalling zijn de kleine sluishuisjes Boereboom en Oudegouwsboom behouden.
DE WESTER- of KOEPOORT is aan de westelijke ingang der stad in 1649 opgericht,Ga naar margenoot+ ter vervanging van een sedert de uitleg der stad in 1599 aldaar gelegen, houten poort. Het gebouw is stadseigendom. g. brandt, v. blz. 117 en 281; N.H. Oudh. 1 blz. 111; u.g. dorhout in Het Huis Oud enGa naar margenoot+ Nieuw 1917, blz. 258; c. brouwer, Tweede Vervolg blz. 74; dez., Enkhuizen, Aanteekeningen blz. 84 e.v. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ De poort, fig. 11, pl. IX-17, bestaat uit een overwelfde doorgang van vijf traveeën tussen twee zijpartijen die telkens twee van de doorrit uit toegankelijke ruimten bevatten. De doorrit heeft een flauwe knik in de plattegrond, zoals voor poorten geb ruikelijk was, met het oog op eventueel Fig. 11. Enkhuizen. Wester- of Koepoort
vuren door de poort heen. Ook de flankerende bouwdelen volgen dit beloop; om de dienstvertrekken daarin echter rechthoekig te maken, is de onregelmatigheid in de scheidingswand tussen de beide vertrekken verwerkt. De poort is opgetrokken van baksteen die aan de beide frontgevels met Bentheimersteen is bekleed en aan de lange zijgevels afgewisseld wordt door eveneens natuurstenen pilasters en omlijstingen om de vensters. De gevel aan de landzijde wordt geleed door een tussen bijna vrijstaande zuilen gevat middenrisaliet, en twee door vlakke pilasters afgesloten zijpartijen. De profilering van de basementen en kapitelen zet zich als plint en kroonlijst voort langs de zijpartijen; de velden verkrijgen schaduwwerking door diepe halfronde nissen en een bescheiden spaarveld aan de voet. De poortdoorgang, welks posten lijstkapitelen dragen, is rondom de sluiting versierd door weinig uitspringend blokwerk en een forse voluutvormige sluitsteen. De gevel aan de stadzijde is op dergelijke wijze geleed met dien verstande dat de middenrisaliet tussen pilasters in plaats van zuilen is gevat; de zijpartijen zijn hier niet tussen geprofileerde plint en kroonlijst gevat, en worden door geprofileerde vensteromlijstingen doorbroken, waartussen een entablement de reliefwerking verhoogt. Boven de doorgang was aan deze zijde een houten beeld van de Stedemaagd geplaatst, dat thans is opgeslagen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vensterindeling wordt over de zijgevels tussen de pilasters voortgezet; de vensters zijn alle gedicht. In de poortdoorgang, die overkluisd wordt door een vijftal op natuurstenen ribben gedragen kruisgewelven, zijn de deuren die naar het inwendige toegang geven met geprofileerde omlijstingen en frontons versierd. De gewelven zijn gescheiden door brede gordelbogen als voortzetting van wandlisenen; de ribben worden in een ring vergaard. Tot zover de bouw van 1649. Toen men in 1730 eindelijk tot voltooiing overging werd het muurwerk door een houten kroonlijst met metopen en triglyphenverdeling afgesloten, overschaduwd door een brede gootlijst op modillons, die zich op stijlvolle wijze bij de oudere onderbouw aanpast. Aan de landzijde is onder de modillons het jaartal 1730 aangegeven, wellicht in navolging van de wijze van dateren onder het balcon aan het stadhuis. Het dak, waarvan de buitenschilden met leien, de binnenschilden met pannen belegd zijn, draagt aan de stadzijde een licht klokkekoepeltje van hout met lood bekleed en door koper gedekt, waarin volgens d. brouwer eerst in 1793 de klok en het uurwerkGa naar margenoot+ werden aangebracht. Het klokje meet 53 hoog, 62 diameter en draagt het opschrift: in nomine domini benedictum amstelodami 1708.
DE BOEREBOOM, pl. XVI-31, en de OUDEGOUWSBOOM zijn twee gaaf bewaardeGa naar margenoot+ bakstenen sluishuisjes, die op de omwalling van 1593 gebouwd zijn boven de sluizen, waardoor het buitenwater resp. in de Boerevaart en de Oude Gracht kon worden ingelaten. Zij behoren in eigendom aan de Gemeente toe. De rechthoekige huisjes staan aan de buitenzijde op de kruin van de wal, boven de halfcirkelvormige overkluizingen, die bij de Boereboom met natuurstenen blokken en een maskersteentje versierd zijn en door deuren gesloten konden worden. De vleugelmuren die tegen het afkalven van de wal bij elk sluishuisje in het talud opgetrokken zijn en aansluiten bij het muurwerk zijn van jonger datum. In de jaren 1940-'49 werden de huisjes van een later aangebrachte pleisterlaag ontdaan; het baksteenmetselwerk vertoont natuurstenen banden en hoekblokken, waarin slechts aan de landzijde kleine vensters zijn uitgespaard. De Boereboom heeft een vrijwel vierkant venster, de Oudegouwsboom twee smalle vensters. De huisjes worden gedekt door sierlijk gezwenkte tentdaken met leien belegd en met een windvaan op de pirons; de Boereboom, die iets breder is dan het andere gebouwtje, heeft een korte nok met twee pirons, de Oudegouwsboom wordt door een zuiver tentdakje gedekt. De forse gootlijst wordt gedragen door dicht naast elkaar geplaatste voluutvormige klossen, die met de hoekblokken en de vorm van het dak de gebouwtjes karakteristiek doen zijn voor de tijd rond 1600. Inwendig bevatten de huisjes het mechaniek voor de sluisdeuren; de ziende kap rust op trekbalken met sleutelstukken.
HET STAVERSE POORTJE is een in 1833 herbouwde omlijsting van een poortjeGa naar margenoot+ dat vroeger toegang gaf tot een brug tussen de Wierdijk en de houten beschoeiing, die op enige afstand evenwijdig aan de bemuurde dijk in zee liep. Thans ligt hier buitendijks grasland. Het poortje is Gemeente-eigendom; de muur langs de Wierdijk behoort als zeewering aan het Hoogheemraadschap N.H. Noorderkwartier te Alkmaar. De vorm van het poortje is bij de herbouw gevolgd naar de vroegere toestand, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o.a. voorkomt op een xviiie eeuwse tekening van het O.I. Huis, die in het Museum op het Stadhuis bewaard wordt. De natuurstenen bekroning, xvii, bestaat uit een gezwenkt doorbroken fronton waarin het wapen van Enkhuizen is gevat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bruggen en sluizenGa naar margenoot+ De gemetselde brug over de Oudegracht ‘Nieuwemarktspijp’ geheten en die over de burgwal, ‘Steenwijkspijp’ genaamd, zijn bij de uitbreiding der stad in 1592 aangelegd en nog in wezen. De sluizen bij de Dromedaris zijn omstreeks 1819 aangelegd. De sluizen aan het zuidelijk uiteinde van de Zuiderhaven en in de omwalling zijn bij de stadsgeschiedenis vermeld. De houten ophaalbrug bij de Dromedaris pl. VII-14, is in de oude vorm vernieuwd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PompGa naar margenoot+ Op de Kaasmarkt voor de Waag staat een forse vierzijdige natuurstenen pomp met een gezwenkte bekroning, xviiid, pl. XVI-30. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VuurtorenGa naar margenoot+ In een bocht van de Zeedijk, enige kilometers ten N.O. van Enkhuizen staat een VUURTOREN, blijkens opschrift op een cartouche aldaar in 1700 gesticht door de ‘Commissarissen ter Pilotage’ met medewerking van de Staten van Holland. De toren is thans Rijkseigendom en ressorteert onder het Ministerie van Marine. Ga naar margenoot+ N.H. Oudh. 1, blz. 124; d. brouwer, Tweede vervolg, blz. 61. Ga naar margenoot+ De ongeveer 12 meter hoge thans gepleisterde en gewitte toren, is van baksteen opgetrokken en versierd met geblokte hoeklisenen. Boven de ingangsdeur aan de zeezijde is, geflankeerd door twee gebeeldhouwde dolfijnen, een groot marmeren cartouche aangebracht pl. XLII-89, waarop de wapens en namen van de opdrachtgevers, het jaartal 1700 en de naam van de beeldhouwer J. Ebbelaer (omstreeks 1666-1706 of kort daarna) genoemd wordt. Vgl. steen in vuurtoren op Marken. Het opschrift luidt: de ed. gr. md. heeren state van hollant en westfrieslant hebben door de heeren nicolaes witsen, willem crap, gerard moeskoker, nicolaas brouwer, burgemeesteren der steden amsterdam, hoorn, enkhuysen en medemblik, gedaen oprechten dit baken als com̄s tot de pilotage, ao mdcc. en wierde de eerste stenen gelegt, door johan duyvens, cornelis françoys duyvens, dirck de vries en frederik verbrugge op den eersten july des zelfden jaers. j. ebbelaer inv. et fec; ml v. melscher schrijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wereldlijke openbare gebouwenGa naar margenoot+ DE MUNT, Westerstraat 125, tegenover de Westerkerk wordt thans als logement gebruikt en is eigendom van de Nederlands Vereniging tot afschaffing van Alcoholhoudende dranken, afd. Enkhuizen en omstreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
velius, Chronijk van Hoorn, blz. 510-511; brandt, blz. 33, 284, v. blz. 5.Ga naar margenoot+ De pui, die in de xviii eeuw vernieuwd moet zijn, uit welke tijd de gesneden deuromlijstingGa naar margenoot+ dateert, is door grote moderne vensters geschonden. Boven de pui is de gevel intact, pl. XXXIV-67, op de roede-indeling der vensters na. In het bakstenen fries dat door twee leeuwenmaskers ter zijde afgesloten wordt, zijn cartouches met ‘anno’ ‘1611’ gevat. Boven dit fries is de gevel doorregen met enigszins in relief aangebrachte banden van natuursteen. Langs de top slingeren zich op Vlaams weelderige wijze breede natuurstenen banden tot forse voluten, in een op Vredeman de Vries geinspireerde, doch iets soepeler geworden trant. De vensters van de eerste verdieping, waartussen grote cartouches met het wapen van Westfriesland en met de Stedemaagd van Enkhuizen gevat zijn, zijn bekroond door geblokte ontlastingsbogen met voluutvormige vulstukken in de boogtrommel; het middelste van dezen draagt bovendien een geharnaste mannentors met gebaarde kop, (Prins Maurits?). De vensters in de tweede verdieping zijn gedekt met doorbroken gezwenkte frontons. De geveltop wordt bekroond door een aediculumvormig opzetstuk tussen haakvoluten en eindigend in een obelisk. Het inwendige van het pand is door herhaalde verbouwingen geheel gewijzigd.
HET PEPERHUIS of PAKHUIS VAN DE OOSTINDISCHE COMPAGNIE,Ga naar margenoot+ waarin sedert 1950 het Zuiderzee-Museum is gevestigd, verrijst met een tweelingtrapgevel aan de Wierdijk en met een trapeziumvormige gevel aan de Kade. Het complex is sedert 1950 eigendom van de Staat. N.H. Oudh. 1, blz. 116; d. brouwer, in Oudh. Jrb. 1928, blz. 116; dez. Tweede Vervolg, blz. 46.Ga naar margenoot+ prent van spilman naar c. pronk in Verheerlijkt Nederland 1729. Het complex bestond eertijds uit een woonhuis met zolders aan de Wierdijk, pl. XVII-32,Ga naar margenoot+ en een ruim en hoog pakhuis aan de zijde van de Haven, pl. XVII-33, gescheiden van het eerste door een binnenplaats, die gedeeltelijk overbouwd was als communicatie tussen beide panden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ De gevel aan de Wierdijk is als woonhuis het meest verzorgd en bestaat uit een forse dubbele trapgevel boven een onderbouw, waarvoor eertijds een houten trap naar de ingang leidde; de benedenbouw en de geveltop zijn gescheiden door een fries, waarin, tussen twee hoekstenen met brullende leeuwen en één met een zeilend schip, jaartalstenen in cartouchevorm met Anno 1625 zijn gevat. De benedenvensters hebben hun tegenwoordige vorm in de late xviie of xviiie eeuw gekregen; een boog van een oorspronkelijk venster dat in de zijmuur dicht tegen de voorgevel geplaatst was, geeft de oude vorm der vensters aan. Ook het beloop van de geveltoppen is reeds in de xviie of vroeg in de xviiie eeuw gewijzigd, doordat de tweede verdieping tot dóórlopende zolder vergroot werd, waardoor in het midden de treden van de geveltrap deels verdwenen, deels verbreed werden. De oude toestand is uitwendig aan de dekplaten van deze treden te herkennen en inwendig aan het houtwerk van de kap. De grote gevelsteen midden op de eerste verdieping met de spreuk ‘de cost gaat voor de baet uit’ moet eveneens een toevoeging uit de Compagniestijd zijn. De vensters die uit de bouwtijd resten, zijn omgeven met blokken en gedekt door gedrukte bogen met zandstenen aanzetstukken en aardig gehakte kopjes; ook de toppilasters rusten op kopjes, waarvan het rechtse in de strek van het vlieringluik is gevat. De bovenste gedeelten van de kruiskozijnen zijn in de late xviiie of vroeg xixe eeuw gewijzigd, welke toestand bij de restauratie gehandhaafd bleef. De achtergevel aan de binnenplaats is sober met puntvormige beëindigingen waarlangs vlechtingen lopen en wordt doorsneden door bakstenen waterlijsten. De begane grond was oudtijds open gehouden en de eerste balklaag rust op een serie standvinken; duidelijk zijn ook hier verschillende latere wijzigingen te zien, zoals de verhoging in het midden tussen de toppen, de uit de xviiie eeuw daterende vensters op de eerste verdieping en de grote zolderluiken. Ga naar margenoot+ In het inwendige is alle ruimte uitgebuit voor pakzolders, waardoor de oorspronkelijke indeling is verdwenen. Aan de zijde van de Wierdijk vindt men op de balken nog moeten van verdwenen binnenmuren en twee gesneden ravelingen met het typisch Enkhuizer motief van herhaalde afschuining (vgl. Waaggebouw en Westerstraat 94). De balklagen rusten op vijf rijen standvinken waarvan de twee buitenste, die met de middelste rij de oudste zijn, in het muurwerk opgenomen waren; de beide tussenliggende rijen zijn wat later toegevoegd. Ga naar margenoot+ Het pand aan de Havenzijde dat van ouds het eigenlijke pakhuis gevormd moet hebben, heeft aan de Kade een geheel bakstenen gevel die thans een trapeziumvorm heeft en afgedekt is door een zandstenen lijst bekroond door twee Lodewijk xv vazen op de hoeken. De verdiepingen, gescheiden door bakstenen waterlijsten, hebben kleine vensters met merendeels xviie eeuwse houten tweelichtkozijnen, waarvan de buitenste telkens door halfcirkelvormige ontlastingsbogen gedekt zijn en alleen de binnenste symmetrisch t.o.v. de as van het gebouw staan. Wellicht is deze onregelmatigheid ontstaan bij het aanbrengen van de brede serie zolderluiken in het midden, hetgeen verband kan houden met de verbouwing van het inwendige der pakhuizen. Ook dit pand had namelijk aanvankelijk een doorgaande zolder minder en werd door twee topgevels beëindigd, die waarschijnlijk de puntgevel-vorm hadden. In het houtwerk van het inwendige zijn duidelijke aanwijzingen hiervoor te vinden. Na de overname van het pand door de Compagnie moest ook hier op den duur meer ruimte gevonden worden en men trok de tweede zolder door, waarbij de gevel tot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de trapeziumvorm gedicht werd vóór de nu onregelmatig gevormde zadeldaken. Het cartouche met de initialen van de Kamer Enkhuizen in de stijl van omstreeks 1740 en de bijpassende hoekvazen geven bij benadering de tijd aan waarin dit geschied is. De gevel aan de binnenplaats is ook aan dit gedeelte meermalen gewijzigd; het benedendeel bestaat uit rode baksteen, het bovendeel dat met twee toppen eindigt, is uit gele steen opgemetseld. Het inwendige is van gelijke constructie als het gedeelte aan de Wierdijk doch de balklagen rusten hier slechts op vier rijen standvinken. De iets lagere smalle tussenbouw aan de Compagniestraat, waarin beganegronds een brede ingang was gemaakt en die oorspronkelijk alleen een steektrap van de eerste verdieping naar de zolder bevatte, is in 1949 tot open trappenhuis verbouwd. De vulmuur in de achtergevel van de beganegrond werd verwijderd en tussen de standvinken werden in beide achtergevels glazen wanden aangebracht. De binnenplaats die in open verbinding staat met de hof tussen de aangrenzende panden van de Wierdijk en de Kade, is door de nieuwe ingang aan de Kade toegankelijk. De gevelsteen met het wapen van Maelson is bij de restauratie aangebracht en isGa naar margenoot+ afkomstig van een pand aan het Venedië te Enkhuizen. De bij het Museum getrokken panden langs Wierdijk en Kade worden onder woonhuizen behandeld. Samenvattend kan men concluderen dat het oude pak- en woonhuis van Pieter van Beresteyn'Ga naar margenoot+ waar waarschijnlijk altijd het achterliggend pakhuis bij behoord heeft, na overgenomen te zijn van zijn weduwe door de O.I. Compagnie in 1682, door laatstgenoemde in de tijd tussen 1682 en ongeveer 1740 uitgebreid is met een zolder over de volle breedte van het pand, zowel aan het gedeelte van de Wierdijk als in het pand aan de Kade. De kamers die achter de gevel van de Wierdijk gelegen waren hebben misschien tot in de xviiie eeuw dienst gedaan, daar de vensters toen nog van roeden voorzien zijn. De communicatie tussen de verdiepingen had slechts door middel van ladders plaats, terwijl men op de verdiepingen van het ene pand uit het andere gedeelte kon bereiken langs het smalle overbouwde gedeelte van de binnenplaats aan de zijde van de tegenwoordige Compagniestraat. HET PAKHUIS VAN DE WEST-INDISCHE COMPAGNIE, Paktuinen 73, isGa naar margenoot+ een aan het thans gedempte gedeelte van de Buitenhaven gelegen gebouw, dat daar in 1639 tezamen met de voormalige ‘Kamer’ ten behoeve van de w.i.c. is opgericht. De voorgevel ligt thans aan een wandelpad door het Snouck van Loosenpark; de achtergevel van de Pakhuizen wordt door de direct belendende fabriekspanden van een papierwarenfabriek wier eigendom het pand is, bijna aan het gezicht onttrokken. De bijbehorende vergader- en administratiegebouwen van de Compagnie zijn in 1828 gesloopt. g. brandt, v. blz. 90; N.H. Oudh. 1, blz. 116; d. brouwer in Oudh. Jrbk. 1928,Ga naar margenoot+ blz. 182. Het gebouw, dat op een rechthoekige plattegrond is opgetrokken, heeft twee verdiepingenGa naar margenoot+ en twee zolders in de kap en wordt gedekt door een zadeldak tussen twee, thans afgewolfde topgevels. Van de voorgevel is de gehele top verdwenen en in het resterende deel hebben ingrijpende vernieuwingen plaats gehad. De verdiepingen worden gescheiden door friezen waarin een achttal gebeeldhouwde maskerstenen bewaard zijn; de pui is overigens geschonden door het aanbrengen van grote deuren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De achtergevel aan de Paktuinen is in iets betere staat; slechts de punt van de topgevel is hier afgesnoten, de trappen, die van Arkel en Weissman in 1891 nog zagen, zijn echter afgeschuind waarna de zijden met moderne rollagen gedekt zijn. Boven de pui, waarin tussen twee vensters een grote vernieuwde deur is gevat, zijn op de verdiepingen, die gescheiden worden door bakstenen waterlijsten, telkens drie door een halfcirkelvormige boog overspannen tweelichtkozijnen gevat, afgewisseld met kleine rondbogig gesloten openingen, zoals ze in Enkhuizen en andere Zuiderzeestadjes vooral in het begin van de xviie eeuw gaarne werden toegepast. Het inwendige, met de op houten standvinken rustende balklagen, is nog geheel intact.
Ga naar margenoot+ HET STADHUIS is een monumentaal gebouw, dat naar ontwerp van de architect Steven Vennecool in 1688 aan de vrij smalle Breedstraat verrees, ter plaatse waar tot dien tijd het bescheiden raadhuis uit 1460 had gestaan. Ga naar margenoot+ N.H. Oudh. 1, blz. 106; s. dorhout, Het Stadhuis te Enkhuizen in Het Huis Oud en Nieuw 1910, blz. 21; a. loosjes, Het Stadhuis te Enkhuizen in Buiten 1913, blz. 610; j. theunisz, Het Stadhuis te Enkhuizen, diss. Amsterdam, Assen 1927; d. brouwer, Tweede Vervolg, blz. 67. Ga naar margenoot+ Het Stadhuis, fig. 12, pl. VIII-15, is op een vierkant grondplan opgetrokken uit drie verdiepingen: een ondergeschikte parterre, een hoge hoofdverdieping, waarop de burgerzaal en de burgemeesterskamer gelegen zijn, en een opnieuw lage tweede verdieping waarboven de gevels afgesloten worden door een eenvoudige kroonlijst die met een flink overstek de overgang vormt tot het flauw hellende leiendak, waaruit boven de voorgevel de achtzijdige met koper gedekte klokketoren verrijst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 12. Enkhuizen. Stadhuis Doorsnede over het trappenhuis gezien naar de voorgevel
De natuurstenen frontgevel wordt slechts door een weinig uitspringend risaliet en geblokte hoeklisenen geleed, zonder enige toepassing van ordenarchitectuur. De vensters welker afmeting en plaatsing een belangrijk element in de compositie van de gevels vormen, zijn alle in de oorspronkelijke staat behouden en worden tussen vrij smalle geprofileerde kozijnen als het ware overspannen met een netwerk van houten roeden waartussen zes × dertien ruitjes zijn gevat. Het middenrisaliet, dat het architectonische accent van de gevel vormt, bevat boven de bescheiden ingang de fijn gedetailleerde deur- en venstergroep van de burgemeesterskamer, die daardoor bijzondere betekenis krijgt; het wordt in de kroonlijst met enige nadruk behandeld door een meanderfries en een reeks modillons onder de gootlijst, als overgang naar het gebeeldhouwde natuurstenen opzetstuk, in welks bekronende allegorische figuren, ter weerszijden van het op een gedrapeerd visnet voorgestelde stadswapen, het middenmotief uitklinkt. De ingang waarheen slechts een enkele treden hoge stoep leidt, is met het bovenlicht waarin een lantaarn is aangebracht, binnen een halfronde boog gevat en wordt overschaduwd door het balcon vóór de burgemeesterskamer, dat op voor deze stijl karakteristieke wijze door naar voren overkragende gebogen wangstukken gedragen wordt. In de balustrade van het balcon zijn een zwaard, een fascenbundel en slang en het keurboek voorgesteld. Op de modillons onder het overstek vindt men het bouwjaar 1688 vermeld; tegen de onderzijde van het balcon slingert tussen bliksems en lauwertakken een lint met het opschrift: probus et improbus. Het balcon strekt zich zijwaarts als borstwering voor de flankerende vensters van de burgemeesterskamer uit, waar twee gebeeldhouwde figuren van de stedemaagd de middenpartij afsluiten. De middendeur, die omgeven is door een profiellijst met rechthoekige oorstukken, wordt gevat tussen twee vlakke pilasters die een flink overstekende lijst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dragen waarop twee staande putti een rijk geornamenteerd cartouche met het devies ‘candide et constanter’ presenteren. De flankerende vensters vormen, door een spiegelboogvormig omlopend profiel en de bekroning met een ‘en ronde bosse’ gebeeldhouwde buste, andermaal een voor deze stijl karakteristiek detail, waarmede in het midden der lage tweede verdieping het met een gelijk profiel omlijste cirkelvormige middenvenster correspondeert. Het beeldhouwwerk is volgens de rekeningen door de Amsterdamse beeldhouwer Pieter van der Plassche (omstreeks 1647-1708) vervaardigd. De lijst met gedicht van Vondel, die thans tussen de beide linkervensters van de begane grond is aangebracht, is van elders afkomstig (zie blz. 38). Ga naar margenoot+ De bakstenen linkerzijgevel is evenals de voorgevel door een weinig verkend, hier zeer breed risaliet geleed, waarin beganegronds het hoge halfrondgesloten venster van het trappenhuis is gevat, dat een aardig gevonden afwisseling vormt in de vensterverdeling. De achtergevel, die de middendeur en het cirkelvormig venster op de tweede verdieping met de voorgevel gemeen heeft, is door twee gladde bakstenen pilasters geleed, die een middendeel ter breedte van het risaliet in de voorgevel omsluiten. De zuiderzijgevel wordt slechts verlevendigd door een viertal vensterreeksen, afgewisseld door spaarvelden, ter hoogte van de vensters, op de eerste verdieping gedeeld in halfrond gesloten nissen en kleine rechthoekige velden erboven. Ga naar margenoot+ Het inwendige van het gebouw heeft op de begane grond en op de eerste verdieping een gelijke indeling: een brede ruime hal in het midden, ter weerszijden waarvan dienstvertrekken gelegen zijn. De lage hal op de parterre wordt wel de blauwe zaal genoemd; wanden en plafond zijn thans gewit. Het trappenhuis ligt in het midden van de linkerhelft en is toegankelijk door een vrij smalle rondbogig gesloten doorgang, waardoor het ruimtelijk als een apart bouwblok naast dat der kamers rond de centrale hal is gegroepeerd. De tussen wanden besloten trap stijgt in twee etappen naar een portaal op de eerste verdieping, dat door middel van een hoge doch opnieuw vrij smalle doorgang naar de zich ter hoogte van twee verdiepingen openende ‘witteGa naar margenoot+ zaal’ pl. XI-21 leidt, waarin door drie hoge vensters in de achtergevel het volle daglicht binnenstroomt, weerkaatst door de gewitte wanden en de marmeren vloer. De zaal is gedekt door een gedrukt gewelf, dat evenals de wanden gewit is. De donkere eiken deuren met geprofileerde omlijsting, bekroond door halfcirkelvormige uitsparingen, vormen daarmede een fraai contrast. Het hoofdaccent wordt gevormd door de dubbele deur van de burgemeesterskamer, die door een pilasterstelling met klassiek hoofdgestel omlijst wordt; daarboven is een groot doek van Th. Ferreris aangebracht, de overwinning van de Vrede op de Oorlog verbeeldend. Het boogveld boven de deur is gevuld met een compositie van allegorische dieren en figuren in hout gesneden, niettegenstaande de Vroedschapsresolutie van 26 Januari 1688 van een stenen ‘halfrond’ spreekt. Ter weerszijden van de monumentale deur zijn in de wand vier allegorische schilderingen en camaieu op doek ingelaten. De lange wanden van de ruimte zijn door twee brede pilasters in drie vakken gedeeld, waarvan het middelste aan de zijde van het trappenhuis door een gedrukte boog in het wandvlak omspannen wordt; de twee zijvakken bevatten de deuren naar de schepenkamer en de weeskamer, waar boven hoog in het muurvak geschilderde vazen op doek zijn ingelaten, op dezelfde wijze als ter weerszijden van de deur naar de burgemeesterskamer. Aan de tegenoverliggende zijde zijn de deuren naar de Vroedschapskamer, de thesaurie en de commissie voor kleine rechtzaken gelegen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de wanden zijn een zestal curieuze houten wandluchters in de vorm van menselijke armen bevestigd. De vertrekken op de verdieping zijn alle min of meer rijk versierd met schilderwerkGa naar margenoot+ en geweven wandbekleding. De burgemeesterskamer, pl. XIV-28, is rondom boven een lage lambrizering, bespannen met schilderingen op doek, voorstellende scènes uit de regering van het antieke Rome. De schetsen hiervoor van de hand van Romein de Hooghe werden lange tijd op het Stadhuis bewaard, doch berusten thans in het Rijks Prentenkabinet te Amsterdam pl. XIII-26; zij zijn voorzien van uitvoerige verklaringen, die bij Theunisz in extenso zijn gepubliceerd. Op de linkerwand is het behang gemerkt: romanus de hooghe j.u.d. civ. et can. De voorstellingen beginnen aan de linkerzijde van de schoorsteen met de verkiezing van de burgemeesters en ter rechterzijde met de ambtsaanvaarding. Op de wand tegen de burgerzaal zijn vervolgens de verschillende onderdelen van het ambt voorgesteld, zoals rechtspraak, rekening en verantwoording, handel en zeevaart, om langs de volgende wand voort te gaan met een krijgsscène uit het oude Rome, Quintus Fabius Maximus te Suessola (Liv. xxiv: 44) ter illustratie van de invloed die de steden hebben in het gemenebest, dat zijn bevelhebbers van leger en vloot meestentijds kiest uit mannen die in de steden hoge ambten vervuld hebben. De smalle velden tussen de vensters dragen grisailles voorstellende links de Vrijheid, met het opschrift: iura tenet legesque focos defundit et aras; rechts de Staat, met het opschrift: ne detrimentum capiat res publica curat. Boven in de penanten zijn de wapens van de burgemeesters van 1707 geschilderd: Buyskes, Mossel, Moeskoker, Duivensz, waardoor de opdracht voor de schildering gedateerd is. De uitvoering van het behang is beneden het peil van de schetsen gebleven. Dit vindt zijn verklaring in het overlijden van de Hooghe een jaar nadat de opdracht gegeven was. Blijkbaar is het werk door zwakke leerlingen uitgevoerd. Heel wat sterker is het schoorsteenstuk dat, een in Rubeniaanse trant geschilderde Caritasvoorstelling geeft; het doek dat in de xixe eeuw hier geplaatst is, is gemerkt F. Bol fecit, doch is eerder door Th. van Tulden geschilderd. Volgens een aantekening op de schetsen van R. de Hooghe zou hier een portret van Willem iii geplaatst worden, waarover echter niets naders te vinden is. Het plafond is in het midden cirkelvormig verdiept en bevat een grote allegorie op de Kracht en de Liefde, waaromheen in de zwikken decoratieve vullingen zijn aangebracht. Volgens een post in het kasboek d.d. 4 April 1690 en aantekeningen op de schetsen van R. de Hooghe is de decoratie van dit vertrek en de beide aangrenzende kamers van de hand van Th. Ferreris. Voor de deur is voorts een kleine balie aangebracht met gesneden panelen en balusters xviid; in een hoek staat een antieke archiefkast xviib met opschrift ‘Groote Krijghsraat’. Ter linkerzijde van de burgemeesterskamer en van daaruit toegankelijk is de vroedgelegen,Ga naar margenoot+ gelegen, waarvan de wanden in 1729 (brouwer) met donkerrood velours d'Utrecht bekleed zijn, pl. XXXI-59, dat bij een moderne herstelling in effen velours encadrering werd gevat; het plafond is met een drietal schilderingen door Ferreris versierd, voorstellende de Gerechtigheid, met ter weerszijden allegorieën op het paalkistrecht en de visvangst pl. XIII-25. De overblijvende zwikken zijn gevuld met cirkels, waarin bij een herstelling in 1904 de wapens van burgemeesters uit de xviie eeuw zijn aangebracht, en ander symmetrisch lijstwerk met acanthusornament. In de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schouw die op marmeren wangstukken rust, is een schilderstuk gevat dat volgens bovengenoemde aantekeningen ook van de hand van Ferreris is en de Stedemaagd voorstelt die onder toezicht van Minerva een boek met opschrift ‘salus publica’ ontvangt. In de zaal is een balie aangebracht met gesneden panelen. Van het meubilair zijn te vermelden: zes fauteuils en twaalf stoelen xviid met op de rugleuning de originele bespanning met het stadswapen. Voorts een gesneden houten bank xviii, die helaas in houtkleur is geverfd. Ga naar margenoot+ Ter andere zijde van de burgemeesterskamer en eveneens van daaruit toegankelijk wordt de schepenkamer gevonden, thans trouwzaal. De wanden zijn ook hier bespannen met velours d'Utrecht, pl. XXXI-60, dat oorspronkelijk groen geweest kan zijn, boven een lambrizering, die xviiid gelijk met het aardige deurtje aangebracht zal zijn. De balie is weer uit de bouwtijd, evenals de schoorsteen met wit marmeren schouwwangen en een geschilderde Justitia-voorstelling die bij de decoratie door Ferreris behoort, evenals het plafond. In een verdiept rond veld ziet men daar de strijd tussen de machten van Licht en Duisternis, waaromheen kleinere cirkels en ovalen zijn geprojecteerd met decoratieve vullingen. Ga naar margenoot+ De kamer van de Weesmeesters, aan de achterzijde van het gebouw gelegen, is volgens daarin aangebrachte wapens in de jaren 1705-'10 door de toen vigerende weesmeestersGa naar margenoot+ met zijden wandtapijten bekleed, waardoor deze kamer een uitzonderlijke plaats onder de vertrekken van het Stadhuis inneemt, pl. XV-29. Uit een rekening van 1710 is bekend dat Alexander Baert de leverancier van de tapijten was (zie g.t. van ijsselsteyn, De Geschiedenis van de tapijtweverij in de Noord. Nederlanden, ii blz. 897). De tapijten stellen bosrijke arkadische landschappen voor, waarin op kleine schaal scènes met betrekking tot de liefdadigheid en het opnemen van weeskinderen zijn verwerkt. Boven aan de zijde van de hall zijn de vier wapens ingeweven van Maarten van Rossum, Reinier Puyt, Frederik de Wit, Willem Poen Oudewagen en Lucas Westwoud, die van 1705-'10 weesmeesters waren. Aan de lange wand van de kamer is blijkbaar in het midden van de xviiie eeuw een Lodewijk xv grijs-marmeren schoorsteenmantel door A. Frauen (N. Ned. Biogr. woordenboek ii, 455) aangebracht binnen de oude haardomlijsting, waarboven het 1692 gedateerde schilderij van J. van Neck (± 1635-1714) geplaatst is met een Caritas voorstelling. Het meubilair van deze kamer bestaat uit twee fauteuils en zes stoelen, xviid. Ga naar margenoot+ Ook in de kamer van de Commissie voor kleine rechtzaken vindt men een schoorsteenstuk door J. van Neck, waarop de triumf van het recht in beeld wordt gebracht op vrij zwakke wijze. De kroon in dit vertrek is origineel, xviid. In de smalle kamer aan deze zijde tegenover het trappenhuis is een derde schoorsteenstuk van van Neck te vinden. Het geeft de Maagd van Enkhuizen weer en Mercurius, te midden van attributen van handel en zeevaart. Ook in dit vertrek is een kleine balie met balusters en snijwerk, xviid, aangebracht. Op de tweede verdieping worden de brandraadkamer en voorts enige vertrekken gevonden, die thans als plaatselijk Museum dienst doen. Ga naar margenoot+ Boven de deur naar de thesaurie hangt sinds 1925 als bruikleen van het Rijksmuseum de Berenjacht door de uit Enkhuizen geboortige Paulus Potter. Het doek groot 305 × 338 is voluit gesigneerd en gedateerd 1649, doch schijnt door J.W. Pieneman overschilderd te zijn, (cat. Rijksmuseum 1921, nr. 1910). Aan de overzijde is in datzelfde jaar een copie naar een portret van P. Potter door B. van der Helst opgehangen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
origineel in het Mauritshuis. Op het trapportaal hangt een negental ovale familieportretten gesigneerd Thim, xviiib, leden van de familie Duivensz voorstellend, bruikleen van de familie Semeijns de Vries van Doesburgh, uit wier bezit een bijpassend drietal in het Weeshuis alhier in bruikleen is gegeven. Voorts een ovaal portret van een lid der familie Semeijns op doek 86 × 66 gem. H. Serin f. 1718, een dergelijk onbekend vrouwenportret op doek 82 × 66 gemonogrammeerd svs en een anoniem damesportret, Holl. school xviia doek 102 × 72, met opschrift aetatis 24, 1623. In de Vroedschapskamer hangen een aantal portretten van leden van Enkhuizer families, bruikleen van de familie Semeyns de Vries van Doesburgh. In chronologische volgorde zijn het: anoniem onbekend mansportret, doek 101 × 72, gem. l.b. aetatis. svae. 29 anno 1622; anoniem onbekend vrouwenportret, doek 101 × 71 gem. r.b. aetatis 24, 1623; anoniem vrouwenportret, paneel 103 × 75 gem. r.b. aetatis svae 71: 1627; in de rechterbovenhoek een wapen met hartschild Mossel; anoniem mansportret, paneel 83 × 60 met het wapen Semeyns, midden xviie eeuw; portret van P.v. Loosen, doek 107 × 90, toegeschreven aan J.A. Rotius, (renckens, Kunsthist. Jaarboek 1949 cat. nr. 101), pl. XII-23. portret van Jacob Visser, kapitein der mariniers † 1672, doek 112 × 90, gem. D.V. Hagen, (waarschijnlijk Dingeman van der Hagen ± 1610-vóór 1682) xviib. In de schepenkamer hangen: een doek, 140 × 225, toegeschreven aan Abr. de Verwer en de Slag op de Zuiderzee in 1573 voorstellende (eigendom van de stad, cf. Jaarverslag Rijksmuseum 1902); een familiestuk op doek, 156 × 214, voorstellende een ouderpaar met zes kinderen, niet gem.; een mansportret, paneel 84,5 × 61, voorstellende burgemeester Gerrit Zeegers, gem. ab van der schoor 1647; portret van Gerritje Gerritsdr., huisvrouw van Gerrit Zeegers, paneel 84 × 61 gemonogr. avc. f. met opschrift: oud 55 jaar 1648; een anoniem portret, doek 73 × 57 van Willem Meinertsz Palesteyn Semeyns, xviiib; portret van Dr. Rhijnvis G.C. Feith, 1816-'78, en zijn echtgenote A.C. de Koningh, doek 65,5 × 53,5, gem. Scheltema, en na 1852 vervaardigd door Taco Scheltema. In de commissiekamer een portret ten voeten uit van Cornelis van Loosen, paneel 108 × 81 xviib, toegeschreven aan H. Doncker. In de vroedschapskamer hangen de zilveren schilden van het turfdragersgilde, grootGa naar margenoot+ 21 × 28, ovaal met gedreven voorstellingen uit dat ambacht in rolwerkcartouches, xviib. Merken: Holland, Enkhuizen, S in een cirkel van 1679 en een eikel. frederiks, nr. 248. Op de lijst boven de vier hoekdeuren van de witte zaal hebben de groteGa naar margenoot+ tinnen stadskannen, xvi, die merkwaardigerwijs om een houten kern zijn gegoten, een plaats gekregen pl. X-20 (cf. d.f. lunsingh scheurleer in Oudheidk. Jrbk. xiii, 1946, blz. 17 en Cat. Tintentoonstelling Delft, 1950). Een der kannen is door tinpest aangetast. Een vijfde werkelijke kan van enigszins afwijkend model is toegevoegd. In de hall beganegronds is boven de traptoegang een steen ingemetseld waarop een overigens in de rekeningen niet voorkomend ambachtsman zijn naam vereeuwigd heeft: J. Koophen 1688. Ter weerszijden van deze doorgang en op het trapportaal zijn enige Lodewijk xv ijzeren lantarens bevestigd. In de hall is voorts een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gesneden bank geplaatst xviiia, waarboven een gesneden lijst met maskers en attributen in rolwerk, een rijm op zekere P. Kroonenbergh omgeeft, xviia. Op de portiersloge staat een houten Justitiabeeld xviii. Ga naar margenoot+ Links voor het Stadhuis heeft een merkwaardig kanon uit 1551 een plaats gevonden, dat volgens een gedicht van vondel, dat weergegeven is op een bord aan de gevel, pl. X-18 in de slag van Duinkerken in 1622 van een Spaans schip bij een ontploffing op een Nederlands vaartuig terecht kwam. Ga naar margenoot+ g. brandt, blz. 284; a.w. weissman, Het Roode Paert en zijn maker, in: Bulletin Ned. Oudheidkundige Bond 1911, blz. 201; g. van doorslaer, Dix pièces d'artillerie fondues à Malines et existantes encore, Oud Holland, 1935, blz. 229. Het, volgens genoemd gedicht ‘het Roode Paert’ genaamde kanon pl. X-19, werd als oorlogsbuit mee naar Enkhuizen gebracht en aanvankelijk op het Prinsenhof bewaard, later vóór het Stadhuis geplaatst. Het kanon, van welks type nog slechts enkele exemplaren bewaard zijn, is 3,20 meter lang en draagt het wapen van Karel v met diens devies: plus oultre. Het is gemerkt: opus remigy de halut, anno 1551, en stamt uit de bekende geschutgieterij te Mechelen, die zoveel vroeg koperwerk voor Noord- en Zuid-Nederland leverde. De handvatsels op het kanon worden gevormd door gekromde dolfijnen, die evenals het wapen en de gehele vorm van het oorlogstuig een welverzorgde indruk geven. Merkwaardig is de rijk met een opeenstapeling van allerlei attributen versierde lijst om het paneel met het gedicht van Vondel, xviia.
Ga naar margenoot+ DE STEDELIJKE GEVANGENIS bevond zich van oudsher achter het stadhuis. Ga naar margenoot+ Doordat het nieuwe stadhuis in 1688 ongeveer ter plaatse van het oude werd opgetrokken, bleef deze situatie gehandhaafd. Het gebouw is thans slechts door de tuin van het stadhuis bereikbaar. Daar het in het begin dezer eeuw ontstellende verzakking vertoonde, is in 1903 een betonfundering aangebracht onder de oostmuur en zijn twee 7 meter hoge contraforten tegen deze muur geplaatst. Ga naar margenoot+ Het merkwaardige hoge smalle gebouw, pl. XXXV-69, dat geheel van baksteen is opgetrokken op een rechthoekige plattegrond en gedekt is door een zadeldak tussen twee topgevels, is vrijwel geheel in de staat, waarin het gebouwd is, bewaard gebleven. De voorgevel bevat op elke verdieping één smal en twee bredere gekoppelde kozijnen met glas in lood en inwendig van tralies voorzien; in de begane grond zijn er ramen met roeden ingeplaatst. De achtergevel bevat enige kleine vensters. In de top die door bakstenen lijsten doorsneden is en vlechtingen langs de kanten heeft, geeft een luik met halfcirkelvormige ontlastingsboog erboven licht op de zolder. De gehele westelijke muur is vernieuwd. Inwendig zijn beganegronds en op elke verdieping twee ruime cellen aangebracht, vrijwel verstoken van licht en verse lucht, doordat langs de voor- en achtergevels gangen zijn geprojecteerd, verbonden door een smalle gang langs de oostelijke muur. De cellen zijn van zwaar eikenhout getimmerd, deuren en vensters voorzien van gesmeed ijzeren beslag, gehengen en tralies uit de bouwtijd. Boven de deuren op de eerste verdieping is het bouwjaar 1612 gesneden. Men bereikt deze verdieping langs een wenteltrap tegen de oostmuur; hogerop zijn steektrappen aangebracht, evenals aan de achterzijde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE WAAG is een rechthoekig gebouw met twee vroeg-renaissance topgevels aan deGa naar margenoot+ Kaasmarkt en de Waagstraat. Het gebouw, dat als plaatselijk museum dienst doet, is Gemeente-eigendom. g. brandt, blz. 17, 107; v. blz. 84; N.H. Oudh. 1, blz. 111 e.v.Ga naar margenoot+Het gebouw, fig. 13, pl. XVI-30, is opgetrokken op een rechthoekige plattegrondGa naar margenoot+ met enige afwijking van de noordgevel. Het opgaand werk bestaat uit baksteen, verlevendigd doornatuurstenen blokjes en boogvullingen in de borstwering en de toppen, welke laatste in tegenstelling met het overige muurwerk Fig. 13. Enkhuizen. Waag
geornamenteerd zijn met sierlijk gebeeldhouwde renaissance voluten en bekroningen en geflankeerd worden door vrij gebeeldhouwde figuren van Fortitudo, Caritas, Fides, Spes en Justitia. Het niet gelede vlak van de lange gevel wordt verlevendigd door de onregelmatige plaatsing van de vensters, die grotendeels uit de xviie eeuw dateren. Alleen de door natuurstenen lateien gedekte vensters van de weegruimte zijn oorspronkelijk, evenals waarschijnlijk de plaatsing van de vensters van het weegmeesterscomptoir links, die later van houten kruiskozijnen voorzien zijn. De gelijksoortige vensters op de verdieping zullen in 1636 aangebracht zijn, uit welke periode ook het gekoppeld deur- en vensterkozijn van de weeghal dateert. De oorspronkelijke indeling van het bovendeel van de gevel, die wellicht met de rythmering van de borstwering door middel van uitgegronde pilasters op kopjes en vrijstaande beelden erboven, samenhing, is door de plaatsing van deze vensters verstoord. De gevelsteen met een herme en 1559 werd tussen twee dier kozijnen ingeklemd. De korte gevel heeft in de xviie eeuw eveneens belangrijke wijzigingen ondergaan door het aanbrengen van de hoge deurkozijnen en een houten kruiskozijn in het midden op de verdieping. De deurkozijnen zijn blijkbaar destijds verhoogd om het uitrijden van de weegjukken mogelijk te maken, hetgeen door middel van een boven de balklaag aangebracht mechaniek bewerkstelligd werd; de laatste moerbalk van de eerste balklaag moest daartoe verwijderd worden. In de geveltoppen die door een aediculum met fijn gebeeldhouwd fries bekroond worden, valt het motief van de vèr uitspringende gebeeldhouwde koppen in een ruitvormig veld op als karakteristiek voor de vroeg-Renaissance stijl. Reeds uitwendig spreekt de verdeling der ruimten van het inwendige, waarbij deGa naar margenoot+ rechterhelft voor weeghal wordt gebruikt en de linkerhelft boven een kelder een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vertrek heeft, dat van de straat af langs een trapje rechtstreeks te bereiken is, en ook binnendoor communicatie heeft met de weeghal. Hier zetelden oudtijds de weegmeesters. De nieuwe schouw tegen de zuidmuur werd bij de restauratie aangebracht. In de weeghal hangen de schalen aan jukken met gesneden maskers, welks gewicht via de moerbalken overgebracht wordt op de muren, waarvan de achterste zware uitmetselingen heeft. Op de verdieping wordt een ruime zaal gevonden, langs een spiltrap bereikbaar en evenals het beneden vertrek door een balken zoldering gedekt, met gepeerkraalde sleutelstukken. Boven de weegruimte is een klein vertrekje afgeschoten met een eikenhouten betimmering met wandkastjes en met vegetabiel ornament beschilderd. Op de ruiten zijn wapens gebrandschilderd met de volgende onderschriften: mr. everhard hidding, chirurgijn van 't collegie ter admiraliteit en mede eerste overman van 't collegie ao 1640; mr. otto roelofs stadtschirurgijn ende mede eerste overman deser collegie ao 1640; mr. jacob nieulandt chirurgijn van s. antonis hoff regeerende overman ao 164(?)o. Het wapen bij deze naam werd eerst bij de restauratie toegevoegd. Bij het vierde wapen, dat niet meer dan een huismerk is, ontbreekt de naam. Ter weerszijden van dit kamertje zijn twee smalle vertrekjes, waarin o.a. de kabels lopen om de weegschalen naar buiten te rijden. De aankleding van de grote zaal is aangebracht door het Chirurgijnsgilde en bij de restauratie merendeels vernieuwd. Ouder en ongetwijfeld uit de bouwtijd is de raveling boven de schoorsteen met herhaald laatgothisch afschuiningsmotief (vgl. O.I. Pakhuizen en Westerstraat 94, fig. 22). De schouwlijst is veel jonger en draagt behalve het jaartal 1775 en de namen jacob schild, jacob baljuw, eysbert hoogland, jan glandorp praeses, de spreuk: omnibus hic mutae praecellunt artibus artes. De vierkante katheder en het achterschot zijn versierd met vlakke pilasters en getoogde panelen; langs het klankbord en het demonstratiebord, dat tussen korintische halfzuilen is gevat, lopen gestoken friezen. Het wandkastje aan de andere zijde van de zaal is geschilderd met de figuren van Hippocrates en Galenus ter weerszijden van een geraamte. In de ruiten van de vensters welks dagkanthoeken op sierlijke wijze afgeschuind zijn, zijn de wapens van diverse overmannen en dekens aangebracht, met de volgende inschriften: i:c.d.e., gemonogrammeerd, 1639; d. guilhelmus masquardus civitatis et colleg. rerum maritim. med. ord. praeses camerae 1639; mr. jacob gardijn regerende overman ao 1641; mr. balthasar van rensen chirurgijn mede eerste overman deser camere. 2: 1639 mr. pieter wijnbouts ord. r.sirurgijn vant gasthuys rgerd. deecken; voorts drie glazen zonder inschrift en 3: mr. meynert jacobsz spanheemer chirurgijn regerend overman 1639; mr. frederyck poort cap. geweldige vant noorderquartier van west frieslandt regerend overman, 1639; en twee glazen zonder inschrift. 4: mr. herman stoffelsz chirurgijn anno 1639, mr. pieter jacobsz dogger chirurgijn anno 1654 en twee glazen zonder inschrift. Een en ander is bij de restauratie aangevuld, vgl. N. Holl. Oudheden.
Ga naar margenoot+ HET KOGGEHUIS, Westerstraat 40, is tot omstreeks 1930 de zetel van het Drechterlands Polderbestuur geweest. Tot dat jaar was het een gaaf ruim herenhuis met een brede bakstenen gevel, welks grote vensters door roeden verdeeld waren en welks ingang in het midden met snijwerk aan het kalf en de deurposten, alles xviiic, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
versierd was. In 1933 werd het pand tot winkelhuis verbouwd en van een glaspui over de volle breedte voorzien. Het bovendeel bleef behouden en vertoont thans nog de ordonnantie van de gevel met het brede middenrisaliet en de geblokte hoekpilasters, waarboven de geprofileerde kroonlijst verkropt is. Op de kroonlijst zijn gesneden consoles aangebracht, erboven een groot natuurstenen opzetstuk met Lodewijk xv lofwerk, geflankeerd door vlampotten boven de hoekpilasters.
Het enige nog bewaarde Gildehuis is het BAKKERSGILDEHUIS in de St. JansstraatGa naar margenoot+ 9, dat een eenvoudige bakstenen topgevel xviia bezit; de pui is gemoderniseerd. Boven de houten puilijst en het fries waarin twee voluutstenen op de hoeken en een gevelsteen met stadswapen in het midden gevat zijn, verrijst de verdieping, die door een tweede fries tussen een houten balk en een stenen waterlijst gevat, bekroond wordt. Tussen de vensters wijst een grote gevelsteen met een gekroonde bakkersoven op de bestemming van het huis. De ontlastingsbogen boven de vensters zijn geblokt en dragen een masker-sluitsteentje. De hoge trapgevel heeft natuurstenen dekplaten en een lange toppilaster die op een kopje rust; eronder een derde gevelsteen met het stadswapen. De gave achtergevel van blonde baksteen is versierd met vlechtingen van rode steen.
De voormalige STADSHERBERG is een zeer vervallen gebouw, dat op een doorGa naar margenoot+ bruggen met de buitenste strook vaste wal verbonden eiland is gelegen, buiten de wallen, bij de oude toegang van de stad van de zeezijde af, pl. XIV-27. Het muurwerk is geheel gepleisterd; aan de zuidzijde geven oude jaartalankers het bouwjaar 1598 aan. De ingang aan die zijde is veel later, xviiib omtimmerd. Inwendig zijn boven kelderruimten links de gelagkamer en rechts woonruimten aangebracht, alle sterk vertimmerd binnen de oude constructie met korbeels en muurstijlen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kerkelijke gebouwenDE HERVORMDE WESTER- OF GOMMARUSKERK is in het westelijk deelGa naar margenoot+ der stad gelegen, met de lengteas evenwijdig aan de Westerstraat en wordt omgeven door een smal ommuurd kerkhof. Aan de oostzijde van de kerk bevindt zich de oorspronkelijk vrijstaande, houten klokketoren op stenen onderbouw, die later door de kleine kosterswoning met de kerk verbonden werd. De kerk is eigendom van de Hervormde Gemeente, de toren van de Gemeente Enkhuizen. g. brandt, blz. 24; Oudh. en Gest. ii, blz. 361; van mieris, iv, 651; van der aa, iv, blz. 211;Ga naar margenoot+ j.f. allan, De stad Enkhuizen en hare geschiedenis, 1856; Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven 1892, blz. 232; joosting en muller i, blz. 74; e.h. rijkenberg in Bijdr. Bisdom Haarlem 36, 1915, blz. 392; a. loosjes in Buiten 1918, blz. 486; Gen. en Herald. Gedenkw. vii, blz. 31; d. brouwer, Beschrijving van de S. Gommarus- of Westerkerk en de S. Pancrasof Zuiderkerk te Enkhuizen, 1949. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ii, blz. 9) komt het kerspel in 1311 voor. In 1322 wordt een pastoor van Gommerskerspel genoemd (p.l. muller, Regesta Hannonensia, 's-Gravenhage, 1882, blz. 110). Ga naar margenoot+ De kerk, fig. 14a-d, pl. XXIII-44, bestaat uit drie buitengewoon diepe, even brede beuken, gescheiden door natuurstenen zuilen en gedekt door houten tongewelven. Aan de oostzijde wordt de kerk over de volle breedte der drie beuken gesloten door een driezijdige ondiepe koorsluiting, tegen welks hoeken slanke traptorentjes verrijzen, pl. XIX-37. Tegen de eerste travee aan de zuidzijde is een doopkapel opgetrokken. Het sobere muurwerk wordt geschoord door steunberen, die op de hoeken overhoeks staan en wordt doorbroken door hoge spitsbogige vensters. Om een ruime lichttoevoer in het inwendige te verzekeren werden de oost- en westgevels van smalle toppen voor zien, waardoor de vensters aanzienlijk hoger konden worden. Aan de zuidzijde leveren deze topgevels met de traptorentjes en het portaal, dat in 1603 toegevoegd werd, een schilderachtig aspect. De zuidelijke wand van de kerk wordt verlevendigd, behalve door de genoemde doopkapel, door een tweetal aanbouwen met topgevel, waarvan de ene boven het portaal de kerkeraadskamer en de andere boven een tweetal vertrekjes de librije bevat. Een klein portaal aan de noordzijde van de kerk vermag nauwelijks de eentonigheid van deze lange wand te verbreken. Aan de westzijde is reeds vrij vroeg een portaal aangebouwd, dat door latere verhoging en afdekking met een schilddak een wat stroeve blokvorm kreeg. Ga naar margenoot+ De kerk is geheel opgetrokken van baksteen, slechts afgewisseld door natuurstenen blokken aan de hoeken van het merendeel der steunberen en aan de vensterneggen van de zes westelijke traveeën. De hoekblokken ontbreken aan de zesde steunbeer aan noord- en zuidzijde; deze is aan de buitenzijde van een bemetseling voorzien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bestaande uit machinale steen. Het formaat der oude baksteen bedraagt aan de vijf oostelijke traveeën 4,5 × 21-22,5, 10 lagen 59; aan de zes westelijke traveeën varieert het tussen 4,5-5,5 × 22-23,5, 10 lagen 60-61. De muurdikte beloopt 67-71. De steen van de doopkapel heeft een afwijkend formaat: 5,5-6 × 22,5-24,5, 10 lagen 61; het muurwerk is daar onder de waterlijst doorregen met lagen natuursteen. De waterlijst, die langs de gehele kerk ononderbroken langs muren en steunberen loopt, met uitzondering van de zesde steunbeer, bestaat aan de noordzijde uit natuursteen, aan de zuidzijde uit baksteen welke bij een vroegere restauratie met cement bepleisterd is. De vensters der noord- en zuidwand hebben allen een eenvoudig kwarthol profiel. De oostelijke koorvensters, hebben iets rijker profielen, die gevormd zijn uit een samenstelling van hollijsten. Het zuidelijke koorvenster heeft een gedetailleerde natuurstenen tracering, die weliswaar bij de restauratie in de vorige eeuw vernieuwd schijnt, doch blijkens een schets van oltmans in 1845 reeds in die vorm aanwezig was. Ook de vensters in de portaaluitbouwen aan zuid- en westzijde hebben fijner gedetailleerde profielen bestaande uit een hol en een kraal. De flamboyante tracering van het venster in het zuiderportaal schijnt evenals het zuidelijk koorvenster naar oude gegevens vernieuwd te zijn. De vensters in de westgevel zijn geflankeerd door smallere iets dieper doorgetrokken nissen. De waterlijst die langs de afzaten van nissen en vensters loopt, krijgt daardoor een rechthoekig verhoogd beloop; daaronder bevond zich oorspronkelijk in elke beuk een ingang. Slechts de middelste is behouden. Het venster er boven is gedicht; de topgevel is bemetseld. De overige toegangen tot de kerk bevinden zich in de vierde travee aan de noord- en zuidzijde en zijn evenals die aan de westzijde van iets jongere voorgebouwde portalen voorzien. De waterlijsten lopen steeds rechthoekig om. De ingang aan de oostzijde is blijkens de plaats en het profiel rond de deur van nog jongeren datum. Het inwendige van de kerk wordt in drie beuken gedeeld door twee rijen natuurstenenGa naar margenoot+ kolommen, op achtzijdige basementen, die door middel van smalle bladkapitelen de eveneens natuurstenen scheibogen dragen. De drie door g. brandt in zijn kroniek genoemde bouwperioden tekenen zich duidelijk af door de verschillende afmeting der traveeën, het materiaal der zuilen en de vorm der kapitelen. De eerste vier schiptraveeën zijn onderling ongeveer gelijk van spanning, 5,40-5,60 evenals de vijf koortraveeën van 3,80, waarbij zich aan de sluiting een diepere travee in het middenschip voegt van 5,40. Deze twee groepen worden verbonden door twee traveeën van zeer ongelijke afmeting t.w. de vijfde van 4,20, en de zesde van 6,40. De zuilen bestaan in het schip uit Bentheimersteen, in het koor afwisselend uit Bentheimer- en Ledesteen; de vierde en vijfde kolom bestaan beide uit Ledesteen. Dezelfde groepen laten zich onderscheiden in de kapitelen, doordat die van het koor die met bladachtig ornament versierd zijn, afwisselend door middel van een ring of een smalle lijst met de schacht verbonden zijn; de kapitelen van de vierde en vijfde kolom hebben een geprofileerde lijst als overgang pl. XVIII-35. De meer westelijke kapitelen hebben rozetvormige decoratie pl. XVIII-36; de ring is met het kapiteel verbonden. De muren van de noord- en zuidwand zijn geleed door brede pilasters die de muurstijlen van de kapconstructie opvangen. In de zesde muurdam zijn aan de noordzowel als aan de zuidzijde resten van dwarsmuren blijven staan, die door een bouwnaad aan de westzijde met het muurwerk verbonden zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 14a. Enkhuizen. Westerkerk. Lengtedoorsnede.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 14b. Enkhuizen. Westerkerk. Plattegrond.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 14c. Enkhuizen Westerkerk.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 14d. Enkhuizen. Westerkerk. Détails.
Evenals aan de westgevel uitwendig, worden de vensters aan de oostelijke muur inwendig door nissen geflankeerd, ontstaan door brede muurverzwaringen, die evenwel geen constructieve delen van de kap dragen. Het middenvenster is gedicht. Het muurwerk is in de eerste travee aan de zuidzijde doorbroken ten behoeve van de doopkapel, waarboven een nis is aangebracht in plaats van een venster. Tenslotte is aan de noordzijde opmerkelijk het kleine wenteltrapje dat in de muurdikte op de scheiding van de vierde en vijfde travee is aangebracht en ter halver hoogte van het venster naar het voormalige kleine orgel uit 1557 voerde. In de oude eiken bekapping van de kerk zijn enkele waardevolle aanwijzingen voorGa naar margenoot+ de bouwgeschiedenis te vinden. De bekapping van de vier westelijke traveeën onderscheidt zich door het materiaal enigszins van de overige gedeelten en is boven de scheiding van de vierde en vijfde travee tijdelijk afgeschoten geweest, wellicht tot 1560 (cf. g. brandt). Een tweede bouwnaad is twee traveeën verder oostwaarts te onderscheiden, waar de kap van het koor begint. De zesde travee is door een tussenspant, waarmede een tussenrib in het houten tongewelf correspondeert, in tweeën gedeeld. In de middenbeuk zijn in diezelfde travee de sporen van het in 1740 verwijderde daktorentje terug te vinden. Tegen de kerk zijn de volgende portalen e.d. opgetrokken, die met de bouw van deGa naar margenoot+ kerk slechts zijdelings samenhangen; de indeling van de muren en vensters gaat achter de portalen regelmatig door. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Aan de noordzijde een vierkant portaal van baksteen met natuurstenen blokken aan de overhoeks gestelde steunberen en langs de korfbogig gedekte ingang, en gedekt door een met leien belegd tentdakje, xvi. Aan de westzijde zijn moeten van een gedicht venster en een spaarnis (?). De ingang is van een gedetailleerd profiel voorzien, waarvan de helft in de korfboog omloopt, het voorste gedeelte in een hoger opgaande boog opgenomen wordt. Inwendig heeft het portaal een ziende kap op korte muurstijltjes. Ga naar margenoot+ Het westelijke portaal kan ongeveer uit dezelfde tijd dateren doch is later, xvii, met een verdieping verhoogd en met een schilddak gedekt. Het bestaat uit baksteen van 20,5-21 × 4,5-5, 10 lagen 57. Oorspronkelijk had dit portaal een dergelijk uiterlijk als het zuiderportaal met een topgevel en een wolfdak aan de achterzijde. In de zuidelijke hoek tegen de kerkmuren is een gemetselde traptoren aangebracht. Het muurwerk wordt aan de noord- en zuidzijde en op de hoeken geschoord door steunberen met natuurstenen hoekblokken. Ook de dagkant van de ingang en het daarboven aangebrachte venster is van natuurstenen blokken voorzien en is met een diep holprofiel gedetailleerd. De deur heeft later een eenvoudige houten omlijsting, xviiid of xixa, gekregen; de natuurstenen tracering van het venster is nieuw aangebracht, wellicht, evenals die aan de koorsluiting, naar een bestaand voorbeeld. De verhoging van het portaal moet xvib-xviia hebben plaats gevonden; oude kruiskozijnen en luikjes uit dien tijd zijn gespaard. Het gebouwtje bevat op de eerste verdieping de windkamer van het grote orgel. Ga naar margenoot+ Van de beide aanbouwen ten zuiden, pl. XVIII-34, is de meest westelijke de oudste en als portaal gebouwd in laat-gothische stijl, xvi. Het portaal is drie traveeën diep opgetrokken ter breedte van de gehele vierde schiptravee, in het verlengde van welks steunberen de muren zijn gebouwd. Zij bestaan uit baksteen 5-5,5 × 22-23, 10 lagen 61, ter volle hoogte doorregen met banden natuursteen om de zeven à acht lagen, met uitzondering van de oostelijke muur die van ander baksteenmateriaal is opgetrokken. Aan de westzijde is een brede, lage, door een korfboog gedekte ingang door een breed holprofiel omgeven. De waterlijst loopt rechthoekig met een flinke verhoging om de poort heen en langs de afzaat van het grote spitsboogvenster. Het profiel van de waterlijst is op de hoeken rechthoekig doorgestoken. De flamboyante tracering is ook hier vernieuwd. Inwendig is ter halverhoogte van het venster een kamer ingebracht. (Inventaris, zie blz. 54). De oude kap is boven het moderne plafond intact en rust met trekbalken op natuurstenen kraagstenen. Ga naar margenoot+ Tegen de oostelijke muur van het zuiderportaal is een tweede aanbouw opgetrokken, die de librije bevat, pl. XVIII-34. Het gebouwtje is opgetrokken uit baksteen in kruisverband verwerkt, en doorregen met natuurstenen banden, uit welk materiaal ook de neg- en boogblokken en de met forse voluten krullende deklijsten van de topgevel bestaan. Begane gronds zijn de toegangsdeuren en een tweelichtvenster overspannen door eenmaal geprofileerde rondbogen; het drielichtvenster op de verdieping is overspannen door een Tudorboog en geflankeerd door de kleine getoogde vensters die karakteristiek zijn voor Enkhuizen en andere Zuiderzeestadjes; in de top een oeuilde-boeuf. Het inwendige bevat beganegronds een ruimte, het z.g. stortkamertje, alleen toegankelijk van buiten af; de boekerij bevindt zich op de verdieping, zie blz. 51Ga naar margenoot+ Aan de zuidoostzijde van de kerk is in 1603 een rijk met natuurstenen banden en ander reliefwerk versierd portaal opgetrokken, dat juist in de as van de Westerstraat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staat en daardoor van verre de aandacht trekt, pl. XIX-37. Het portaal vertegenwoordigt in rijke uitvoering het vroeg xviie eeuwse geveltype met klimmende pilasters (cf. Westerstraat 7, Westerstraat 116). De door een nog gothiserende geprofileerde Tudorboog gedekte ingang wordt geflankeerd door pilasters met verdiepte velden, die een met rozetten en diamantkoppen versierd hoofdgestel dragen. De topgevel die geheel doorregen is met even uítstekende natuurstenen banden verjongt zich in twee treden, besloten tussen uitgegronde pilasters; in de hoeken bakstenen voluten. In de as van de top is dicht boven het hoofdgestel een driezijdig fronton gevat; de top draagt een lange pilaster op kopje. De kosterij (1600) is als woonhuis aan de Westerstraat beschreven; zij is later, xviii, achter de toren en langs de noordoostzijde van de koorsluiting uitgebreid. Het smalle kerkhof wordt aan de noordzijde omheind door een laag muurtje, waarinGa naar margenoot+ tussen twee zware hekpijlers met bolvormige bekroning en kleine engelkopjes, xvii, een eenvoudig hek is gevat. Wegens de afmeting der traveeën, de bouwnaden in muren en bekapping, het onderscheidGa naar margenoot+ in materiaal en vorm van zuilen en kapitelen en het al of niet aanwenden van natuurstenen negblokken aan de vensters, zijn drie bouwperioden te onderscheiden, waarvan die van het koor de oudste is. De sluiting der drie beuken met drie zijden van een veelhoek heeft in Nederland een parallel in de fundamenten van de koorsluiting van de Janskerk te Gouda die vóór 1485 tot stand gekomen moet zijn. (Zie l.j. ensing in Vijfde Verzameling Bijdragen Oudheidkundige Kring ‘die Goude’ 1947, blz. 99 en 101). Ten Oosten van de kerk staat een houten klokhuis dat eigendom is van de GemeenteGa naar margenoot+ Enkhuizen. Deze grotendeels houten klokketoren die aanvankelijk geheel vrij ten Oosten van de kerk stond, rust op een stenen onderbouw, die in 1877 gepleisterd is en van een pilasterstelling is voorzien, naar analogie van de in de xixe eeuw vernieuwde houten bekleding van de bovenbouw. In het inwendige en aan de door aanbouwen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
begrensde achterzijde is te constateren dat het muurwerk van de onderbouw oorspronkelijk uit baksteen bestond (22-23 × 5, 10 lagen 62) met lagen natuursteen doorregen en dat oorspronkelijk aan de noordzijde een door een korfboog gedekte toegang en een later gedicht venster aanwezig waren. Ook aan de zuidzijde waren in de benedenbouw vensters aangebracht. Op de stenen onderbouw rust het gebint van de klokkestoel dat grotendeels oud is en uit de bouwtijd kan dateren, die door brandt op 1519 gesteld wordt. Volgens van der aa zou de toren in 1609 verhoogd zijn, hetgeen kan berusten op een jaartal dat boven in het houtwerk gesneden is. Het gezwenkte vierzijdige tentdak is met koper belegd. Ga naar margenoot+ In de toren hangen twee klokken, waarvan de ene geen opschrift heeft en wellicht identiek is met de uit de xvie eeuw daterende klok, die uit de Zuidertoren in 1604 hierheen is overgebracht; de tweede draagt het opschrift: antony wilkes me fecit enchusae ao 1657 en: roemer kant, pieter semeyns, pieter hilbrandts vis, mr. adriaen jonknecht. Ga naar margenoot+ Het belangrijkste bezit van de kerk is het buitengewoon fijn en rijk gedecoreerde eikenhouten koorhek uit 1542 dat een der opvallendste monumenten van de vroege Renaissance in de Nederlanden vormt. Ga naar margenoot+ g. brandt, blz. 194; d. bierens de haan, Het houtsnijwerk in Nederland, den Haag 1921, blz. 117; j.s. witsen elias, Enige opmerkingen over de kunst van Jan Terwen, in: Handelingen van het 4e Congres voor Alg. Kunstgeschiedenis Gent 1938, blz. 31; dez., Koorbanken, Koorhekken en Kansels, Amsterdam 1946 (serie De Schoonheid van ons land) blz. 52. Ga naar margenoot+ Het zes traveeën brede hek, pl. XX 38 pl. XX 39 en pl. XXI 40 pl. XXI 41, staat op de scheiding tussen de zevende en achtste travee van de kerk, daar waar door een verhoging van ongeveer 60 cm in de vloer van de kerk het begin van het hoogkoor wordt aangegeven. Het hek staat op de rand van deze verhoging, zodat onder de voorzijde een houten plint is aangebracht. In de tweede travee van beide zijden is een deur gezaagd. In het ornament is het jaartal 1542 verwerkt en onder aan de laatste travee ten zuidzijde, waarvan het paneel geen snijwerk meer draagt, is bovendien het jaartal 1572 te lezen. Het hek is samengesteld uit een borstwering, een spijlenzone, en een kroonlijst, en wordt door pilasters, waarmede verkroppingen in de borstwering en de kroonlijst corresponderen, in zes traveeën gedeeld. De kapitelen der pilasters vertonen aan de voorzijde viermaal de naar boven gezwenkte voluut die in de franse Renaissance gaarne gezien is; de drie overige kapitelen zijn uit putti samengesteld. De middenzone van het hek heeft figuraal beeldhouwwerk en wordt daarom eerst beschreven. Elke travee is afgesloten door een halfcirkelvormige schelpnis waarin aan de voorzijde in zeer hoog relief de zittende figuren van de vier evangelisten met hun symbolen zijn gesneden, pl. XX-38 en XXI-40, flankerend de halffiguren van God de Vader en van Mozes. Het vroeg-renaissance motief van in omlijsting gevatte uítstekende koppen is hier tot een figurale voorstelling uitgegroeid, waarin de Evangelisten door verschillende typering persoonlijk gekenmerkt zijn. Alle andere onderdelen van het hek zijn met louter decoratief snijwerk versierd, bestaande uit ranken tot arabesken verwerkt; slechts op de smalle pilasters wordt men door het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
motief van schuin hangende schildjes op de loodrecht afhangende middentwijg van het bladwerk, meer aan de grotesk-motieven herinnerd. Het arabeskenornament kenmerkt zich door grote spankracht zowel in de vegetatieve elementen als in de meer figurale onderdelen, zoals putti, hermen en busten, die met name in de panelen van het basement in iets hoger relief uit het bladwerk naar voren komen. Van links naar rechts zijn de volgende motieven daar aangewend: gevleugelde vrouwelijke halffiguren met eenhoornkoppen en vogels; bacchanten met attributen van de wijn en de overvloed; vogels, halffiguren van dolfijnen en een sater die een cartouche met het jaartal 1542 draagt, pl. XX-39; halffiguren met een mansbuste in een krans tussen dolfijnen en leeuwenkoppen; halffiguren met een vrouwebuste in een krans tussen ramskoppen. Van het ornamentale snijwerk boven de spijlen zijn de kleine twee aan twee toe- en afgewende bolle engelkopjes opmerkelijk, die in de rand onder de schelpnissen zijn aangebracht. In de zwikken boven de nissen zijn de in de franse Renaissance geliefde gevleugelde victorien voorgesteld. Het verkropte kroonlijstfries draagt fijne arabesken-motieven. De achterzijde is veel eenvoudiger uitgevoerd. Het ornament beweegt zich uitsluitend over de pilasters en in de bekronende zone boven de spijlen. De boogvullingen boven de spijlen zijn aan deze zijde met louter ornamentaal relief versierd zonder gebruik van vegetabiele ranken. De ook hier zeer goed gesneden versiering bestaat van links naar rechts uit: een door putti gedragen krans met een mansbuste; een door putti met wapenschilden gedragen krans waarin een dansende putto, het wapen van Karel v compleet met kroon, zuilen, schriftlinten met Plus Oultre en leeuwen als tenanten; schilddragende putti met een ruitvormige lijst waarin een vrouwefiguur; schilddragende putti met een krans waarin een vrouwebuste op de rug gezien. De kapitelen hebben alle de normale Ionische voluten met uitzondering van het meest linkse dat naar boven krullende voluten heeft. Het snijwerk van het hek is, niet in het minst wegens het ongeveer gelijktijdig ontstaan, te vergelijken met de decoratie van de koorbanken te Dordrecht in de Grote Kerk, die van 1538-'42 door Jan Terwen gemaakt zouden zijn. Hoewel overeenkomst aan te wijzen valt, is het niet mogelijk dezelfde hand te herkennen. Het decoratieve werk heeft te Enkhuizen zozeer de overhand, dat vergelijking met de figurale voorstellingen te Dordrecht hachelijk wordt. Vergelijking met de decoratieve onderdelen te Dordt leidt tot het herkennen van dezelfde elementen der decoratie en dezelfde relieftechniek; het ornament is echter te Enkhuizen minder luchtig uitgevoerd, en iets nadrukkelijker getekend dan te Dordrecht. Voorts bezit de kerk een eikenhouten preekstoel met perspectivische voorstellingenGa naar margenoot+ op de zeszijdige kuip, en een achterschot, gedateerd 1568, pl. XXII-42. Het baldakijn boven het grote klankbord is het oorspronkelijke klankbord, dat later hoger is aangebracht en als bekroning van het xviie eeuwse vlakke klankbord is aangewend. De kuip wordt gedragen door zes hermenfiguren die overgaan in sleufbandvoluten. Op de zijden van de kuip zijn in perspectivische ruimten de evangelisten schrijvend voorgesteld; in het midden Johannes de Doper, predikend. Langs de bovenrand loopt een goed gestoken fries. Het achterschot stelt tussen twee hermen de tafelen der wet voor, waarboven een Mozesfiguur uitrijst. Het xviie eeuwse klankbord is eenvoudig geprofileerd en verbreekt enigszins de samenhang van de kuip met de oude bekroning. Deze bestaat uit twee verdiepingen, waarvan de benedenste zeer gedrukte korfbogen heeft, neerkomend op hangkapitelen en bekroond door drie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoekige tympaans met uítstekende koppen en de bovenste daarentegen slank van verhouding is met rondbogen, bekroond door dergelijke tympaans; beide verdiepingen zijn inwendig met netgewelfjes gedetailleerd. Met uitzondering van enkele details is de preekstoel een nauwkeurige copie van die in de St. Jacobskerk te 's-Gravenhage uit 1550, welks kuip weer veel gelijkenis heeft met de in 1548 vervaardigde kansel in de Oude Kerk te Delft. Het verschil met het Haagse exemplaar wordt voornamelijk gevonden in het tweede paviljoen van het baldakijn dat te Enkhuizen fijner is gedetailleerd en in de voorstellingen in de panelen van de kuip, en in het fries. Op de kuip is een zandloperhoudertje en een eikenhouten lezenaar bevestigd met hetzelfde cassettenornament versierd, dat op de zijden van de kuip boven de evangelistenfiguren is toegepast, xvic. De opgang naar de kansel wordt gevormd door een sierlijke trap, xviiic, die wellicht aan de Enkhuizer beeldhouwer P. de Nicolo is toe te schrijven. Ga naar margenoot+ Binnen het doophek staan enige goede, eenvoudige doopbanken met paneelwerk, xviib. Boven de ingang een koperen doopboog, xviib; aan de voorzijde op het doophek is een koperen voorzangerslezenaar bevestigd, xviib. Ga naar margenoot+ Zeldzaam door de vroege datering (1547) en de gaaf behouden kas is voorts het grote orgel dat tegen de westmuur is aangebracht en waaronder later een deuromlijsting met aan het orgel aansluitend opzetstuk is geplaatst, pl. XXII-43. Het orgel bestaat uit twee delen, een rugpositief dat thans buiten gebruik is en een hoofdwerk. Beide werken zijn boven elkaar aangebracht, verbonden door een betimmering tegen de achterwand en kunnen beiden met luiken gesloten worden. Het rugpositief wordt gedragen door een ver overstekend houten hanggewelfje met grote ‘carottes’ waarin in een verdiepte cirkel een beweeglijke (?) kop is aangebracht, z.g. Roraffe of papotier. De kas van het hoofdwerk is bijna geheel vlak en wordt bekroond door drie opengewerkte paviljoens met driezijdige tympaans waarin uítstekende koppen zijn gesneden, evenals in de bekroning van het rugpositief. In een der bekroningen staat een beeld van de H. Gommarus. Het houtwerk is met een zwarte vernislaag bedekt; de ornamenten met dik verguldsel. Ook de orgeldeuren zijn zwart; op de bovenste is evenwel nog enige schildering in grijs te bespeuren. Het pijpwerk is in 1679 vernieuwd door een lid van de orgelbouwersfamilie Müller en in 1896 vrijwel geheel gewijzigd; het rugpositief is bij die gelegenheid buiten gebruik gesteld. Ga naar margenoot+ De kerk bezit verschillende oude banken: een stel van twee maal drie zetels met getoogde panelen, omstreeks 1600; tegen de noordmuur een groep eenvoudige banken waarvan de deurtjes versierd zijn met kuifstukken xviia, als één der banken in de Zuiderkerk; een blok xviiie eeuwse banken met uitgegronde posten en geornamenteerde kuifstukken op de deurtjes der achterste twee rijen; een onversierde overhuifde bank voor de predikantenfamilie (1808) en verschillende andere eenvoudige xviiie eeuwse banken. Ga naar margenoot+ De ingangen aan noord- en zuidzijde zijn met betimmeringen omlijst, waarvan die aan de zuidzijde, boven de oude deuren van stijl- en regelwerk met geprofileerde panelen, in een segmentvormig fronton twee brullende leeuwen bevat, die een gekroond schild houden; de zwikken en het gebombeerde fries waarin het jaartal anno 1621 staat aangegeven, zijn met ranken versierd; de posten bestaan uit Ionische pilasters. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de zuidoostingang is inwendig een tochtportaal gebouwd, gedateerd 1638. HetGa naar margenoot+ tussen Ionische pilasters gevatte gladde gebombeerde fries wordt onderbroken door een stadswapen, gedragen door de Stedemaagd. De deuren en wanden zijn hier van dergelijk geprofileerd stijl- en regelwerk samengesteld als het zuidelijke portaal. Aan de noordzijde is een eenvoudige betimmering met Ionische pilasters om de ingangsdeur aangebracht, xviii; om de westelijke deuren een rijkere betimmering met ornamentstukken in Lodewijk xiv trant, bekroond door een bij het orgel aansluitend opzetstuk met gestoken ornament, waarin muziekinstrumenten zijn voorgesteld als op de vleugels van het orgel in de Zuiderkerk van P. de Nicolo. Tijdens de restauratie zijn op de pijlen van het koor sporen van wandschilderingenGa naar margenoot+ ontdekt, die direct op de natuursteen van de pijlers waren aangebracht. Koperwerk is in de kerk niet meer aanwezig. In de doopkapel hangen veertien rouwborden, waarvan de eerste zeven uit de ZuiderkerkGa naar margenoot+ afkomstig zijn. Een lijst met de namen van hen op wie de borden betrekking hebben hangt eveneens in de kapel (zie voorts Gen. en Herald. Ged. iii, blz. 94 en 120). Het oudste bord uit de vijftiende eeuw draagt de naam van ‘Heere Gherijt Clasen van Enchusen, ridder en kamerlynck mijns Heeren van Ostenrijck ende Remnich sijn vrouwe’; Gerrit Ensz, Heer van Urk, Ens en Emmeloort kreeg in 1469 dit wapen. De andere borden zijn alle xviie eeuws, ter memorie van P.P. Boterkooper 1657, Mr. Jan de Velaer 1669, Mr. Pieter de Velaer 1670, IJsbrand Boterkooper 1672, Jan Meeusen Groot 1674, Mr. Dirk van Wijdenesse gez. Baens 1675. Voorts P.J. Domis 1654, B. Engelenberch 1657, Fred. Stachouwer 1666, Volkert Schram 1673, Pieter Kersseboom 1683, Mr. Gillis de Glarges 1671, Hendrick van Loosen 1665. Voorts is daar een bord geborgen uit 1593 met een opschrift inzake het betalen van grafrechten en een uit 1614 met tarieven van begraafloon. Op een der trekbalken in de zuiderbeuk zijn de volgende opschriften aangebracht:Ga naar margenoot+ int jaer vijftien hondert seventich twee is door jehovae crachtige hant t pausdom verstooten uyt dese stee de ware religie daerin geplant. die spaensche vloot seer vreeslyck groot heeft godt te niet gebracht int jaer van tachtig acht, mdlxxxviii. Een modern opschrift met betrekking tot de bevrijding is in 1945 daaraan toegevoegd. In een aanbouw aan de Zuidzijde is de librije gevestigd.Ga naar margenoot+ g. brandt, blz. 284; van der aa iv, blz. 212; d.a. brinkerinck in Tijdschr. v. Boek- enGa naar margenoot+ Bibliotheekwezen, vi, 1908, blz. 149; j. theunisz in Het Boek, 1926, blz. 25; d. brouwer, Enkhuizen, blz. 172. De inrichting der bibliotheek is nog geheel gaaf bewaard. De boeken staan in eikenhouten kasten, die langs de beide korte wanden en als twee dammen evenwijdig daaraan zijn opgesteld; op tafelhoogte zijn smalle lezenaars aangebracht met eenvoudige banken ervoor. Slechts op de hoeken der kasten is enig ornament in de vorm van open voluten toegepast. Op de gang is een antiek ‘stoeltje’, beschilderd met vogel- en rankenornament, dat grote verwantschap vertoont met het schilderwerk in het kabinet der chirurgijns boven de Waag. Omtrent de stichting van de bibliotheek is nog geen zekerheid verkregen, niettegenstaande Paludanus zich in een der aanwezige boeken, stichter dezer bibliotheek noemt. Het is de vraag of hij daarmede de bibliotheek in zijn latere vorm bedoelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de kerkrekeningen komt volgens teunisz in 1615 een post voor ten behoeve van boekkettingen in de librije; ook in 1627 is er een post ten behoeve van de bibliotheek. Het gebouwtje komt niet voor op het schilderij van de stad in het Stadsmuseum, pl. VI-13 dat de toestand van 1614 zou weergeven. Wellicht heeft het jaartal 1621 op de deuromlijsting betrekking op de librije. Ga naar margenoot+ De Kerkvoogdenkamer boven het zuidelijk ingangsportaal is blijkens paneelwerk dat bij de restauratie te voorschijn kwam in het begin van de xviie eeuw betimmerd. In de xviiie eeuw is de kamer van goudlederen behang voorzien, dat nog in vrij behoorlijke staat verkeerde, toen het ten behoeve van de in uitvoering zijnde restauratiewerkzaamheden afgenomen werd. In de xixe eeuw is de kamer van een nieuwe lambris, schouw en plafond voorzien. Het meubilair bestaat uit een bolpoottafel, twintig stoelen en een fauteuil, merendeels xvii. Ga naar margenoot+ De kerk bezit een kanselbijbel met zilverbeslag uit 1782, gelijk aan die van de Zuiderkerk (zie blz. 64). Ga naar margenoot+ Hoog in de koorsluiting is een wijzerplaat, gedateerd 1747 aangebracht, die correspondeert met het uurwerk in de klokketoren.
Ga naar margenoot+ DE ST. PANCRAS- OF ZUIDERKERK is aan de zuidzijde van de Westerstraat op het moderne ruime Kerkplein gelegen, dat zich zuidwaarts van de kerk uitstrekt. Aan de oost- en noordzijde, waar schilderachtige aanbouwen tegen schip en koor zijn opgetrokken, is de kerk slechts door een smalle straat gescheiden van de omgevende lage bebouwing. Tegen de westzijde van het schip is de 65 meter hoge Zuidertoren gebouwd, die met de achtkante houten bovenbouw en spits het silhouet van de stad beheerst. De kerk is eigendom van de Herv. Gemeente; de toren van de stad. Ga naar margenoot+ g. brandt, blz. 22, 31 en 69; v. mieris iv, 651 en 1087; van der aa iv, blz. 212; j.f. allan, De Stad Enkhuizen en hare geschiedenis 1856, passim; N.H. Oudh. i, blz. 87; joosting en muller i, blz. 74; Gen. en Herald. Gedenkw. iii, blz. 97; d. brouwer, Beschrijving van de S. Gommarus- of Wester- en de St. Pancras- of Zuiderkerk te Enkhuizen, Enkhuizen 1949. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit ledesteen bestaande speklagen in hardsteen vernieuwde. Blijkbaar op aanwijzing van een zinsnede uit brandt's Historie werden aan de eerste versnijding pinakels toegevoegd. Om de trans bracht men een balustrade in Gothische vormen aan ter vervanging van een stellig vrij moderne, onooglijke houten borstwering. De stenen romp van de toren, fig. 15, pl. XXV-47, bestaat uit drie nauwelijks versnedenGa naar margenoot+ geledingen, waarvan de benedenste vrij laag is en de bovenste de grootste afmeting bereikt. Het muurwerk is opgetrokken uit baksteen, die 21-22 × 5,5-6, 10 lagen 70, meet enGa naar margenoot+ is geheel doorregen met lagen natuursteen. Oorspronkelijk was hiervoor ledesteen aangewend; bij de restauratie is deze bijna overal vervangen door hardsteen; slechts aan de noordzijde worden nog enkele stukken ledesteen gevonden. Ook het overige natuursteenwerk aan deur- en vensteromlijsting beganegronds, aanzetstukken, lijsten, traceringen enz. hogerop, is merendeels vernieuwd. De benedenste geleding is vrijwel gesloten met uitzondering van de kleine ingangsdeurGa naar margenoot+ waarboven een wellicht niet oorspronkelijk cirkelvormig venster is aangebracht. De tweede geleding is sober versierd met drie nissen aan elke zijde, geprofileerd met een afschuining, onderbroken door een sprong en voorzien van bakstenen vorktracering. Alle aandacht wordt gevraagd voor de derde geleding die met twee fors geprofileerde nissen aan elke zijde voorzien is, waarin ter halver hoogte tussen de montants de galmgaten zijn uitgespaard, gedekt door kleine driepassen. Tot zover reikt volgens de beschrijving van brandt's kroniek de midden xve eeuwse bouw. De sluiting der nissen en tracering zouden tot de bouwperiode van 1518 behoren, die vervolgens de voltooiing van de stenen romp en de bekroning van de toren met een houten achtkant en de spits met peer inhield. Het achtkant is aanvankelijk van de voet af doorbroken geweest met drieledige openingen aan elke zijde. Later heeft men deze zone uitwendig gedicht, zodat alleen in het inwendige de door driepassen gedekte nissen nog te zien zijn. De eigenlijke spits, die evenals het achtkant met leien is gedekt en, volgens brandt, oorspronkelijk met lood bekleed was, heeft aan de voet een houten balustrade met kleine pinakels op de hoeken, die bij de restauratie door middel van boogjes met de ribben van de spits verbonden zijn. Het inwendige van de toren is bij de restauratie in 1909 eveneens vernieuwd. In de noordwesthoek leidt een stenen wenteltrap, in de muurdikte uitgespaard, naar de eerste en tweede balklaag; halverwege de eerste verdieping is waarschijnlijk later een toegang tot een overloop gemaakt die door de oostelijke torenwand heen naar het orgel in de kerk leidt. Aan de oostzijde had de toren beganegronds communicatie met de kerk door middel van een thans dichtgezette zeer hoge smalle spitsbogige doorgang, die door twee vrij diepe nissen geflankeerd wordt. Op de tweede balklaag is de klokkestoel voor de luidklokken aangebracht; het carillon is in het houten achtkant opgehangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 15. Enkhuizen. Zuidertoren
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kerk, fig. 16, pl. XXVII-50, bestaat uit twee beuken, waarvan de zuidelijke tienGa naar margenoot+ onderling niet steeds gelijke traveeën telt, en de noordelijke slechts negen dergelijke traveeën diep is; beide beuken worden gesloten door vijfzijdige koorsluitingen, waartussen een traptorentje is gevat. Aan de noordzijde is ter diepte van twee traveeën een ruime dwarskapel aangebouwd, de H. Kruiskamer genaamd, welks noordgevel met twee versierde toppen beëindigd wordt. De muren van de kerk zijn geheel van baksteen opgetrokken zonder sierwerk vanGa naar margenoot+ natuursteen, met uitzondering van de H. Kruiskamer, welks muurwerk met lagen ledesteen doorspekt is. Het formaat van de gebruikte baksteen is weinig uiteenlopend. Aan de zuidmuur bedraagt het 22 × 4,5-5, 10 lagen 60-62; aan de eerste travee van de zuidbeuk is een iets dikkere voeg aangewend zodat bij een formaat van 21-22,5 × 4,5-5,5, 10 lagen 63 meten. Aan het zuiderkoor vindt men een formaat van 21,5-23 × 5-5,5, 10 lagen 63,5-65,5; het noorderkoor daarentegen heeft steen van 21-21,5 × 4,5, 10 lagen 61. Voortgaande vindt men aan de H. Kruiskamer 20 × 4,5, 10 lagen 55 en aan de eerste travee van de noordbeuk 20,5-21,5 × 4,5-5, 10 lagen 60. De muurdikten bedragen steeds 57-58; aan de koorsluitingen 61,5-62,5 en aan de noordgevel van de Kruiskamer 67,5. De muren worden geschoord door onversierde tweemaal versneden steunberen; deGa naar margenoot+ eerste versnijding van alle steunberen aan de noordzijde en van de eerste zeven aan de zuidzijde loopt als waterslag met rood zandstenen blokken om de drie zijden van de steunberen heen, zonder zich evenwel over het muurwerk voort te zetten. Aan de noordzijde zijn echter sporen van een afgeslagen waterlijst te zien, aan de zuidzijde zijn deze minder duidelijk. De laatste vier steunberen aan de zuidzijde en die van het zuidelijke koor hebben alleen aan de smalle zijde twee kleine versnijdingen. Een versiering in de vorm van een tufstenen nis wordt gevonden in de meest noordelijke contrafort van de noordelijke koorsluiting. In de noordmuur van de smalle eerste travee van de zuiderbeuk is een steunbeer van de westmuur van de noorderbeuk opgenomen. Boven de diakenkamer is het bovendeel van een steunbeer tegen eerstgenoemde noordmuur waar te nemen. De spitsbogige vensters, die steeds enkelvoudig afgeschuinde dagkanten hebben, zijn aan de tweede tot en met de zevende travee aan de zuidzijde met lichter gekleurde bakstenen boogsluitingen gedekt. De harnassen voor zover deze aan de noordelijke koorsluiting en aan één venster van de zuidelijke gevel aanwezig zijn, dateren van de restauratie van 1909. De overige vensters hebben houten ramen. In tegenstelling tot de uiterst sobere behandeling van het muurwerk van de beide schepenGa naar margenoot+ is de omstreeks 1516 opgetrokken H. Kruiskamer met sierlijke details verlevendigd, pl. XXIV-45. De vensters die aan de noordzijde met een drievoudig holprofiel, aan de westzijde, waar ze gedicht zijn, met een smalle hol en een afschuining zijn gedetailleerd, hebben natuurstenen blokken in de dagkanten. De originele vulling der vensters is verloren, met uitzondering van de traceringen in het oostelijke venster, dat thans op de zolder der kosterswoning te zien is en een bakstenen visblaastracering vertoont met natuurstenen aanzetten. De toppen der gevels van de Kruiskamer zijn niet van speklagen voorzien met uitzondering van de dekkende ezelsrug, doch het muurwerk is verlevendigd door een drietal spitsbogige nissen, die naar Westfriese trant ter weerszijden en boven het grote venster uitgespaard zijn. Een kleine diepe beeldnis met natuurstenen driepas gedekt, vraagt de aandacht in de overhoeks geplaatste noordweststeunbeer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 16. Enkhuizen. Zuiderkerk
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het inwendige der kerk wordt door zes gepleisterde bakstenen kolommen met smalleGa naar margenoot+ lijstkapitelen in twee beuken verdeeld, pl. XXVII-50. De basementen van de zuilen komen door ophoging van de vloer niet meer in het gezicht. De bakstenen scheibogen zijn meer of minder spitsbogig al naar gelang de breedte der traveeën, en hebben een eenvoudig profiel. De traveeën van het schip meten ongeveer 4,50 meter met uitzondering van de eerste en zesde die ongeveer 6 meter breed zijn; in het koor is de breedte der traveeën nauwelijks 4 meter. De scheimuren zijn boven de scheibogen in elke travee verdiept en omlijst met een eenvoudig holprofiel dat langs de muurstijlen en onder de muurplaat omloopt; de velden dragen console-achtige rudimenten van traceringen. De pijlers zijn rond met uitzondering van de zesde die uit twee haaks op elkaar staande muurdelen bestaat waartegen aan de oostzijde een halve pijler en aan de westzijde een console is aangebracht om de scheibogen op te vangen. Het muurwerk is overigens onversierd. Vele vensters aan de noordzijde zijn bij de bouw van portalen e.d. gedicht. Ook het meest noordelijke venster van het zuiderkoor moest gedicht worden, toen het noorderkoor met de traptoren opgetrokken werden. De kerk is gedekt met houten tongewelven waaronder trekbalken, korbelen en muurstijlen de muren verbinden. De schinkels van de gewelven zijn in het zuiderkoor minder ontwikkeld dan in de overige delen van de kerk, waar ze de gebruikelijke peerkraalprofilering vertonen. Aan de sleutelstukken is weinig verschil op te merken; de muurstijlen lopen in het schip iets dieper door dan in de koren. In de koorsluitingen komen de stijlen neer op muurschalken, die in het zuiderkoor minder gedetailleerd zijn dan in het noorderkoor. In de kap zijn bouwnaden te onderscheiden boven de scheiding tussen eerste en tweede travee en tussen de zevende en achtste travee van de zuiderbeuk; in de noorderbeuk eveneens bij de kooraanzet. In deze beuk zijn bovendien in de bekapping, dus bij de aanzet van het koor, de sporen te herkennen van een thans verdwenen dakruiter boven de tweede koortravee. De Kruiskamer is ook inwendig rijker gedetailleerd dan de kerk. De beide beuken zijnGa naar margenoot+ door twee dwarse tongewelven gedekt, die met steekkappen in het gewelf van de noordbeuk grijpen en gedragen worden op een natuurstenen zuil met tweerijig koolbladkapiteel en twee halfzuilen waarvan de oostelijke gedeeltelijk is weggehakt ten behoeve van een kerkbank. De schinkels van de gewelfkappen eindigen in gesneden koppen en rusten op dergelijke koppen onder de muurplaat. Bij de kruising van de gewelfschinkels met de nokrib is in goud bladornament geschilderd, xvia. Details van het muurwerk en de bekapping wijzen er op, dat de beschrijving in brandt'sGa naar margenoot+ Historie juist is, waar deze vermeldt dat men aan de oostzijde begon te bouwen, toen in 1422 verlof gegeven werd een kerk binnendijks op te richten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te dateren. Wellicht bleef enige tijd een enkele travee van de oude Pankraskapel behouden, waarvan een laaghellende dakmoet onder de tegenwoordige kap tegen de oostelijke torenwand een spoor zou kunnen zijn. In 1450 begon men volgens de kroniek van brandt de toren te bouwen, die in 1458 tot boven de galmgaten gevorderd was en met een tijdelijke kap werd gedekt. Wegens de later toegevoegde eerste travee is aan te nemen dat het schip vóór de bouw van de toren grotendeels gereed was en dus vóór 1450 te dateren is. Of het noorderkoor toen ook reeds voltooid was of nog na de krachtsinspanning die de toren gevergd had, opgetrokken werd, is niet met zekerheid na te gaan. De uitbouw voor de H. Kruiskamer aan de noordzijde had, zoals bekend, kort na 1516 plaats. Ga naar margenoot+ Aan de zuidzijde van de kerk is tegen de vierde travee in 1618 een vierzijdig portaalGa naar margenoot+ toegevoegd, opgetrokken van baksteen met bergstenen banden en gedekt door een vierzijdig pannendak met een overkragende goot op natuurstenen consoles. De zuidzijde bevat een natuurstenen poortomlijsting, die de Tudorboog van de deur, met het jaartal 1618 in de sluiting, rechthoekig omgeeft en met rolwerk in laag relief versierd is; aan de oostzijde is een tweede kleinere poort met een korfboog gedekt en met dergelijk steenhouwwerk omgeven. Ga naar margenoot+ Tegen de tweede travee van het noorderkoor is een dergelijk portaal uitgebouwd, met een sierlijk gezwenkt met leien belegd tentdakje, waarlangs een brede op houten consoles overkraagde goot loopt, xviia. De ingang van dit portaal aan de noordzijde is door een gedrukte boog gedekt en van een natuurstenen omlijsting voorzien op pilasters met geornamenteerde schachten en uit geprofileerde baksteen bestaande lijstkapitelen. De smalle poort aan de oostzijde heeft een met blokken gedecoreerde korfbogig gesloten omlijsting, waarin een oude opgeklampte deur sluit. Ga naar margenoot+ Tussen dit portaal en de Kruiskamer staat de kosterswoning die aan de noordzijde een puntgeveltje met treden, xvii en aan de oostzijde een rechtafgestoten gevel, xix, heeft. Ga naar margenoot+ Ten Westen van de H. Kruiskamer zijn in de xvie en xviie eeuw een tweetal bakstenen topgevels opgericht boven en naast een bestaand portaal, dat beganegronds behouden bleef en gekenmerkt wordt door een rechthoekig om de later gewijzigde doorgang grijpende waterlijst, pl. XXIV-45. De geheel bakstenen topgevel erboven heeft bakstenen waterlijsten en gezwenkte in een voluut eindigende rollagen. Jaartalankers waarvan de 8 en de 5 nog aanwezig zijn, wijzen op datering in het jaar 1585. Op de verdieping bevindt zich de in xviiie eeuw opnieuw gestoffeerde Kerkeraadskamer (zie inventaris). De toegang leidt door het inwendige van het rechterpand, dat met de bakstenen gevel en de kruiskozijnen het uiterlijk heeft van een woonhuisje, doch slechts een keldertje en een trappenhuis met de oude trap met balusters bevat, xviia. Het gedeelte van het kerkhof waarop de laatstgenoemde bijgebouwen zijn opgetrokken is van de straat gescheiden door een hoge muur met een forseGa naar margenoot+ zandstenen poort, gedekt door een doorbroken fronton met een vaas, waaronder het jaartal 1639 is vermeld. In de sluiting van de poortdoorgang is het stadswapen gevat. De poort kan gesloten worden door een gesmeed ijzeren hek, xviiia. Ga naar margenoot+ Tegen de toren en de westmuur van de noordelijke beuk van de kerk staat tenslotte een laag vierkant gebouwtje, dat de vergaderkamer voor de diakenen bevat. Volgens de Voorlopige Lijst op gezag van van der aa zou hier de St. Pancraskapel gestaan hebben; wij vermochten evenwel geen bevestiging van deze veronderstelling te vinden. De diakenkamer is opgetrokken van donkerkleurige baksteen in fijn metselverband en draagt op de met rijke festoenen versierde dakkapel het jaartal 1686. Inwendig is niets belangrijks bewaard gebleven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de zuidzijde wordt het kerkhof omgeven door een laag muurtje waarin tweeGa naar margenoot+ zandstenen hekpijlers met xviiie eeuwse vazen bekroond, de ingang accentueren. De kerk bezit een eikenhouten preekstoel met vrij eenvoudige kuip, bijbehorendGa naar margenoot+ achterschot en klankbord met bekroning pl. XXIV-46. De kuip is versierd met gecannelleerde pilasters en met ebbenhout ingelegde vakjes in elk paneel, omgeven door rolwerkornament. Het achterschot heeft in het fries opgelegd ornament als de kuip, waarin een jaartalcartouche met 1610 is gevat en wordt geflankeerd door twee opengewerkte vleugelstukken uit voluten samengesteld. Het klankbord, xviib, heeft opengewerkte consoles aan de hoeken met afhangende bollen en draagt een in een spits eindigende zeshoekige bekroning. De trap is in de xviiie eeuw toegevoegd en zou volgens d. brouwer in 1737 gesneden zijn door de Enkhuizer beeldhouwer P. de Nicolo. Op de preekstoel is een bijpassende eikenhouten lezenaar met ebben ingelegd bevestigd en een mahoniehouten zandloperhouder. Het zeer ruime eiken doophek is van het gebruikelijke type met een fries van getorsteGa naar margenoot+ spijltjes; op de rand zijn op regelmatige afstanden zeven cylindervormige blakers bevestigd, in het midden tussen twee kandelaars een opengewerkte koperen lezenaar,Ga naar margenoot+ alles einde xviie eeuws. Het orgel is in 1799 vernieuwd; de kast is daarbij blijkbaar eveneens vernieuwdGa naar margenoot+ en met vazen in Lodewijk xvi stijl bekroond. Verschillende ornamentale onderdelen van de oude kast, zoals de vleugelstukken en de hoekvullingen werden evenwel opnieuw toegepast. Deze waren blijkens de signatuur in 1737 door P. de Nicolo gesneden en vertonen laat Lodewijk xiv ornament. Achter de orgelkas is tegen de muur, een opgenomen gordijn in diepblauw geschilderd, xviii. De kerk is met uitzondering van het middenvak geheel met oude banken bezet inGa naar margenoot+ één waarvan zes gothische briefpanelen in het rugbeschot verwerkt zijn, met kleine driebladen in de zwikken, xvia. Een herenbank die opgesteld is tegen de afscheiding van de H. Kruiskapel heeft in de twee rugleuningen een serie getoogde panelen met ornament in de zwikken, xviia; de deurtjes hebben dergelijke versiering en gesneden bekroningen eveneens xviia. Eén deurtje is met een afwijkende bekroning versierd. Opmerkelijk is voorts de Weeshuisbank met een omklapbare rugleuning, xviia. De bank voor de predikantenfamilie en kerkmeesters is eenvoudig, xviiie eeuws met een overhuiving en gesneden deurbekroningen. Tot het meubilair moeten voorts nog gerekend worden vier eenvoudige geldtafeltjes met zwart geschilderd ornament op de gele achtergrond xviii. Bij de ingangen aan de zuid- en noordzijde zijn brede eiken deuren met omlijstingenGa naar margenoot+ aangebracht. Alleen de noordoosttoegang naast de kosterij is inwendig met een tochtportaal ombouwd. De panelen van al deze deuren en portalen zijn eenvoudig geprofileerd xviia. De deuren naar de Diakenskamer en de westelijke toegang onder de toren zijn met brede lijsten en Ionische pilasters omtimmerd. Tegen de zuidelijke muur ter weerszijden van het portaal hangen twee houten epitafenGa naar margenoot+ met uitgesneden vleugelstukken en bekroond door een aediculum en obelisken, het ene is gewijd aan J.D. Brouwer, overleden 1635, het andere aan J.S. Blaeuhulck (zie Gen. en Herald. Gedenkw. iii, blz. 100-101). Het epitaaf voor Bernard Paludanus die in 1633 stierf, is tegen de noordelijke wand bevestigd ten oosten van de H. Kruiskamer. Het is in zandsteen uitgevoerd, gedeeltelijk als marmer geschilderd en getuigt van een voor dat jaar vrij wat moderner vormgevoel dan de beide andere epitafen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het krachtig doorbroken geprofileerde fronton is het wapen van Paludanus gevat: in het midden wordt met vergulde letters op een zwart marmeren plaat zijn leven verhaald. De epitafen zijn in 1842 nieuw beschilderd. Ga naar margenoot+ De kerkeraadskamer boven het noordwestportaal, toegankelijk langs een trap in de aangrenzende uitbouw, bevat een schouw uit de xviiie eeuw met betimmering en een schilderstukje, voorstellende een allegorie op de bouw ener kerk. In de betimmering zijn de wapens van de Kerkmeesters van 1748 tot 1769 aangebracht, t.w.D.A. de Vries, Mr. Cornelis Haak, Mr. Ris van Rijneveld, Wouter de Jongh. Zeldzaam is het nog zeer goed bewaarde katoenen behang dat met kleurige bloemmotieven is bedrukt en evenals een zevental stoelen en een fauteuil uit het derde kwart van de xviiie eeuw stamt. Uit de bouwtijd, xviia, bleven een eiken muurkastje en twee koperen kroontjes bewaard, één met en één zonder bol, pl. CXIX-248. Voorts bewaart men hier de grote gesmeed ijzeren muntenbalans met koperen schalen gedateerd 1710 en twee aardige gesneden psalmbordjes met het stadswapen, xviiia. Ga naar margenoot+ De kerk neemt behalve door het goed geconserveerde meubilair, een uitzonderlijke plaats in de kunstgeschiedenis in door de schilderingen waarmede de houten tongewelven der beide beuken in 1484 versierd zijn en die sedert 1914-'18 weder aan het licht gekomen zijn, pl. XXVI-48, 49. Ga naar margenoot+ Speculum Humanae Salvationes, uitgave van Veldener, Culemborg 1463; g. brandt, blz. 23, 278; j. six, Voorloopige Berichten omtrent de schilderingen in de kap van de Zuider- of St. Pancraskerk te Enkhuizen, in Bulletin Oudheidk. Bond 1912, 51; 1913, 87; 1914, 167; 1915, 59; 1917, 28; 1918, 68; g. van kalcken, Peintures Ecclesiastiques du Moyen Age, Haarlem 1917; g.j. hoogewerff, De Noord Nederlandsche Schilderkunst, ii, 1937, blz. 511 e.v. Ga naar margenoot+ In elke beuk zijn tweemaal elf voorstellingen aangebracht in telkens negen traveeën, hetgeen mogelijk gemaakt werd doordat in het gewelf de bredere eerste en zesde travee door een schinkel in twee velden zijn verdeeld. Merkwaardigerwijs dient men bij het lezen der voorstellingen te beginnen bij de vijfde travee van de noordbeuk en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in oostwaartse richting te vervolgen, om de heilsgeschiedenis zich in de juiste volgorde te zien ontrollen. Na de laatste travee, waartegen de koorsluiting met de voorstelling van de Wortel Jesse aansluit, dient men bij de eerste, meest westelijke travee voort te gaan tot en met de vierde. Alleen de laatst gelezen voorstelling, die der Verzoeking in de woestijn is dan nog onjuist gelocaliseerd. Wellicht koos men deze opeenvolging om boven het doopvont, dat naar traditie in de eerste travee of kapel ten noorden behoort te staan, de voorstelling van de Doop van Christus te zien. Men zou voorts kunnen veronderstellen dat in de vijfde travee een ingang geweest is, die bij de aanbouw van de Kruiskamer in 1518 kwam te vervallen. Daar deze kapel met dwarse tongewelven gedekt werd, kwam men in moeilijkheden met de beschildering van de noordelijke helft van het tongewelf der noordbeuk, waar de nieuwe kapel met steekkappen ingrijpt. Het hout van het verwijderde gedeelte werd zo goed en zo kwaad het ging met de zich daarop bevindende voorstellingen opnieuw gebruikt, zodat men thans in de ene steekkap fragmenten van de Verzoeking in de woestijn ziet en van het Huwelijk van Jozef en Maria en in de andere de Boodschap van Maria, die zich toevallig zeer goed leent voor splitsing in twee velden. De bijbehorende voorstellingen in de zuidzijde van de noorderbeuk bleven onaangetast. In de zuiderbeuk wordt in normale volgorde de Lijdensgeschiedenis van de Bespotting tot en met de Hemelvaart voorgesteld, besloten door een Hemel- en Hellepoort, als overgang naar het Laatste Oordeel dat in de zuidelijke koorsluiting is voorgesteld. De volgende afbeeldingen worden aldus respectievelijk in de noordelijke- en zuidelijke beuk gevonden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De stijl van de schilderingen, die kennelijk door één hand zijn vervaardigd, is archaiserend en onhandig in uitvoering hier en daar. Toch spreken de voorstellingen sterk aan, doordat steeds weinig figuren tegen een sobere achtergrond zijn geplaatst, volgens een werkwijze, die bij de in hout gegraveerde illustraties van de Biblia Pauperum toegepast werd. De omlijstingen zijn uniform; in de beeldvlakken zijn telkens zo weinig mogelijk figuren geplaatst, hetgeen wellicht in het oog van de schilder een vereiste was voor voorstellingen die op grote afstand bezichtigd moeten worden. Van manierisme zoals dat in de overigens vergelijkbare latere schilderingen te Alkmaar, Naarden en uit Warmenhuizen aan den dag treedt, is hier nog geen sprake. Voor reproductie zij verwezen naar de zeer goede lichtdrukken bij van kalcken. Ga naar margenoot+ Twee trekbalken en karbelen bij de sluiting van de zuiderbeuk dragen opschriften die thans uiterst moeilijk te lezen zijn, doch bij het schoonmaken van de gewelven woorden uit een gebed en een hymnus bij kerkwijding, benevens een regel uit het Hooglied bleken te bevatten. Met de nodige aanvullingen luiden de teksten: (zie Bulletin 1914, blz. 168). benedic domine domum istum et omnes habitantes in ea sitque intra sanitas, sanctitas, castitas, amicitia(?) virtus, victoria, fides, spes, et caritas, benignitas, temperantia, pacientia spiritualis et obedientia per infinita secula. allelua, salve regina, misericordi[ae] vita dulcedo et [spes] nostra, salve ad te clamamus ecsules filii eve ad [t]e suspira[mus]. [ecce] quam pulchra es et quam decora carissima in deliciis statura tua assimilata est palme et ubera tua [botris], [videamus] si floruerunt mala punica ubi dabo tibi ubera mea allelua allelua [allelua]. [caput tuum est] carmelus collum sicut turris eburnea veni dilecte mi egrediamur in agrum videamus si flores fructus parturiunt. Op de karbelen is wellicht nog meer geschilderd; slechts een wapen van Enkhuizen valt er nog te onderscheiden. Ga naar margenoot+ Tegen de noordelijke schipmuur boven de ingang is een wandschildering deels zichtbaar met de voorstelling van S. Joris. Ook elders schijnen onder de pleister schilderingen aanwezig te zijn. Ga naar margenoot+ Voor de verlichting van de kerk zijn acht achtarmige koperen kronen en dertien kaarsarmen aan de kolommen bevestigd, xvii. Ga naar margenoot+ Tegen de twee vlakke zijden van de zesde pijler is een houten bord aangebracht waarop in een geschilderde rolwerk cartouche, xvib, bijbelteksten zijn aangebracht uit het Evangelie en de Openbaring van Johannes. Boven de deur naar de diakenkamer is een bord geplaatst met een toepasselijk gedicht op de taak der aalmoezeniers, midden xvii. Ga naar margenoot+ Op de kansel wordt een bijbel gebruikt in lederen band, rijk met zilver beslagen, waarop de wapens Haak en van Loosen zijn aangebracht, een legaat van Weyntgen Haak-Van Loosen, overleden 1781. Ga naar margenoot+ In de toren hangt een carillon van vijf en dertig klokken benevens de uurslagklok. Ga naar margenoot+ a. loosjes. De torenmuziek in de Nederlanden, blz. 89; Gen. en Herald. Ged. iii, blz. 97.Ga naar margenoot+ Voordat het thans aanwezige carillon, dat uit de xviie eeuw dateert, aangebracht werd, bezat de toren reeds klokken uit 1524, welk jaartal op de moderne wijzerplaat wordt gememoreerd. Enkele van deze klokken, door van wou gegoten, werden niet in het nieuwe carillon opgenomen, doch verhuisden later naar de Dromedaris. Het nieuwe carillon werd door de Hemony's gegoten en was het eerste dat door hen aan een Hollandse stad geleverd werd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De oudste klok is de uurslagbel, uit 1523, resterend uit het door G. van Wou gegotenGa naar margenoot+ spel. Ook de luidklok ‘Salvator’ uit 1560 is een van Wou klok. Van de 22 klokken door de gebroeders Hemony geleverd, dateren er 15 uit de jaren 1647-'49 en zeven uit 1662-'68. P. Hemony leverde er in 1674 nog vijf. Vervolgens werden 1697, 1701, 1734, 1765-'66, 1794 en 1871 respectievelijk door Cl. Fremy, Cl. Noorden en A. de Grave, Cyprianus Crans Jansz., Joan Boschart (3 stuks), A.v.d. Gheyn en van Bergen, Heiligerlee nog bij elkaar acht klokken aan het carillon toegevoegd.
DE EUCHERIUSKAPEL, Westerstraat 128 is de kapel geweest van het in 1441Ga naar margenoot+ gestichte S. Clara of Barrevoetersvrouwenklooster en ligt thans tussen moderne percelen ingebouwd. g. brandt, blz. 37; e.h. rijkenberg in Bijdr. Bisdom Haarlem xxxvi, blz. 432.Ga naar margenoot+ De kapel, fig. 17, bestond uit een eenbeukige ruimte met een sluiting door vijf zijdenGa naar margenoot+ van een achthoek gevormd. Hiervan bleven de koorsluiting benevens drie traveeën van de noordmuur in redelijke staat bewaard. De zuidmuur was tot ongeveer 80 cm. hoogte oud en was daarboven van oud materiaal in aanmerkelijk geringere dikte opgetrokken; de versnijding liep aan de binnenzijde van de muur. Fig. 17. Enkhuizen. Eucheriuskapel
Bij de restauratie is de pleisterlaag, die aan deze zijde en aan de zuid- en oostkoorsluiting was aangebracht, verwijderd en de ingang in de laatste travee gedicht, terwijl een dergelijke toegang in de eerste travee aangebracht werd, ter plaatse van een venster. De oude westmuur is behouden, doch door de belendende nieuwbouw en inwendig door pleistering aan het gezicht onttrokken. Tijdens de restauratie bleek dat hier een gelijke steen was verwerkt als aan de overige oude delen. Aan de hoeken kon men blokken natuursteen waarnemen; inwendig was de moet van een rondbogig poortje te onderscheiden, 2,83 breed. Boven het plafond bleken zich bij de restauratie een drietal nissen af te tekenen, een hoge in het midden ongeveer 2,90 breed en twee lagere terzijde, naar het bekende Westfriese-schema. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De noordmuur was reeds voor de restauratie in de westelijke traveeën geheel vernieuwd op de oude fundering van eiken balken. De drie oostelijke traveeën daarentegen zijn origineel en bestaan uit baksteen van 22 × 5, 10 lagen 61 tot muren van ongeveer 69 dikte verwerkt, met een versnijding bij de afgehakte bakstenen waterlijst. Het muurwerk is niet door steunberen geschoord; aan de koorsluiting ontspringen uitwendig op de hoeken even boven de waterlijst bakstenen schalken. De dagkanten van de vensters, die allen dichtgezet zijn en hier en daar voorzien waren van houten kozijnen uit de xixe eeuw, zijn met een breed holprofiel, vergezeld van twee smalle hollijstjes geprofileerd en door zandstenen blokken verlevendigd. In de eerste travee aan de noordzijde liep het dagkant profiel door tot aan het plint, aldus een later wederom gedichte toegang omlijstend. Een dergelijke toegang is bij de restauratie een travee verder oostwaarts aangebracht; de vensters met stalen ramen zijn bij die gelegenheid regelmatig in de velden van de gedichte gothische vensters geplaatst. De koorsluiting werd geheel van de pleister ontdaan, waardoor ook het oostelijke en de beide zuidoostelijke koorvensters weer aan de dag traden; de profielen werden gelijk aan de noordoostelijke koorvensters hersteld, de dichtzetting bleef gehandhaafd, met uitzondering van het zuidoostelijk venster, waarin een bakstenen vorktracering met een natuurstenen spruitstuk is aangebracht.
Ga naar margenoot+ DE LUTHERSE KERK, Breedstraat 40 is een weinig aanzienlijk vroeg xixe eeuwse rechthoekige zaalkerk. De gevel is tussen twee pilasters gevat en doorbroken door drie rondbogig gesloten vensters ter weerszijden en boven de ingang en door een mezzanin boven de kroonlijst afgesloten. Van belang is het meubilair van de kerk dat uit een rijk gesneden preekstoel bestaat met bijbehorende koperen lezenaar en een orgel op gesneden tribune. Ga naar margenoot+ De preekstoel die uit palissanderhout vervaardigd is, is geheel compleet met trap, achterschot en klankbord, pl. XXIX-54. De zeshoekige kuip rust op een smal zeshoekig voetstuk dat door middel van een tussenstuk, op welks hoeken de evangelistensymbolen zijn voorgesteld, overgaat naar de rijk bewerkte kuip, die op een der panelen gemerkt is pieter de nicolo m.a.a. 1735, waardoor ook dit werkstuk weer uit het atelier van deze plaatselijke, zeer kundige, houtsnijder blijkt te komen. De panelen, die concave vorm hebben, zijn gevat tussen uitgegronde pilasters, wier kroonlijst boven langs de panelen omloopt. Over de plintlijst van de kuip zijn zeer forse appliques gelegd, deels uit ornamentale vormen, deels uit putti bestaande. Op de panelen zijn in relief de volgende zeer goed gesneden en gecomponeerde voorstellingen aangebracht: Geboorte, Kruisiging, Uitstorting des Heiligen Geestes, Verrijzenis, Hemelvaart. Het klankbord, dat een gezwenkte koepel draagt, bekroond door een zwaan, heeft een met ornamentfries versierde rand waarboven aan drie zijden cartouche-vormige opzetstukken geplaatst zijn met de woorden: 't Woord Gods blijft. De flauw gebogen trap is versierd met rijk in Lodewijk xiv stijl gesneden balusters aan de leuning. Ga naar margenoot+ Aan de kuip van de preekstoel is een forse koperen lezenaar bevestigd rustend op een arm met hand als houder. In het fraaie Lodewijk xiv ornament zijn cijfers verwerkt die een jaartal vormen; er schijnt evenwel een ongeluk plaats gehad te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben daar het jaartal thans 1623 vormt en in een inscriptie op de binnenzijde 1763 vermeld wordt; door omzetting der cijfers en omkeren van de twee tot een zeven kan het jaartal 1763 gevormd worden: fudit i. borchhardt enchusae anno 1763. Terzijde op de preekstoel staat een koperen zandloperhouder met zandloper, gemerkt schipper michiel hendrixen, m.f. 1648. Op het weinig fraaie doophek staan twee vrij eenvoudige doopbogen xviiib; en een koperen voorzangerslezenaar, samengesteld uit acanthusranken en rustend op een forse stam op drie voluten, xviib. Tegen de voorgevel van het kerkgebouw is een kleine rococo-orgelkast opgesteld,Ga naar margenoot+ rustend op twee zuilen met een rijk gesneden draagstuk, waarin een klok is gevat en waarop twee wapens zijn voorgesteld t.w. ie. op goud een roodgetongde zwarte leeuw, vergezeld van zwarte blokjes; helmteken de zwarte leeuw uitkomende; 2e. in rood drie schildpadden met gouden poten, helmteken een uitkomende schildpad. Volgens van der aa zou het orgel uit 1760 dateren. De Lutherse Gemeente bezit voorts: een zilveren schaal op voet, hoog 10,5, diameter 15 met aan de nodus, armpjes,Ga naar margenoot+ waarvan ringetjes afhangen; de schaal versierd met blaasknorren en in het midden een roos in lauwerkrans xviia, pl. CXXII-254, draagt de gegraveerde namen: jan heindrickz kuyper van esens; pieter holst, glaesschriever husensis. Merken: Enkhuizen, jaarletter m in rond (1624?), meesterteken een koe in een rechthoek; een zilveren beker gegraveerd met voorstellingen van het Avondmaal en de Kruisiging, hoog 19,5, diameter 13,5. Op de voet is gegraveerd: eliesebet pieters tatinghof 1648, en een huismerk met de initialen ptf. Merken: Enkhuizen, jaarletter m van 1648, meesterteken een druiventros; een bijbel met zilveren beslag in Lodewijk xv trant, volgens aanduiding op het slot uit 1762, Enkhuizer werk? frederiks nr. 327. (zie ook Gen. en Herald. Ged. iii, blz. 30).
DE SYNAGOGE, Zuiderhavendijk 25, is een aanvoudig doch smaakvol bakstenenGa naar margenoot+ gebouw uit 1791, welks smalle gevel door een middenrisaliet is geleed en door een rechte kroonlijst met laag tympaan wordt afgesloten. De ingang, waarvoor een lage stoep is gelegen, is door een gedetailleerde omlijsting omgeven: de drie rondbogige vensters, boven en ter weerszijden daarvan, behielden de oude roede-indeling.
DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK, Westerstraat 107, bezit een buitengewoonGa naar margenoot+ rijke collectie zilver bestaande uit: een vergulde stralenmonstrans hoog 86, oorspronkelijk midden xviie eeuw, dochGa naar margenoot+ in de moderne tijd van nieuwe vleugelstukken voorzien. twee uitzonderlijk rijke gedreven reliekbusten op voetstukken, hoog 76; de bustenGa naar margenoot+ stellen voor H. Ignatius van Loyola en H. Franciscus Xaverius. Het Franciscusreliquair, pl. CXXVI-268, is bewerkt met krachtig ornament op het voetstuk en twee figuren van Indiërs. Op de voet de signatuur: anio le pies fecit et inven. 1695 antw. Het pendant is iets minder sterk van ornament en is ook niet gesigneerd. Het draagt de merken: Antwerpen, jaarletter een gekroonde h (1711?) meesterteken een anker; een ciborie, waarvan de voet oud is, midden xviie eeuw. een kleine miskelk met inscriptie: joannes adriani puyrock hornanus. jesu a.d.Ga naar margenoot+ moriens aetatis suae... die 21 Juni 1639. Merken: Amsterdam, meesterteken onduidelijk; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ verguld oliebusje op pootjes, hoog 12, met gegraveerd rankenornament; deksel met gedreven engelkopjes, xviib; Ga naar margenoot+ een altaarschel met gedreven ornament; merken: Holland, Amsterdam, jaarletter s van 1680, meesterteken als voet nr. 112; Ga naar margenoot+ een ampullenblad, groot 31 × 41 diameter, de rand versierd met voorstellingen van engelen die lijdenswerktuigen dragen, in het blad i.h.s. in vlammend bladornament gegraveerd. Merken: Holland, Amsterdam, jaarletter h van 1670, meesterteken van J. Bogaert; frederiks nr. 195; Ga naar margenoot+ een godslamp, aan de hals en hengsels sterk vernieuwd, op de bak voorstellingen uit het leven van Franc. Xaverius. Op de hals vernieuwde inscriptie: johannes arvinus cniphius in matris defunctae memoriam deique matris gloriam fieri curavit 1661; Ga naar margenoot+ een wierookvat waarvan het bakje oud is, xviia; Ga naar margenoot+ een wierookschelp hoog 12, gedragen door een putto, pl. CXXIII-258; de voet versierd met schelpmotieven. De schelp is versierd met een drakenmotief op het deksel. Onder de voet is het jaartal 1657 gegraveerd, voorts alleen een jaarletter e of f; Ga naar margenoot+ een kruisbeeld met zilveren beslagstukjes en een zilveren corpus, hoog 76, xvii; Ga naar margenoot+ een missaalband met zeer rijk ajour bewerkte zilveren platten en rug, pl. CXXVII-269; in het midden cartouches met de Aanbidding en de Kruisiging in kraakbeenornament. Merken: Holland, Amsterdam, jaarletter i, 1671 of 1695, meesterteken een huismerk in schild; Ga naar margenoot+ vier zeer rijk bewerkte kandelaars met ajourmotieven, hoog 80, pl. CXXXII-282; merken: Bolsward, jaarletter k van 1661, meesterteken een zespuntige ster in een schild, voet nr. 321; twee kandelaars met getorste stam, hoog 36, geheel bewerkt met gedreven rankenornament, pl. CXXXI-278; merken: Holland, Amsterdam, jaarletters e en l van 1667 en 1673, monogram als voet nr. 101; vier kandelaars van het veelvoorkomende type op driezijdige voet, hoog 63. Geen merken gevonden, waarschijnlijk Amsterdams werk xviib; twee kandelaars met ajour bewerkte nodus en fraai gevormde pootjes; merken: Holland, Amsterdam, jaarletter e van 1666?, meesterteken wellicht als voet nr. 111; Ga naar margenoot+ twee vaasjes met hoge oren, hoog 21, versierd met druivenranken, schelpmotieven en heiligenfiguren; merken: Holland, Amsterdam, meester J. Winter, 1731, zie voet nr. 338; vier vaasjes van sterk ingesnoerd model, hoog 23; merken: Holland, Enkhuizen, jaarletter b, volgens inscriptie uit 1736; Ga naar margenoot+ een fraaie collecteschaal op voet, hoog 16,5, diameter 21,5. Op de voet medaillons met heiligenbusten, in de schaal een S. Maarten-voorstelling. Aan de nodus armpjes met afhangende ringetjes. Merken: Haarlem, jaarletter v van 1617, meesterteken destijds leesbaar als een schaaltje (zie voet nr. 158 en blz. 122 nr. 13) frederiks nr. 14. een kleine schaal op voet, hoog 9, diameter 14, pl. CXXIII-257, met gouden medaillon in de schaal, waarop de letters s.i.k. op een schild en een huismerk: xvid-xviia, frederiks nr. 17. Ga naar margenoot+ Voorts een groot aantal koperen kandelaars op bolvormige balustersteel waaronder één zeer grote en drie drie-stellen. Ga naar margenoot+ Een rijkgesneden doopvont in de vorm van een wereldbol met bijbehorende gesneden schilderijlijst en twee engelfiguren, Zuid-Nederlands werk, xviii. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE OUD-KATHOLIEKE KERK (1908) aan de Breedstraat bezit enige inventarisstukkenGa naar margenoot+ uit een oudere kerk afkomstig: een rijk met snijwerk in Lodewijk xiv stijl versierde communiebank van eikenhout,Ga naar margenoot+ thans dik onder de bruine verf. In de compartimenten zijn aan elke zijde drie verschillende liturgische symbolen voorgesteld; een bekroning van de moderne preekstoel met de voorstelling van een pelikaan enGa naar margenoot+ twee putti, xviii. Voorts bezit de kerk een uitgebreide collectie zilveren liturgische voorwerpen t.w.: een gothische monstrans xv, niet verguld, pl. CXX-251, waarvan de voet xvi, en hetGa naar margenoot+ koepeltje jonger, xvii zijn. Grootste hoogte 56. Merken onder de voet: Amsterdam, jaarletter t van 1563, meesterteken onduidelijk; een forse ciborie, hoog 54 met opengewerkte kroon, gevormd door vier cherubijnenvoluten;Ga naar margenoot+ onder de voet inscriptie: claes janse remmets, cr als monogram, itien paulus. Merken: Holland, Amsterdam, jaarletter f van 1668, J. Bogaert; een vergulde miskelk, hoog 34, op zeslobbige voet met de voorstelling van deGa naar margenoot+ kruisiging en Heiligen-legenden, merken slecht te onderscheiden, midden xvii: Amsterdam, jaarletter h in cirkel, meesterteken van Th. Bogaert; een kelkje, hoog 16,5 met gegraveerd ornament xviia; merken door nieuwe rand onzichtbaar; een vergulde kelk, hoog 30; op de voet Lijdensvoorstellingen; merken: Amsterdam, jaarletter q van 1647, meesterteken van Th. Bogaert; een oliedoosje, hoog 15, glad en op pootjes; op de verschillende vakjes: cr, in, oc,Ga naar margenoot+ xviib Merken: Holland, Haarlem, jaarletter k van 1672, meesterteken van C.P. Ebbekin; een ampullenblad, diameter 30 × 39 met langs de rand een knorlijst, in het blad eenGa naar margenoot+ gegraveerde voorstelling van S. Pancratius. Merken: Holland, Amsterdam, jaarletter n van 1699, meesterteken een gans? frederiks nr. 243; een fraai gedreven godslamp geheel overwoekerd met rankenornament; de hengselsGa naar margenoot+ worden gevormd door engelen met hoorns van overvloed. Geen merken te vinden. Zuid-Nederlands werk? xviib; een kleine soberder godslamp; van de merken alleen een h te onderscheiden, xviib; een wierookvat, hoog 25, in Lodewijk xvi-trant versierd, xviiid; merken verdwenen; een symmetrisch wierookscheepje, met bijbehorende lepel; de voet versierd metGa naar margenoot+ rankenwerk, xviia; merken: Hoorn? overige uitgewist; twee kruisbeelden met zilveren beslag en corpus, ongeveer 1700;Ga naar margenoot+ een missaal met zilverbeslag, geheel uit 1698 blijkens met de hand geschreven inscriptie.Ga naar margenoot+ Merk: Enkhuizen, meesterteken i.b., frederiks nr. 235; twee kandelaars op pootjes, hoog 68 met inschrift: Pieter Baerts. Dockjen, 1725;Ga naar margenoot+ van de merken zijn slechts leesbaar: een hollandse leeuw en een geschreven letter b in cirkel, voet Amsterdam nr. 120?; vier kandelaars, hoog 63, van het bekende Amsterdamse type, merken evenwel geheel uitgesleten, midden xviie eeuw; twee kandelaars, hoog 34, xviib. Stadskeur onduidelijk, Antwerpen?, meesterteken een wingerdblad? een kaarsendomper, xvii; merken: Enkhuizen, jaarletter z, meesterteken een vis;Ga naar margenoot+ twee tabernakel-sleutels, xviiid.Ga naar margenoot+ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorts bezit de kerk: Ga naar margenoot+ een xve eeuwse koperen kandelaar, hoog 17, met opstaande rand langs de vetvanger, waarin ajourmotieven geslagen zijn, een koperen kandelaar, hoog 26, xvii, en vier dergelijke kandelaars, hoog 47, met bolvormige steel. Ga naar margenoot+ een rode kazuifel met geborduurde Heiligenfiguren, xvi, deels xviii. een witte kazuifel met laat-gothische aurifrisien, xvi en geborduurd kruis xvi. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gebouwen van liefdadigheidGa naar margenoot+ HET GEREFORMEERDE WEESHUIS aan de Westerstraat 111 is gehuisvest in een in 1906 ter plaatse van het oude complex opgetrokken nieuw gebouw, waarin verschillende decoratieve onderdelen uit de oude regentenkamers zijn ondergebracht en waarnaast een copie is opgericht van de 1616 gedateerde renaissance-gevel van het voormalige weeshuis. Ga naar margenoot+ g. brandt, blz. 95, 284; N.H. Oudh. i, blz. 114; d. brouwer, Tweede Vervolg, blz. 81; Aantekeningen van wijlen dr. c. hofstede de groot berustend op het Rijksbureau voor Kunsthist. Documentatie. Ga naar margenoot+ Hoewel het materiaal geenszins oud is, het merendeel van het steenhouwwerk vernieuwd en het overige opgehakt is, bezit de vernieuwde gevel typologisch zoveel belangwekkende details dat zij een beschrijving waard geacht mag worden. De gevel bestaat uit een twee verdiepingen hoge onderbouw waarin een rijk gebeeldhouwde toegangspoort, en een zeer grote gevelsteen met de voorstelling van een school zijn aangebracht, en die afgesloten wordt door een fries waarin leeuwenkoppen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voluutvormige sierdelen, draperiëen en de uit acanthusranken bestaande bekroning van de gevelsteen met het jaartalcartouche 1616 zijn gevat. Dit deel heeft natuurstenen kant- en boogblokken en accoladevormige vulstukken in de boogtrommels
Fig. 18. Enkhuizen. Geref. Weeshuis Voormalige meisjeszaal
boven de grote vensters op de verdieping. De geveltop die zich in drie grote sprongen verjongt, wordt gekenmerkt door gekoppelde pilasters in de vensterdammen, hoekige boogtrommels boven de vensters der eerste kapverdieping en rijk gebeeldhouwde klauwstukken terzijde, die op de eerste en derde trede een origineel gedetailleerde voluutvorm hebben en op de tweede uit een dierklauw en een haakvoluut bestaan. De gebruikelijke geornamenteerde bollen en een obelisk op de vrij lage bovenste geleding, completeren het grillige silhouet van deze, in de school van Hendrick de Keyser ontstane gevel. Het ingangspoortje, pl. XXXVIII-77, dat volgensGa naar margenoot+ het in deze tijd bekende schema bestaande uit stijlen, boogsluiting, hoofdgestel en doorbroken fronton is opgetrokken, is opmerkelijk door de uit ramskoppen en draperie-motieven bestaande ornamentatie van de architraaf en de acanthusvoluten terzijde als klauwstukken, waaruit zich een naakte knapen- en meisjestorso ontwikkelen. Terzijde boven het doorbroken fronton, waaruit een vaasmotief opgaat, staan de ‘en ronde bosse’ gebeeldhouwde figuren van een weesjongen en een weesmeisje. Het oude inrijhek van het Weeshuis, pl. XXXII-64, dat thans tussen nieuwe gietijzerenGa naar margenoot+ tuinhekken geplaatst is, bestaat uit vier hardstenen pijlers waartussen een smeedijzeren hekwerk is gevat in Lodewijk xiv vormen met het monogram o.a.w. (Oude Arme Weeshuis) in de bekroning. De buitenste pijlers zijn lager dan de beide middelste en worden bekroond door een vruchtvormig sierstuk; de middelste zijn geblokt en met segmentvormige dekstukken bekroond, waarop in 1906 twee pompeuze lantarens werden geplaatst. Het beeldhouwwerk op de pijlers werd in 1734 door Jurr. Westerman vervaardigd; het hek in 1733 door Arn. Magon. De regentessekamer in het nieuwe gebouw is bekleed met het gerestaureerde goudleerGa naar margenoot+ uit de voormalige regentessekamer, dat blijkens de rekeningen in 1739 is geleverd door Nicolaes Blankaert en de Wed. Alexander Baert en door een behanger v. Santen aangebracht werd (cf. gegevens over het goudleer in de Snouck van Loosenstichting); de schouw heeft een rijk gesneden boezem, pl. XXVIII-51, waarin boven een kleine spiegel, geflankeerd door levendige putti, een schilderij is gevat, voorstellende het presenteren van een weeskind aan de regentessen. Volgens de rekeningen is deze schouw door François Absiel gemaakt en werd het houtsnijwerk door P. de Nicolo in 1740 geleverd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De regentenkamer, heeft een iets minder rijke, in dergelijke stijl gesneden schouwbetimmering, pl. XXVIII-52, waarin eveneens een schilderstuk met betrekking op weeskinderen is gevat; de betimmering rust op wit marmeren wangstukken. Tot de inventaris van de Herenkamer schijnt oorspronkelijk een betimmering behoord te hebben van de hand van P. de Nicolo die evenwel in 1918 verkocht is; de wanden waren met goudleer bekleed. Ga naar margenoot+ Behalve de hierna te noemen vroege portretten, bewaart men in de kamer nog twee koperen wandarmen, resten van kronen, xviii, en een koperen tafelbel met opschrift: ‘c. crans Enchusae 1713-3 oude arme weeshuis’. Ga naar margenoot+ Uit het oude weeshuis zijn een collectie portretten bewaard, merendeels in het eerste kwart van de xviie eeuw ontstaan, die blijkens wapens en huismerken in groepen familieportretten te verdelen zijn, waaraan een enkel later regentenportret en een familiegroep, een bijbelse voorstelling en een groep xviiie eeuwse portretten zijn toegevoegd. Voor zover het de anonieme vroeg xviie eeuwse portretten betreft, zullen zij uit de plaatselijke school zijn voortgekomen, waarvan nog weinig bekend is. Het zijn in chronologische volgorde de volgende stukken: 1. damesportret, pl. XXX-56, kniestuk, staand, naar links gewend, met zakdoek in de rechterhand. Paneel, 105 × 82; opschrift links boven ter weerszijden van een wapen: aetatis svae '31, 1595; reijn ov . er . al in liefden getrov is het beste sieraet van een deuchtsame vrov. Het wapen is gedeeld en wordt in de rechterhelft gevormd door het wapen (de) ConinckGa naar voetnoot1, de linkerhelft draagt drie morenkoppen. 2. jongelingsportret, pl. XXX-58, kniestuk, staand, vrijwel frontaal, met rechterhand op heup, linker op een boekje dat op een tafel staat, leunend. Paneel, 117,5 × 75; opschrift in linker bovenhoek: aetatis svae anno 1608; 3. jongensportret, pl. XXX-57, staand ten voeten uit, met vogeltje op de rechterhand, en springende hond; aan de linkerarm een mandje met vruchten. Het costuum is getooid met zilveren knopen en een halsketting met een zilveren meermin. Paneel, 89 × 64; opschrift links boven: aetatis svae 4, anno 1612; daaronder een huismerk, volgens aantekeningen ten weeshuize dat der fam. Slijper; 4. jongensportret, pendant van het voorgaande; de jongen staat ten voeten uit met een kolfstok in de rechterhand, een bal op de grond, naast een bolpoottafel. Paneel, 120,5 × 77,5; opschrift links boven: aetatis svae 7 anno 1612; daaronder hetzelfde huismerk als nr. 3, met een kleine toevoeging. Volgens Hofstede de Groot van dezelfde hand als nr. 2; 5. damesportret, kniestuk staand, met handschoenen in de linkerhand. Paneel, 110,5 × 78; opschrift rechts boven: aetatis svae anno 1613. In de linkerbovenhoek een wapen als nr. 1, evenwel met verwisselde velden in de rechterhelft; blijkbaar is toch een lid der familie de Coninck voorgesteld, wellicht een jongere zuster van de op het eerste portret voorgestelde? 6. herenportret, kniestuk, staand, naar rechts gewend met de rechterhand op een tafel steunend, de linkerhand, een paar handschoenen houdend, op de heup. Paneel, 111 × 82, opschrift links boven: aetatis svae 35 anno 1616. Rechts boven hetzelfde huismerk als nr. 4, thans geplaatst op een schild met helmteken en dekkleden; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. damesportret, kniestuk, staand, iets naar links gewend, de linkerhand rustend op een stoelleuning, in de rechterhand een kerkboekje houdend. Paneel, 111 × 82; opschrift rechts boven: aetatis svae 32 anno 1616. In de linker bovenhoek een wapenschild met huismerk. Pendant van nr. 6; 8. jongensportret, pl. XXX-55, staand, ten voeten uit op een tegelvloer, naar rechts gewend en een klein paard met de linkerhand bij het bit vasthoudend; in de rechterhand een zweepje. Paneel, 112.5 × 85. Opschrift rechts boven aetatis svae 6, anno 1625. Links een uitzicht op een boerenerf; 9. damesportret, zittend, iets naar links gewend, met een opspringend hondje ter linkerzijde, doek 118,5 × 95, omstreeks 1660; 10. herenportret, pl. XII-24; kniestuk, staand naar rechts gewend, met handschoenen in de vooruitgestoken rechterhand, de linkerhand op de heup. Doek 120 × 96, niet gemerkt, toegeschreven aan J.A. Rotius als portret van Mr. Johan de Vries, ca. 1660 (zie b.j.a. renckens, de Hoornse portretschilder Jan Albertsz. Rotius, in Kunsthistorisch Jaarboek II, 1949, cat. nr. 20); 11. familiegroep voor een arkadisch landschap voorstellende een staande heer en dame met een klein op de grond zittend kind. Doek 198 × 247,5, gem. links onder, H. Doncker 1643, pl. XII-22; 12. een xviie eeuwse copie naar een schilderij of naar de prent naar Karel van Mander, gegraveerd door J. Saenredam, voorstellend het Gastmaal van Herodes. Paneel 51,5 × 88, Bartsch nr. 112 (de prent berust in het Rijksprentenkabinet te Amsterdam). 13-15. drie ovale portretten gemerkt: Thim, xviiie eeuw, doek diameter 78 × 66, voorstellende Arent Diederik de Vries, Petronella Margaretha de Vries van Vossen geb. Duyvensz. en Cornelia Immegonda de Vries van Vossen, deel uitmakend van een serie waarvan de overige in het stadhuis hangen.
Het z.g. SNOUCK VAN LOOSENHUIS, Dijk 34/6 was oorspronkelijk een particulierGa naar margenoot+ woonhuis, dat door legaat van het laatste lid der familie Snouck van Loosen in 1885 tot tehuis voor een achttal oude dames bestemd werd. Ten behoeve van de huisvesting der dames werd het achterste deel van het huis afgebroken om plaats te maken voor een hoog vierkant nieuw gebouw, dat in het oude Enkhuizen nogal detoneert. De behouden vertrekken van het oude huis dienen thans nog als eet- en ontvangkamers. N.H. Oudh. i, blz. 116; a. loosjes in Buiten 1920, blz. 4.Ga naar margenoot+ Het als monument te beschouwen gedeelte van het Snouck van Loosen Huis, fig. 19,Ga naar margenoot+ pl. XXXII-63, wordt sedert 1893 nog slechts gevormd door de voorste helft van een ruim 18e eeuws woonhuis, dat nimmer meer dan één verdieping hoog is geweest; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naast het woonhuis, ervan gescheiden door een poortje, is een theekoepel opgericht met een driezijdige erker aan de Dijk. Het woonhuis en de koepel zijn geheel bekleed
Fig. 19. Enkhuizen. Het Snouck van Loosenhuis vóór 1885
met natuursteen en rijk met ornament versierd. De gevel van het hoofdgebouw is in twee delen verdeeld, waarvan de rechterhelft in Lodewijk xiv, de linkerhelft in Lodewijk xvi stijl is versierd; de tuinkoepel is gedecoreerd met rocaillemotieven. Het rechterdeel van de gevel vindt het hoofdmoment in het middenrisaliet, dat boven het venster rijk gedecoreerd is en bekroond wordt door de door voluten geflankeerde dakkapel. Het alliantiewapen (van Loosen-Bontekoning) boven het middenvenster correspondeert met een wapenschild waarop een Neptunusfiguur is voorgesteld en dat door een forse vrij gebeeldhouwde kroon gedekt wordt. De dakkapel wordt door balustraden verbonden aan de sierlijk gedecoreerde hoekstukken met vazen, waarin de hoeklisenen uitklinken, in de vazen op de nok van het gebroken dak nog eenmaal herhaald in soortgelijke motieven. Voor de borstwering voert een stoep met versierde treden en een oorspronkelijke ijzeren leuning naar de ingang, waarin de oude deur in de xixe eeuw door een karakterloze nieuwe werd vervangen. De smallere linkerhelft van het pand toont een dergelijke indeling in de strakkere vormentaal van het Lodewijk xvi. De gevel is niet meer geleed doch wordt slechts door de drie, noodwendig vrij hoge en smalle vensters in drie traveeën gedeeld, waarboven de dakkapel en de balustrade, die tussen twee vrij zware hoekstukken met Lodewijk xvi vazen gevat is, een wat geforceerde repliek van de rechterhelft vormen. De vaas op de nok van het tentdak is gelijk aan die van de rechterhelft. Ga naar margenoot+ Het inwendige bevatte volgens een opmetingstekening van 1890 een thans nog aanwezige, smalle gang met ter weerszijden twee vertrekken, waarvan die aan de rechterzijde door vleugeldeuren verbonden waren. Het trappenhuis scheidde voorts ter rechterzijde deze vertrekken van een ruim woonvertrek met een schouw en een buffet. Links bevonden zich achter een binnenplaats nog twee slaapvertrekken met vensters in de zijgevel. Slechts het voorste gedeelte van het huis werd behouden; het trappenhuis is op een gedeelte van de binnenplaats gekomen, de gang leidt thans naar de nieuwe aanbouw. In het sous-terrain werd dezelfde scheiding gemaakt en werden een eetkamer met een bedstede benevens een mangel- en diverse provisiekamers verwijderd. De indeling van het voorhuis bleef vrijwel bestaan. Uit de tekening | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
blijkt vervolgens dat de linkergangmuur aanmerkelijk dikker is dan de overige wanden. De nog aanwezige oude vertrekken op de belétage ter rechter en ter linkerzijde zijn toegankelijk van de smalle gang uit door middel van een viertal oude vleugeldeuren in gezwenkte omlijsting. De gang is versierd met stucwerk dat in de supraporten in hoog relief voorstellingen van goden van handel en zeevaart geeft. De tussenliggende wandvlakken zijn in panelen verdeeld met vruchtornament, terwijl in het plafond van het voorste gedeelte van de gang bijpassend Lodewijk xiv ornament is aangebracht. Helaas is het plafond bijgewerkt en is alle stucwerk met verf bedekt; het oude houtwerk is in imitatie houtkleur geschilderd. De vertrekken rechts zijn verbonden door een gesneden vleugeldeur in gezwenkte omlijsting in rijke Lodewijk xiv vormen. De achterkamer bevat een schouw met zwart en wit marmeren mantel en overdadig gesneden omlijsting, pl. XXIX-53, die helaas wederom met een dikke laag olieverf in een onooglijke kleur is geschilderd. In het midden is een schilderstukje met mythologische voorstelling gevat, gemerkt P. ter Westen, groot 157 × 124. De wanden van beide kamers zijn boven een lage lambrizering bespannen met donkerrood velours d'Utrecht, pl. XXXI-61, 62. Ter weerszijden van de schoorsteen in het achterste vertrek zijn achter beklede deuren twee halfronde servies-kasten ingebouwd waarvan het interieur en de planken met gesneden ornament bewerkt zijn, bijpassend bij de schouw. Het plafond in deze kamer heeft de oude indeling behouden met verdiepte middenpartij; de vlakken zijn echter met slap modern ornament beschilderd. Het vertrek aan de linkerzijde heeft boven een lage lambrizering panelen met goudleer behang, dat naar van arkel en weissman in 1890 op de achterzijde lazen, de naam van Santen 1742 draagt, (cf. Weeshuis, Regentessekamer) en uit de tuinkamer afkomstig zou zijn. De houten schoorsteenboezem, rustend op twee wit marmeren wangstukken, is ook hier rijk versierd met rococo-snijwerk; het schilderstuk in het midden (132 × 113) met een allegorie op de vrede is gemerkt M. Terwesten 1742. De trant van het ornament is zeer verwant aan die van de schouwen in het Ger. Weeshuis die blijkens rekeningen van de hand van François Absiel zijn. De kastdeuren tegen de buitenmuur zijn bij de verbouwing in 1893 aangebracht en waarschijnlijk afkomstig uit het toen afgebroken gedeelte van het huis. Het plafond behield ook hier de oude indeling met een verdiept middenveld, waarin de schildering bij een restauratie sterk opgehaald is. De koepel staat ter zijde van het huis en is door een portaal daarvan gescheiden, datGa naar margenoot+ van de straat af toegankelijk is door een hardstenen poortje met vernieuwde bekroning. Rechts van de koepel wordt de gevelgroep afgesloten door een laag hardstenen muurgedeelte met geornamenteerd kuifstuk. De koepel is in dezelfde trant als het hoofdgebouw ontworpen met een lage borstwering, grote vensters en een rijk geornamenteerde kroonlijst met hoekvazen. Inwendig bevat de koepel een onregelmatig rechthoekig vertrek doordat aan de straatzijde een driezijdige erker is gevormd en aan de achterzijde ter weerszijden van een venster inwendig twee hoeken zijn afgetimmerd. In de ruimten daarachter bevinden zich links een buffetkast met opschuifbaar luik en rechts een toiletruimte. De overblijvende zijden van de achthoek bevatten de toegangsdeur van het vertrek en de stookplaats, die omgeven is door een grijs marmeren schoorsteenmantel. Het gehele vertrekje is betimmerd en gedecoreerd met sierlijke rococo motieven en is sinds kort | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wederom in de oude kleur blauw met verguld geschilderd. Het plafond is in het midden verdiept binnen een zware lijst die met de kroonlijst van de wanden verbonden is door twee medaillons met geschilderde antieke busten met lauwerkransen. Het middenvak geeft een uitzicht in een wolkenhemel weer met zwevende engeltjes, die bij de restauratie nogal opgehaald zijn. In de tuin staat een hardstenen voetstuk in Lodewijk xiv trant, xviiia. Ga naar margenoot+ Uit de ornamentvormen van de verschillende onderdelen valt te concluderen dat men begonnen is het rechterdeel te bouwen in Lodewijk xiv stijl, die hier omstreeks 1740 nog in zwang was. Daarbij passen stilistisch uitstekend de beide schouwen waarvan er één 1742 is gedateerd en het goudleer in de linkervoorkamer dat ook het jaartal 1742 zou dragen. De voorgevel van het linkerpand moet einde xviiie eeuw gedateerd worden en kan samenhangen met de alliantie van de families Snouck en van Loosen in 1793. Het komt aannemelijk voor dat omstreeks 1740 het rechterpand nieuw gebouwd is tegen een bestaand pand aan, dat de breedte van de latere linkerhelft van de gevel had. Inwendig zou dit pand dan toen reeds bij het van Loosenhuis getrokken kunnen zijn, waarna omstreeks 1790 dat gedeelte vernieuwd werd. De koepel kan kort na de voltooiing van het rechterdeel opgetrokken zijn, daar deze de rococo-trant vertoont, die zich ook reeds in de schouw in de linker kamer voordoet. De Stichting bezit de volgende schilderijen: Ga naar margenoot+ portret van een heer; borstbeeld, de handen onzichtbaar, kanten kraag; Holl. School ca. 1640, doek 64 × 56; portret van een heer, ter halverlijve naar rechts gewend; in de rechterhand een stempel met het wapen van Amsterdam; Holl. School einde 17e eeuw; doek 83 × 67; portret van een dame, ter halverlijve naar links gewend; Holl. School einde 17e eeuw, doek 83 × 67; portret van een heer, lid van de familie bontekoning, ter halverlijve n.r. in geschilderd ovaal, gem. l.o.m.a. delferia en r.o. fb.k (bontekoning) 44 jaer 1699; doek 91 × 79; portret van een dame, lid van de familie bontekoning, id. n.l. gewend in geschilderd ovaal, gem. l.o.m.a. delferia en r.o. gemon. hbk (bontekoning) 44 jaer 1699; doek 91 × 79; portret van een heer, ter halverlijve n.l. gewend, gezeten in een fauteuil, op de achtergrond nissen; Holl. School 18e eeuw, doek 37,5 × 31; portret van een dame, ter halverlijve, n.r. gewend in de linkerhand een roos, in het wit gekleed, zwarte armbanden; achtergrond gordijn en landschap. Holl. School 18e eeuw, doek 37,5 × 31; familiegroep, man, vrouw en twee kinderen, bij een tafel waarop een inktstel, links een stoel; achtergrond architectuur met een beeld. Pastel op papier, Holl. School 18e eeuw, 49 × 62; rustend jager in een bos; de tweede jager verzorgt het wild, twee honden. Gem. l.o. p. de goeje 1817, doek 56 × 69; heer op een bank voor zijn woning. Hij is gezeten onder een boom, voor hem een man met een mandje waarin meloen; bij hem een hond, achtergrond weide met vee en in de verte heuvels. Doek 57 × 69,5 door p. de goeje, xixa. portret van een dame, kniestuk, zittend in een fauteuil naar rechts gewend, in de rechterhand een waaier; op de tafel een inktstel en een boek, links op de achtergrond een gordijn en rechts een zuil. In het midden een landschap, gem. l.o. j.a. kruseman 1850, doek 145 × 115; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE GLASZ-STICHTING is gevestigd in een blijkens het inschrift op een gevelsteen,Ga naar margenoot+ in 1792 herbouwd pand aan de Paktuinen 75. Het hoofdpand is een sober woonhuis met grote vensters door roeden volgens de stijl van het einde der xviiie eeuw verdeeld; de oude deur heeft een klopper. De gevelsteen vermeldt: dit huis in 1712 door dirck glasz tot een liefderijk einde geschikt, is vernieuwd in 1792. Inwendig is de indeling uit de bouwtijd vrijwel gehandhaafd. Door een steeg ten Westen van het pand bereikt men een binnenterrein waaraan een rijtje schilderachtige fundatiewoningen gelegen zijn, waarschijnlijk uit dezelfde tijd als de herbouw van het pand aan de Paktuinen.
DE STICHTING DE VRIES, Westerstraat 73, is in 1849 gevestigd in een xviiie eeuws woonhuis, en wordt onder woonhuizen behandeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woon- en pakhuizenBij de beschrijving derwoon- en pakhuizen gaat de oneven zij de vooraf aan de evenzijde.Ga naar margenoot+ Vensters worden slechts vermeld indien de oude indeling bewaard is. Van de puien wordt eveneens aangenomen dat ze gewijzigd zijn. Indien niet anders vermeld, zijn de gevels uit baksteen opgetrokken.
Bagijnestraat 3 heeft een halsgevel, xviiib, van een type, dat in Enkhuizen sedert hetGa naar margenoot+ midden der xviiie eeuw herhaaldelijk voorkomt, (vgl. Westerstraat 68, Breedstraat 44, Prinsestraat 5). Boven de begane grond waarin de deur, die in het midden staat, door houten lijstwerk omgeven is, vormt een lage verdieping de overgang naar de smalle hals die geflankeerd is door bakstenen klauwstukken met een verdiept veld en hier bekroond wordt door een houten kuifstuk. De vensters behielden alle de oude roedeverdeling. Voor de gevel een stoep van marmeren tegels. Aan de vrijwel geheel modern bebouwde van Bleiswijkstraat staan twee oude panden:Ga naar margenoot+ van Bleiswijkstraat 68 heeft een vrij gaaf bewaarde bescheiden puntgevel met toppilaster, xvii. van Bleiswijkstraat 70 bezit een dergelijke gevel doch gepleisterd en van een nieuwe rollaag voorzien, xvii. De huizen van de Bocht vormen met die van het Zuiderspui een aaneengesloten reeksGa naar margenoot+ die aan de uiterste zuidelijke rand van de stad de afsluiting vormt van de bebouwing en van de zee uit gezien het aspect van de stad bepaalt, pl. XXXIII-66. Doordat de nokrichting grotendeels evenwijdig aan de gevels loopt, wordt een tamelijk gesloten bedaking gevormd. De eerste reeks panden, eenvoudige woonhuizen grotendeels uit de xviiie eeuw, vormt aan de straatzijde een vrij gave gevelwand. Bocht 11/13 is een eenvoudig xviie eeuws huis met ruime winkel beganegronds, waarin een groot gekoppeld deur- en vensterkozijn was gevat, dat bij de restauratie in 1943 vernieuwd en van roedeverdeling en toogdeur voorzien werd. De ovale vensters op de verdieping werden bij die gelegenheid als lichtopeningen hersteld; een keldertoegang met vlechtingen in het boogveld moest uit practische overwegingen gedicht worden. Bocht 15, eenvoudige, volgens de jaartallinten 1683 gedateerde gevel met rechte kroonlijst, die in 1939 gerestaureerd werd. Begane gronds waren vier xviiie eeuwse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vensters met roedenverdeling aanwezig; in plaats van een van deze werd een passende deur met omlijsting aangebracht. Bocht 6, eenvoudige gevel, xviii, bevat een gevelsteen met een ooievaar. Ga naar margenoot+ Aan de Breedstraat, oorspronkelijk de zeedijk, staan verspreid, diverse oude panden. Breedstraat 27 heeft een eenvoudig puntgeveltje met toppilaster op kopje, xvii. De pui is gewijzigd. Breedstraat 41, laatgothische gevel, xvib, opgetrokken uit baksteen met natuurstenen speklagen, pl. XXXIII-65. De drie traveeën zijn overspannen door geblokte segmentbogen, met uitzondering van de middelste travee beganegronds die iets smaller is en door een korfboog gedekt wordt. Waarschijnlijk was hier oorspronkelijk de toegangsdeur geplaatst. De bogen zijn geprofileerd met een tweevoudig holprofiel; de middelste beganegronds heeft een breed holprofiel. Op de verdieping vormt het buitenste profiel in de vensterdammen een overkraging. De top die opnieuw van gekanteelde trappen is voorzien, heeft minder diepe nissen, eveneens door segmentbogen gesloten. De vensters zijn alle van moderne kozijnen voorzien; de deur, xviiib, heeft aardig snijwerk. In het inwendige zijn slechts enkele xvie eeuwse balksleutels bij herhaalde verbouwingen gespaard; de kap is vrij jong, xviii. Breedstraat 43, pl. XXXIII-65, behield slechts in de begane grond van de gevel de hoge nissen waarvan evenals bij nr. 41 de middelste anders geprofileerd is dan de beide buitenste. In de dammen en dagkanten zijn natuurstenen speklagen aangebracht, in de boogsluitingen blokken. Deur, snijraam en omlijsting xviiid-xixa. Breedstraat 45 heeft een in Lodewijk xiv stijl gesneden huisdeur, xviiia. Breedstraat 51 bezit een eenvoudige brede gevel met gladde hoekpilasters en middenrisaliet xixa; deur uit de bouwtijd. Voor het huis is een stoep met marmeren tegels, evenals vóór de overigens niet belangwekkende gevel van nr. 49. Tuinkoeopel van nr. 51 zie Hoogstraat. Voorbij het Stadhuis en de Zwaanstraat hebben Breedstraat 61 en 63Fig. 20. Enkhuizen Breedstraat 121
eenvoudige laat xviiie eeuwse gevels. Nr. 61 is in 1949 hersteld met roeden in de vensters en behield de marmeren tegelstoep; nr. 63 heeft een omlijste deur uit de bouwtijd. Breedstraat 69 is een geheel vrij gelegen, breed laag woonhuis, xix, met zeer grote, door roeden verdeelde vensters. Breedstraat 95 en 97, hoogst eenvoudige pandjes met puntgeveltjes, xviii, waarvan nr. 95 is gepleisterd. Breedstraat 101 heeft een dergelijk eenvoudig geveltje, xvii. Breedstraat 121, fig. 20, pl. XXXVIII-75, is een gaaf behouden, ruim woonhuis, ‘In de Eendracht’ genaamd, dat met zijn hoog pannendak ver boven de omgevende nederige huisjes uitsteekt. Het huis dateert volgens een steen in het fries van 1640; van de bestemming is niets bekend. In 1930 werd het door de Vereniging Hendrick de Keyser, wier eigendom het is, uit- en inwendig gerestaureerd o.l.v. architect A.A. Kok te Amsterdam. De bakstenen gevel, eindigend met hoge top in trapvorm, is met natuurstenen blokken aan de hoeken, neggen, treden en aan de toppilasterverlevendigd. Boven de xviiib-xixa gewijzigde en van vensters met roedenverdeling voorziene pui, wordt de gevel gedragen door een puibalk en fries, waarin het sierlijke jaartalcartouche en twee | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoekstenen met brullende leeuwen gevat zijn. Tussen de vensters op de verdieping is een grote steen aangebracht met de Hollandse Leeuw en ‘in de eendracht’. De ontlastingsbogen boven de vensters hebben een kopje als sluitsteen; in de strek van het topvenster is een dergelijk kopje, dat tevens als draagsteen van de lange geblokte toppilaster dienst doet. Inwendig is het voorhuis door een balkenzoldering op gesneden consoles gedekt; de wanden zijn met tegels bekleed. Rechts is boven de kelder een opkamer, toegankelijk langs een trapje van drie treden en een deur, omlijst door twee gecanneleerde eiken pilasters met vernieuwde kapitelen. Links leidt een gang tussen twee door dergelijke pilasters gevormde poortjes naar het achterhuis, waar thans de trap naar de bovenverdieping ligt. De tussenkamer is slechts verlicht door middel van grote ruiten in de schotten en heeft een oude schouwmuur met gesneden raveling en bedsteden. Breedstraat 32, pl. XXXVI-72, xviie eeuws pand met sierlijk trapgeveltje vanGa naar margenoot+ het z.g. Haarlemse type met even uitstekende kant-, neg- en strekblokken en kleine voluut en hoornvormige klauwstukken. In 1948 werd het pand grondig gerestaureerd door de Vereniging Hendrick de Keyser, wier eigendom het is. Onder de door een knorlijst versierde puibalk wordt de pui door vier zware stijlen, waarop geornamenteerde consoles zijn aangebracht, in drieën gedeeld. Ter halverhoogte werden deze vakken door een kalf gedeeld, dat in het middelste vak van gestoken ornament voorzien was. De pui werd bij de restauratie nauwkeurig gereconstrueerd; alleen de consoles konden in oorspronkelijke toestand behouden blijven. In het fries wordt op twee gevelstenen het jaartal Anno 1623 aangegeven; een derde gevelsteen stelt een zeilend schip voor. De toppilaster rust op een kopje in de strek boven het vlieringluik; terzijde daarvan de voor Enkhuizen typerende kleine getoogde openingen Breedstraat 38 heeft een eenvoudige halsgevel, xviii. Breedstraat 40-42, Lutherse Kerk en pastorie vormen een brede rechtafgesloten gevel met attiekverdieping, xix; de gevel wordt door pilasters in twee delen gescheiden. Rechterdeel zie Lutherse Kerk. De pastoriegevel heeft een brede toegangsdeur met stoep, omlijst en versierd met snijwerk in Lodewijk xiv trant, waarschijnlijk midden xixe eeuw. Breedstraat 44, kosterij en vergaderzalen der Lutherse Gemeente, zijn gevestigd in een pand met een bakstenen halsgevel, met natuurstenen kuiflijst, hoekvazen en schouderlijsten, gedateerd mdccliii. De vleugelstukken met verdiept veld zijn geheel van baksteen vgl. Westerstraat 60, 66, 68, Bagijnestraat 3 enz. Breedstraat 46 heeft een hoogst eenvoudige halsgevel met verdiepte klauwstukken en houten fronton, xviii. Breedstraat 60 heeft een bescheiden gave trapgevel met dergelijke vorm en detaillering van de top als nr. 121 en een stoep met stoepbankjes. In de cartouches boven het venster op de verdieping wordt het bouwjaar 1643 aangegeven. De pui is in de xviiie eeuw gewijzigd en behield de roede-indeling van de vensters en de deuromlijsting uit die tijd. Het fries is versierd met gebeeldhouwde stenen met voorstellingen van schilddragende leeuwen en een varend schip. Het venster op de zolderverdieping heeft een geblokte boog met een kopje als sluitsteen; om het topvenstertje is curieus bandornament aangebracht, waarbij het kopje onder de toppilaster als sluitsteen dienst doet. Tegen de toppilaster klauwstukjes. Inwendig enige xviiie eeuwse be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
timmeringen; de indeling met lange gang en trap tussen de twee kamers zal eveneens xviiie eeuws zijn. Het pand is gemeentelijk eigendom en in 1948 gerestaureerd. Breedstraat 66 is een dubbel herenhuis met eenvoudige bakstenen gevel en sobere deuromlijsting, xviii; voor de gevel een stoep met ijzeren scheidingshekken. Inwendig bevat de gang stucwerk, xviiia, met een gekroond, door herhaaldelijk overwitten onduidelijk geworden alliantiewapen en genrevoorstellingen. Breedstraat 70 heeft een eenvoudige brede gevel als nr. 66; de roeden in de vensters xviii zijn hersteld. Breedstraat 90 heeft een eenvoudig topgeveltje met toppilaster, xviiib. Breedstraat 102 heeft een trapgevel van hetzelfde type als nr. 60 en 121, met jaartalcartouche 1619. De houten pui is gedeeltelijk behouden en in de xixe eeuw van nieuwe vensters en deur voorzien. Boven het fries waarin twee maskerstenen zijn gevat, verrijst de weinig versierde top met een venster zonder negblokken en een lange toppilaster op kopje, waaronder het vlieringluik gedicht is. Breedstraat 156 bezit oude gevels, waarvan de zijgevel met een flauwe hoek op de voorgevel staat; deur met omlijsting in Lodewijk xvi trant. Breedstraat 162 heeft de xviiie eeuwse pui behouden; de top is in machinale steen vernieuwd en van het jaartal 1777 voorzien; de achtertop is gaaf. Breedstraat 166 tenslotte behield een fries, xvii, met twee forse leeuwemaskers en een wapensteen, de Wit?’ Ga naar margenoot+ Aan de Dijk, ontstaan langs de in 1542 tot haven uitgediepte voormalige gracht, bleven weinig oude panden bewaard, onder welke evenwel de overrijk versierde, slechts één verdieping hoge natuurstenen gevelgroep van het Snouck van Loosenhuis, (nr. 34), dat omstreeks 1740 gebouwd werd, van verre de aandacht trekt. Daar het huis door de laatste afstammelinge der familie met een liefdadig doel werd gelegateerd, is het gebouw onder Liefdadige Instellingen beschreven (blz. 73). Dijk 72 heeft een smalle gevel, gedragen op een met knorren gesneden puibalk en fries waaronder de moderne pui is aangebracht, die gedeeltelijk beneden het straatniveau is gelegen. In het fries zijn twee leeuwenmaskers en een pentagram gevat, embleem van de voormalige brouwerij ‘de Vijfhoek’. Boven de thans moderne vensters van de verdieping is de zeer brede boogtrommel met sierlijk ornament gevuld. Opmerkelijk zijn twee kleine ronde openingen met vierkante natuurstenen omlijsting, waarboven opnieuw een fries loopt met twee voluutstukken en jaartalstenen Anno 1646. Voorbij het Venedië is een drietal pakhuizen gedeeltelijk behouden; twee zijn er door bepleistering geschonden; één verloor bovendien de top. Dijk 80, het hoekpand, heeft twee in Enkhuizen zeldzaam voorkomende gekoppelde venster- en deurkozijnen. De top, waarvan de beëindiging verminkt is, heeft trappen en kwartcirkelvormige overgangen. In de ankers werd oudtijds het jaartal 1565 gelezen. De achtergevel is puntvormig beëindigd. Dijk 82, het middelste pand van het drietal, is door bepleistering en het aanbrengen van willekeurig geplaatste kozijnen sterk verminkt. Slechts twee leeuwenstenen en een gevelsteen met een oorlogsschip in het fries bleven voor pleisteren gespaard. Dijk 84, volgens een jaartalcartouche uit 1613, bestaat uit een hoge beganegrond, een volledige verdieping en een vrij lage kap met trapgevel. De gevel van de verdieping is gevat tussen natuurstenen banden; een eenvoudig bakstenen fries accen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tueert de basis van de topgevel. In de top een venster met geblokte ontlastingsboog en hijschbalk; ter zijde twee smalle rechthoekige lichtopeningen. De geblokte toppilaster rust op een kopje boven een cirkelvormige opening. Aan de treden hoekblokken, waarvan die ter hoogte van de vensterboog doorgetrokken zijn als band. Zie Stadsherberg, blz. 41.Ga naar margenoot+ Harpstraat 2/4, twee pakhuisgevels waarvan de ene geheel bepleisterd is en twee aardigeGa naar margenoot+ gevelstenen bevat met de voorstelling van een boogschietende jongen en twee lezende meisjes xviia (het jongensspel en het meisjesspel?), in N.H. Oudheden in de Bagijnestraat 15 vermeld. De andere behield de oorspronkelijke baksteen in het gezicht en is in puntvorm beëindigd met een trede halverwege en een toppilaster op kopje, xvii. Hoogstraat 20 heeft een geheel bakstenen tweelinggevel met fries, waterlijsten enGa naar margenoot+ toppilaster als beëindiging van de trapvormige top xviia. De vensters zijn later van een roedeverdeling met kleine ruitjes voorzien; het rechtertopje behield een oud kruiskozijn. De linkertop is in machinale steen vernieuwd. Voorts ligt aan deze straat een tuinkoepel van Breedstraat 51, xixa. Kaasmarkt 4, Hotel Oranjezaal, is samengesteld uit drie inwendig vertimmerde xviieGa naar margenoot+ eeuwse woonhuizen, waarvoor in de late xviiie of begin xixe eeuw een voorbouw is opgetrokken met op de verdieping een op kolommen overgebouwde zaal, ter breedte van het middelste pand. Kaasmarkt 13 heeft een halsgevel met bakstenen klauwstukken met verdiept veld, gedateerd 1817. Kade 2-5, eenvoudige lage panden uit lichtgele baksteen opgetrokken xviii, die bijGa naar margenoot+ het belendend Museum-complex getrokken zullen worden, daar ze een gedeelte vormen van de bebouwing, die aan drie zijden de binnenhof omsluit ten Zuiden van de O.I. pakhuizen. Karnemelksluis 13 heeft een eenvoudige vernieuwde puntgevel met toppilaster, oorspronkelijkGa naar margenoot+ xviib. Hoekperceel Peperstraat 13, zie aldaar. Karseboomstraat 3, dadelijk achter het belangrijke pand ‘In de Eendracht’, BreedstraatGa naar margenoot+ 121, heeft een bescheiden gave trapgevel met bakstenen waterslagen en natuurstenen dekplaten en kraagsteen onder de toppilaster. De boogtrommel boven het venster op de verdieping is versierd met vlechtingen in rode en gele baksteen. De gevel is in 1951 gerestaureerd. Karseboomstraat 2, eenvoudige halsgevel xviiib. Koltermanstraat 1, zie Westerstraat voorbij de Westerkerk, blz. 91.Ga naar margenoot+ Korte Baanstraat 2 heeft een puntgeveltje met toppilaster, xviib.Ga naar margenoot+ Melkmarkt 2, belendend aan het hoekpand Westerstraat, heeft een eenvoudige gevelGa naar margenoot+ van gele baksteen met ingezwenkt bovengedeelte afgesloten door een rechte kroonlijst. Een jaartalsteentje vermeldt het bouwjaar 1737. De Nieuwstraat, in 1544 ontstaan door het dichten van een deel van de oudste haven,Ga naar margenoot+ levert aan de oneven zijde enige bescheiden oude pandjes op. Nieuwstraat 3 heeft een gladde bakstenen gevel met hoekpilasters xviiic, afgesloten door een rechte kroonlijst op gesneden consoles in Lodewijk xv trant. Nieuwstraat 7, een klein pakhuis, heeft een halsgevel waarin boven het zolderluik een rond venstertje is, xviiib. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwstraat 9, een hoogst eenvoudig gepleisterd puntgeveltje, met toppilaster, wellicht ook xviii. Nieuwstraat 17, iets royaler pand met onlangs ontpleisterde gevel; de zijgevel is met een flink overstek uitgebouwd, xviia. Nieuwstraat 8 heeft een nieuwe gevel waarin enkele oude kopjes geplaatst werden. Nieuwstraat 14 heeft een zeer eenvoudig topgeveltje met vlechtingen en bezit in het inwendig enkele oude balksleutels, xvii. Ga naar margenoot+ Oosterhavenstraat hoek Zwaanstraat heeft een geverfde halsgevel, xviii. Ga naar margenoot+ Oosterhaven 2, topgevel met fronton, xviii. Ga naar margenoot+ Oude Gracht 29, heeft een puntgevel met toppilaster op kopje, xviib. Ga naar margenoot+ De Paktuinen zijn ontstaan bij het graven van de Oude haven in 1542. Paktuinen 23, thans door een nieuw pand vervangen, was een breed laag pand dat in 1945 door brand geteisterd werd; de grote gebeeldhouwde consoles, xviia, waar de zoldering op rustte, zijn gespaard en worden te Enkhuizen bewaard. Bij dit huis behoorde een gebeeldhouwd natuurstenen poortje, dat, na aanvankelijk door de eigenaar verkocht te zijn, door liefhebbers gered werd en thans in de Fragmenten-uitbouw van het Rijksmuseum te Amsterdam ingemetseld is, pl. XXXVIII-78. De benedenbouw van het poortje is vrij eenvoudig; op de basementen en de sluitsteen zijn leeuwenmaskers aangebracht. Overigens is alle versiering saamgetrokken op de bekroning en het fries, waarin op cartouche stussen een mannen- en een vrouwenkop Anno 1625 is te lezen benevens de letters d.b.n.e.a.d.s.p.f.d.q.s.u.e.u.s.s.t. wat zou betekenen ‘Die benijdt een ander sijn profijt, die quelt sijn vlees en verslijt sijn tijd’. Het opzetstuk wordt gevormd door twee hoorns van overvloed, die een cartouche omsluiten waarop een krijgsman en een thans beschadigde vrouwenfiguur, volgens N.H. Oudh., met een anker en een vogel (de Hoop) zijn voorgesteld. Als bekroning fungeert een boldragende leeuw. Paktuinen 51 heeft een eenvoudig bakstenen puntgeveltje met toppilaster, xviib. Het terugliggend pakhuis, dat met de voorgevel aan de thans gedempte Oude Haven lag, behoorde aan de West-Indische Compagnie en is onder Openbare Gebouwen beschreven (blz. 31). Ook het pand nr. 75 is elders beschreven, daar het een Oudeliedenhuis is (blz. 77). Aan de havenzijde staat een pakhuis, vrij van belendingen, dat uit de xviiie eeuw kan dateren en aan de waterzijde oude tweelichtskozijnen heeft. De voorzijde is later nieuw opgemetseld, waarschijnlijk na inkorting. Ga naar margenoot+ Peperstraat 13 bezit een geverfde halsgevel met natuurstenen fronton en rond topvenster, xviiia. In de zijgevel aan de Karnemelksluis staan twee gevelstenen, waarvan de ene de letters c.i.n.b. te lezen geeft, de andere een os voorstelt met onderschrift: den vetten os. Ga naar margenoot+ Prinsestraat 5 heeft een eenvoudige bakstenen halsgevel met gemetselde, even verdiepte klauwstukken, als Westerstraat 66, 88, Begijnestraat 3 e.a. midden xviiie eeuw; de vensters in de pui zijn iets gewijzigd. Prinsestraat 19 is een zes traveeën breed woonhuis met rechte kroonlijst en breed dakvenster, xviii. De vensters op de verdieping hebben de oude roedeverdeling behouden; die in de begane grond zijn xixa gewijzigd. Prinsestraat 21 heeft een eenvoudig bakstenen topgeveltje met vlechtingen en treden ter halver hoogte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prinsestraat 23, heeft eveneens een eenvoudig geveltje met rechte kroonlijst xviiib, in welks vensters de oude roeden behouden zijn. In de zijgevel een gevelsteen met opschrift: 't wort staat vast. Prinsestraat 6, met lage puntgevel waarin vlechtingen en treden ter halver hoogte zijn aangebracht, xviiib. Prinsestraat 10 heeft een iets hogere gevel; langs de zijden vlechtingen en een trede ter halver hoogte, in top een pilaster op kraagsteentje, xviib-xviiia. Prinsestraat 12 heeft een dergelijk geveltje als nr. 10, zonder toppilaster. Gevelsteen met opschrift de keizers croon. H.J. Schimmelstraat 12 heeft een trapgevel van rijzige vorm met bakstenen lijsten,Ga naar margenoot+ dekplaten en toppilaster op bakstenen kraagsteentje, xvii. De pui en vensters werden in de loop der xviiie eeuw gewijzigd. De gevel is in 1951 gerestaureerd. St. Jansstraat, naast nr. 1 staat een bakstenen puntgevel met vlechting en treden terGa naar margenoot+ halverhoogte, xviii. St. Jansstraat 9, gildehuis van de bakkers, werd elders onder openbare gebouwen beschreven (blz. 41). St. Jansstraat 43, op de hoek van het Venedië heeft een geheel bakstenen trapgevel met tandlijst als waterslag; het zolderluik en de hijshaak stempelen dit pand tot een pakhuis. Zij- en achtergevels zijn evenals het inwendige sterk verbouwd. Op de hoek een steen met de markant gehouwen kop van een brullende leeuw. St. Jansstraat 12, bakstenen halsgevel, xviii. De Torenstraat die zijn naam ontleent aan de Zuidertoren, welke juist in de as vanGa naar margenoot+ deze straat ten voeten uit oprijst, heeft nog verschillende oude gevels behouden: Torenstraat 11 is een gaaf hoekpand, xvii, met bakstenen topgevel. De indeling van de pui bleef grotendeels bewaard: de top met drielichtkozijn heeft natuurstenen lijsten en dekplaten, en een lange toppilaster op kopje. Torenstraat 6, nog aan het Zuiderkerkplein staande, heeft een in 1947 gerestaureerde smalle trapgevel met bakstenen waterlijsten en afdekkingen en lange toppilaster boven een getoogd zolderluik, xviia. De vensters van de begane grond en eerste verdieping werden bij de restauratie van roeden voorzien, de deuromlijsting werd verrijkt. Torenstraat 20 op de hoek van het ‘Doornenkroontje’ heeft een trapgevel met bakstenen waterlijst en natuurstenen dekplaten en kopje onder de toppilaster. In het fries boven de gewijzigde pui is op een cartouche het bouwjaar 1689 vermeld. Ter weerszijden van het venster op de zolderverdieping zijn ovale spaarvelden aangebracht in de top een rond venster. Het inwendige is verbouwd. Torenstraat 38, een pand met volledige verdieping en trapgevel xviia, heeft een gave gevel met xviiie eeuwse pui. In de top die op een houten balk wordt opgevangen, is het baksteenwerk verlevendigd met natuurstenen blokken in de bogen en aan de treden; de toppilaster rust op een kopje, dat tevens als sluitsteen in de boog boven het topvenster fungeert. Torenstraat 40, heeft een lage gevel met schilddak en rijkbewerkte dakkapel boven een rechte kroonlijst met gesneden consoles, alles in vroege Lodewijk xv trant, xviiib. Boven de deur en de twee brede vensters met oude roeden zijn de strekken flauw gebogen evenals in de lage nissen van de blinde zone er boven. De deur waarboven een xixa snijraam is aangebracht, geeft toegang tot een lange gang met stucwerk versierd, nader te beschrijven onder Westerstraat 73. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Torenstraat 42. Dit pand met driezijdig uitgebouwde gevel had oorspronkelijk ook slechts een beganegrondse verdieping en werd in 1945 op smaakvolle wijze verhoogd met een volle verdieping; de omlijste ingangsdeur in bijpassende xviiie eeuwse trant werd bij die gelegenheid aangebracht. Boven de nieuwe verdieping werden de gootlijst en de dakkapel nauwkeurig herhaald; de laatste is versierd met enig snijwerk, xviiic. Ga naar margenoot+ De Vissersdijk is een van Enkhuizens oudste straten langs de voormalige Vissershaven doch heeft nog slechts één oud pand bewaard. Vissersdijk 44 heeft een, behoudens de pui, gave trapgevel met bakstenen waterlijsten en is volgens de gevelsteen in het fries in 1657 gebouwd. Ter weerszijden van het venster op de zolderverdieping vindt men de plaatselijk karakteristieke getoogde, hier vrij grote lichtopeningen. De treden van de top zijn gedekt door natuurstenen platen; de toppilaster rust op een kraagsteen met een mannenkop. Het pand is eigendom van de Vereniging Hendrick de Keyser. Ga naar margenoot+ Venedië 4, zie St. Jansstraat. Ga naar margenoot+ Vijzelstraat 69, 71, 73, een drietal eenvoudige pandjes waarvan twee een puntgevel en één een trapgevel, allen met toppilaster, hebben; allen gepleisterd, xviia. Vijzelstraat 56, gerestaureerd in 1947, heeft boven de nieuwe pui een breed fries met jaartalankers 1591, afgesloten door een dubbele lijst met vlechtwerk. De top in de vorm van een trapgevel is jonger en vrijwel gelijk aan de hierboven beschrevene aan de Visschersdijk, die van 1657 dateert. In de top sierankers. Vijzelstraat 58 heeft een eenvoudig puntgeveltje met vlechtingen, treden ter halver hoogte en een toppilaster. Ga naar margenoot+ Waagstraat 1 vlak achter de Waag heeft een eenvoudige vroeg xixe eeuwse gevel met rechte kroonlijst en dakkapel. De hoge smalle vensters begane gronds, zijn evenals die van de verdieping door roeden verdeeld. Waagstraat 8 heeft een eenvoudige bakstenen topgevel met vlechtingen en treden ter halve hoogte; in de top een pilaster op kraagsteen. Ook de achtergevel is gaaf. Waagstraat 22, eenvoudig pandje met laag topgeveltje met vlechtingen en toppilaster op kopje, xvii. Waagstraat 24, als voorgaande doch met zolderverdieping; in de top treden ter halver hoogte en een pilaster op kopje, xvii. Waagstraat 26 en 28 hebben toppen met in- en uitgezwenkte rollaag en enige treden, xviia. Ter hoogte van de goot een dubbele tandlijst en diverse sierankers. Het hoekpand werd in 1943 gerestaureerd waarbij in de zijgevel aan de Erwtenmarkt alle deuren en vensters vernieuwd werden; voor zover zij door bogen overspannen worden, waren deze aanwezig. Tevens werd daar een gevelsteentje met voorstelling van Fortuna aangebracht. Ga naar margenoot+ Het Waaigat is gegraven als verbinding tussen de Nieuwe- en Zuider Haven, tegenwoordig de Oude- en Buitenhaven geheten, waarvan de laatste grotendeels gedempt is. Volgens g. brandt kwam de verbinding in 1592 tot stand. Van de langs de haven gebouwde pakhuizen hielden twee prachtige exemplaren uit de eerste helft van de xviie eeuw stand, die een fraaie afsluiting van de oude stad vormen. Waaigat 16, pl. XXXIV-68, heeft een rijk behandelde gevel met brede natuurstenen banden doorregen over de volle hoogte van de gevel, natuurstenen lijsten, blokken en dekplaten aan de trappen van de top en geprofileerde blokken in de deels korf- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bogige ontlastingsbogen boven de vensters. De gevel wordt verticaal doorsneden door een serie van drie getoogde zolderluiken in houten omramingen in de middentravee, waartegen de geprofileerde waterlijsten met een kleine voluut uitlopen. De top met de bakstenen dekkingen schijnt gewijzigd te zijn. In de boogtrommels op de verdieping staan jaartalstenen met Anno 1620. De achtergevel is hier ook trapvormig en geheel in baksteen uitgevoerd; de ontlastingsbogen boven de oude kozijnen zijn deels korfvormig. In de top een drietal kleine getoogde lichtopeningen. Waaigat 18, pl. XXXIV-68, is een gecombineerd woon- en pakhuis geweest met een hoge bakstenen puntgevel met toppilaster en treden ter halver hoogte van de top. De deuromlijsting is xviii-xixa gewijzigd; op de verdieping een vierlicht kozijn. De achtergevel is met veel zorg uitgevoerd. In tegenstelling met de voorgevel zijn hier trappen en een pilaster aan de top aangebracht, voorts bakstenen waterlijsten en hoge ontlastingsbogen boven de vensters. Naast het toplicht en tussen de bovenste kozijnen wederom de kleine getoogde openingen. Inwendig begane gronds een gesneden schouw-raveling. De oude indeling is verdwenen. De Westerstraat, fig. 21, is van ouds de belangrijkste straat van Enkhuizen geweestGa naar margenoot+ en wordt gevormd door de oude weg die van het platteland ten Westen van de stad naar de haven leidde en de beide parochies verbond. De eerste functie is thans niet duidelijk meer daar de haven reeds in 1544 juist op dat gedeelte gedempt is, waar de Westerstraat uitmondt. De straat begint thans bij de Breedstraat en leidt Westwaarts, aanvankelijk tot de latere Nieuwmarktspijp, na 1590 door de uitbreiding heen tot de Westerpoort. Fig. 21. Enkhuizen, Westerstraat, Situatie der percelen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Westerstraat 1 heeft een geheel gepleisterd puntgeveltje met toppilaster, xvii. Westerstraat 5 heeft eenvoudige gave ingezwenkte halsgevel met houten ingezwenkt fronton xviiib. Westerstraat 7 heeft een in de top gewijzigde gevel van het vroege type met de klimmende pilasters, (vgl. Westerstraat nr. 118). In de ankers is de gevel 1592 gedateerd. De geledingen zijn gevat tussen lijsten, in dit geval van natuursteen, en worden ter zijde afgesloten door pilasters op kraagstenen. De tweede verjonging is later door een puntvormige beëindiging vervangen. De pui is xviib gewijzigd. Het zoldervenster wordt door een geblokte boog overspannen en is geflankeerd door de karakteristieke twee kleine getoogde lichtopeningen. Inwendig een dubbel houten binnenpoortje deels bekroond door een houten fronton en toegang gevend tot een met een houten tongewelfje gedekte gang, xvii. Westerstraat 9, pl. XXXIX-80, heeft een bakstenen trapgevel met volledige verdieping, voorzien van natuurstenen lijsten, dekplaten, kantblokken en ornamentstukken. De pui is modern; daarboven wordt de gevel gedragen op een gesneden lijst en een fries van baksteen vlechtingen met vijf gevelstenen, t.w. twee leeuwenmaskers, een met een wijnkan en twee rolwerkcartouches met het jaartal Anno 1614. Een zesde gevelsteen met het wapen der zeven provinciën is tussen de vensters van de eerste verdieping gevat. De vensters zijn allen gevat tussen natuurstenen vleugelstukken en vertonen cartoucheachtige vullingen met kopjes in de boogtrommels; ook de sluitstenen van de ontlastingsbogen hebben maskerkopjes, evenals het kraagsteentje onder de lange geblokte toppilaster. Op de verdieping een sierhaak voor uithangteken. Westerstraat 15, pl. XXXIX-79, moet deels een overblijfsel uit de xvie eeuw zijn. De begane grond blijft wegens een betonnen winkelpui buiten beschouwing. De gevel van de verdieping, deels in de kap, is met natuurstenen banden doorregen en vertoont een drietal geprofileerde nissen, waarin terzijde de oude vensteropeningen behouden zijn; in de middelste nis is een groot kozijn met roedenverdeling, xix, geplaatst. De geheel bakstenen top met trappen, gedekt door natuurstenen platen, en met een lange toppilaster is waarschijnlijk iets jonger, xviia. Westerstraat 17, pl. XXXIX-81, heeft een ingezwenkte halsgevel met siertrossen zoals die in dit gebied in de laatste decennia van de xviie eeuw in zwang is gekomen; de bekroning wordt door een segmentvormig fronton van natuursteen gevormd. Op het gevelvlak zijn bovendien enkele festoenen aangebracht die niet corresponderen met de vensters, en een oeil-de-boeuf-omlijsting. Een jaartalcartouche noemt het bouwjaar 1686. Westerstraat 51 heeft een zeer eenvoudig puntgeveltje, xviii. Westerstraat 57 heeft boven een gewijzigde gevel een attiek met ingezwenkt middendeel behouden en een blind wapenschild tussen voluten, xviiid. Westerstraat 65 is vooral van historisch belang, daar hier volgens de overlevering en een modern opschrift op een cementen lijst de geneesheer Paludanus leefde en in 1633 stierf. De gevel vertoont een xviiie eeuwse structuur en is versierd met gedeeltelijk xviie eeuwse onderdelen, zoals de leeuwenmaskers, de klauwstukken met dolfijnen, het festoen en de jaartalcartouches Anno 1659. Bij de herbouw moeten de deuromlijsting, de haakvoluutvormige klauwstukken op de eerste treden en de vazen op de tweede toegevoegd zijn, daar zij de stijl van het einde van de xviiie eeuw vertegenwoordigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Westerstraat 73 heeft een sobere rechtafgesloten gevel, xviii, waarin de rijk gesneden Lodewijk xv deur en bovenlicht opvallen, die reeds een eveneens rijk bewerkt interieur doen vermoeden. Het huis werd door de liefdadige stichting de Vries tot oudedamestehuis bestemd en in oorspronkelijke toestand bewaard. De lange gang, die doorloopt tot de Torenstraat (zie aldaar), heeft een plafond met Lodewijk xv stucwerk en in de vestibule een figurale voorstelling in stuc tegen de wand. In de tussenkamer een eenvoudige schouw, waarin een schilderstukje met een allegorische voorstelling; een vertrek aan de binnenplaats is van geschilderd behang voorzien met landschappen en stoffagefiguren en heeft een marmeren schoorsteenmantel. Westerstraat 75, pl. XXXIX-82, vertoont een nog volgens het xviie eeuwse type opgetrokken halsgevel. De natuurstenen klauwstukken, hoekvazen en bekroning spreken echter door de stijl van het ornament even duidelijke taal als het jaartal 1764. Onder de dorpels der vensters, waarvan alleen dat in de top de oude roeden behield, is het ornament bescheiden herhaald. Westerstraat 79, hoekpand aan de Melkmarkt, heeft een, behoudens de pui, vrij gave geheel bakstenen trapgevel xvid-xviia met waterslagen, dekplaten en lange toppilaster. Boven de pui duiden vier ontlastingsboogjes op een verdwenen vierlichtkozijn. Ter weerszijden van de vensters in de top de bekende getoogde en cirkelvormige lichtopeningen. Tegen de zijgevel aan de Melkmarkt een pothuis. Westerstraat 85 heeft een gevel met rechte kroonlijst en met een bijpassende dakkapel uit het begin van de xixe eeuw. Oude deuromlijsting en vensters met roeden op de verdieping. Terzijde is een bijpassende uitbouw van één verdieping, waarin een geschilderd schoorsteenstuk is bewaard met een allegorie en een supraporte met een eveneens allegorische voorstelling, xixa. Westerstraat 91, blijkens het alliantiewapen Buyskes-Verbruggen in de kroonlijst, kort na 1732 gebouwd (c. brouwer, Tweede Vervolg, blz. 75), heeft een druk versierde gevel in Lodewijk xiv stijl. De ingangspartij in de linkertravee van de vrij smalle gevel gelegen, is met het venster erboven omlijst en bekroond door gesneden ornamentwerk, dat herhaald wordt als lambrequins onder de vensters op de verdieping. Boven de sterk geprofileerde kroonlijst die in het midden verkropt is en waartegen gesneden consoles en het op een draperie rustend wapen aangebracht zijn, verrijst een forse dakkapel met klauwstukken en bekroond door een vaas met ijskegelmotieven. Inwendig liggen naast de ruime gang een reeks vertrekken, waarvan de voorste een schoorsteen betimmering en plafond bewaart in Lodewijk xvi trant; de tussenkamer bevat een schouw met spiegel en schilderstukje met allegorische voorstelling, Lodewijk xiv; in de achterkamer een verminkte Lodewijk xv schoorsteenmantel. Westerstraat 101 heeft een eenvoudig bakstenen puntgeveltje met vlechtingen, twee treden ter halver hoogte en een toppilaster, xvii. Westerstraat 111, zie Gereformeerd Weeshuis, blz. 70. Westerstraat 113, heeft een dergelijk geveltje als nr. 101, xviia, doch lager en met een smal fries in baksteen boven de gewijzigde pui; deuromlijsting met voluten xviiid. Westerstraat 121 is een ruim woonhuis geweest dat door een moderne winkelpui en nieuwe vensters verminkt is. De brede gevel is geleed door hoekpilasters en een midden risaliet en heeft rond het middenvenster der verdieping en aan de dakkapel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lodewijk xiv snijwerk. In het houten hekwerk voor het middenvenster zijn alliantiewapens aangebracht, waarvan de blazoenen echter verdwenen zijn. Wellicht is dit het huis van Simon Haak waarvoor in 1732 bouwvergunning werd verleend (c. brouwer, Tweede Vervolg, blz. 75). Westerstraat 125 is het voormalig Muntgebouw en wordt als zodanig bij de openbare gebouwen beschreven (blz. 28). Westerstraat 137 heeft een trapgeveltje met toppilaster op kopje en natuurstenen dekplaten, xviii. Westerstraat 143 heeft een topgeveltje met vlechtingen en treden ter halverhoogte, xviii. Westerstraat 145 is een pakhuis met een dergelijk geveltje als 143, xviib, met gekoppelde venster- en zolderluikkozijnen. Westerstraat 173 heeft een 1650 gedateerde gave trapgevel waarvan de pui, waarschijnlijk xixa, smaakvol gewijzigd is met behoud van de oude indeling. Daarboven verrijst, met als grondslag een breed glad fries met het jaartalcartouche 1650, de door de rustige verhoudingen opvallende geveltop, verlevendigd door natuurstenen lijsten en blokken aan de treden en boven het venster; de lange geblokte toppilaster komt vlak boven het zolderluikje neer op een gebeeldhouwd kraagsteentje. Inwendig is de indeling met een voorhuis gedeeltelijk behouden. Westerstraat 189 heeft een eenvoudige puntgevel met vlechtingen en toppilaster, xviii. Westerstraat 191 is boven een glad fries trapvormig beëindigd en heeft naast het zoldervenster, dat door een boog bekroond wordt, een drietal ovale lichtopeningen, xvii. Westerstraat 197 stamt uit de eerste jaren na de uitleg der stad. Het geheel bakstenen trapgeveltje, dat in de ankers 1595 is gedateerd, is een goed voorbeeld van de Enkhuizer bouwtrant rond 1600, met de getoogde lichtopeningen ter weerszijden van de vensters in de top en de toppilaster op bakstenen console. De begane grond moet, xixa, gewijzigd zijn gelijk met het aanbrengen van de gangdeur naast het pand. In het fries zijn drie grote gevelstenen aangebracht, welker afmeting niet strookt met de breedte van het fries. Twee dezer stenen stellen borstbeelden voor van Karel v en Philips ii; de eerste met kroon en ordeteken van het Gulden Vlies, de tweede een bonnet dragend en getooid met dezelfde keten. De derde steen geeft een voorstelling van Prins Maurits ten voeten uit in een getoogde nis staande, met opschrift Mauritius de Nassau. Volgens van arkel en weissman zijn de beide buitenste stenen gevonden in de kelder van het pand Breedstraat 47. Westerstraat 201 is een breed pand uit omstreeks 1820. De gevel die door een rechte kroonlijst afgesloten wordt, is boven een natuurstenen borstwering geleed door geblokte natuurstenen pilasters aan de hoeken en langs het middenrisaliet; de ingang met waaiervormig bovenlicht en het venster van de verdieping zijn omgeven door een houten omlijsting met vrij grof gesneden festoenen, voluten en vazen en bekroond door een dakkapel met klauwstukken; alle vensters hebben de indeling uit de bouwtijd behouden. Westerstraat 207 heeft een hoogst eenvoudig puntgeveltje, xviii. Westerstraat 215 heeft een gevel met rechte kroonlijst en hoog zadeldak waarvan de nok evenwijdig aan de straat loopt, xixa; alle vensters behielden de roedeverdeling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Westerstraat 239, een xixe eeuws pand met hoog schilddak en door roeden verdeelde vensters. Westerstraat 263 met een hoogst eenvoudig puntgeveltje, xviii. Westerstraat 2-12 vormt een blok woninkjes onder één dak, met dakkapellen enGa naar margenoot+ roedeverdeling in de vensters, xviiib; aan de Breedstraat een gave puntgevel. Westerstraat 18 heeft een eenvoudig puntgeveltje met toppilaster, xviib. Westerstraat 28 heeft een omlijste voordeur met rijk in Lodewijk xiv ornament gesneden deurkalf xviiia. Westerstraat 40, tegenover de Zuiderkerkstraat, is het in 1933 deerlijk mishandelde voormalige Koggehuis (zie blz. 40). Westerstraat 42 en 44 behielden alleen aan de kroonlijst en dakkapel snijwerk in Lodewijk xv stijl. Westerstraat 60 bezit een oude gevel die althans in het gedeelte boven de begane grond gaaf behouden is. Het weinige, wat magere ornament onder de aanzetstukken van de hals en aan de gezwenkte deklijst met kuif, benevens de bakstenen klauwstukken wijzen op het midden van de xviiie eeuw, toen deze vorm hier plaatselijk in zwang was. Westerstraat 66 heeft een bijna geheel gelijke gevel als de voorgaande, met ietwat duidelijker Lodewijk xv ornament en in de top een jaartal, dat sedert de herstelling in plaats van 1750 abusievelijk 1850 te lezen geeft. De vensters hebben hier de roeden behouden, de pui echter is van grote ruiten voorzien. Westerstraat 68, een pakhuisje, heeft wederom een dergelijke vorm, hier geheel zonder ornament en bekroond met een houten driezijdig fronton; vensters met roedeverdeling. Westerstraat 74 heeft een in 1942 naar de oude toestand herbouwde en van een nieuwe pui voorziene trapgevel. Boven een smal bakstenen fries met vlechtingen verrijst de top, welks treden met natuurstenen platen gedekt zijn. Onder het topvenster loopt een bakstenen waterlijst, die niet correspondeert met de treden van de geveltrap; in de top twee natuurstenen rechthoekige omlijstingen van kleine lichtopeningen. Westerstraat 76, pl. XXXVI-71, is een tussen twee stegen geheel vrijstaand laatgothisch pandje, eigendom van de Vereniging Hendrick de Keyser, xvia. De trapjes van de met brede natuurstenen banden doorregen lage geveltop hebben elk een veelhoekige pinakelvormige uitmetseling met holle vlakken op opengewerkte natuurstenen kraagsteen en gedekt door de stervormig omlopende dekplaat der treden; in de top drie dergelijke versieringen aaneen. Westerstraat 78, een trapgevel met bakstenen waterlijst, fries boven de verdieping, natuurstenen dekplaten en kopje onder de toppilaster, is in machinale steen herbouwd. Westerstraat 84/6 oorspronkelijk woonhuis der van Bleiswijks. De gevels aan de Westerstraat en aan de Van Bleiswijkstraat worden afgesloten door een rechte kroonlijst met gesneden consoles en geleed door geblokte bakstenen hoekpilasters en een weinig verkend midden risaliet dat aan de zijde langs de Westerstraat de ingang bevat. Door een moderne uitgebouwde erker op de verdieping hierboven wordt de aandacht teveel afgeleid van het forse natuurstenen opzetstuk boven de kroonlijst, dat met Lodewijk xiv ornament versierd is en een gekroond, thans blank, alliantiewapen draagt. Om het gehele huis heen is een stoep en een gesmeed ijzeren hek met geornamenteerde compartimenten. Inwendig is de brede gang rijk van Lodewijk xiv | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stucwerk voorzien, dat evenwel door een muur in het midden deels aan het oog onttrokken is. Diverse deuren uit de bouwtijd, evenals de plafonds in de beide voorkamers en de marmeren schoorsteenmantel in de rechterkamer. De betimmering in de linker voorkamers met schouw en penantspiegels is jonger, xviiid. Het pand is gemeentelijk eigendom. Westerstraat 88, het hoge hoekpand aan de van Bleiswijkstraat Westzijde, is van bijzonder belang wegens de ligging, waardoor het van verre zichtbaar is uit de richting van het Venedië. De voorgevel, waarvan de pui verminkt is, heeft de halsvorm met bakstenen klauwstukken en smalle gezwenkte lijst met kuif, zoals die op de nrs. 60, 66 en 68 voorkomt en moet derhalve in het midden van de xviiie eeuw ontstaan zijn. In de zijgevel zijn nog enkele geblokte bogen en moeten van vensters zichtbaar, die de oude indeling verraden. Westerstraat 90 heeft een gevel met rechte kroonlijst in de vorm van een klassiek hoofdgestel, omstreeks 1810. De vensters van de winkel zijn in grote ruiten verdeeld. Terzijde van de ingang de uithangtekens van de voormalige tabakszaak. Westerstraat 92 heeft een forse trapgevel levendig versierd met natuurstenen lijsten, dekplaten, blokken aan de treden van de top en langs de geprofileerde neggen van de vensters. In het fries twee cartouches met Anno 1625, twee hoekstenen met brullende leeuwen en een gevelsteen met de voorstelling van een rozenstruik. De gevel is in 1942 gerestaureerd waarbij de puibalk nieuw werd aangebracht, en de vensters, die een vroeg xixe eeuwse roedeverdeling hadden, gewijzigd zijn. De twee grote vensters op de zolderverdieping zijn gedekt door korfbogige ontlastingsbogen waarin een kopje als sluitsteen fungeert; het kopje onder de lange toppilaster is boven de strek van het topvenster geplaatst. Westerstraat 94, oorspronkelijk een klein pakhuis, met geheel bakstenen trapgevel, is eveneens in 1942 gerestaureerd; de oude toestand met het gekoppelde kozijn op de zolderverdieping en de door roeden verdeelde ramen werd nauwkeurig aangehouden. In de top een sieranker. Inwendig is een gesneden raveling bewaard in laatgothische trant met rozetten versierd en gedateerd 1566 (vgl. O.I. Pakhuizen en Waag), fig. 22. Westerstraat 106/106a behield eenFig. 22. Enkhuizen. Westerstraat 94. Detail.
gootlijst en dakkapel met blokmotief van kort na 1800. Westerstraat 116, pl. XXXVIII-76, heeft een gave top van het vroege type, (vgl. Westerstraat 7) met klimmende pilasters, die zich hier nog boven de verjongingen voortzetten en bakstenen voluten. De deklijsten der treden zijn eveneens van baksteen. De grote vensters met geblokte ontlastingsbogen, waarin jongere kozijnen, xviiid of xixa, doen deze gevel iets later dateren, xviia, dan Westerstraat 7 (vgl. ook het Oosterportaal van de Westerkerk van 1603). De pui is modern. Westerstraat 118 heeft een eenvoudig geverfd topgeveltje met treden ter halver hoogte en vlechtingen, xvii. Westerstraat 120a vertoont een met ruitmotieven gedecoreerde dakkapel, gedateerd 1809. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Westerstraat 136, kosterij van de Westerkerk, heeft een trapgeveltje van het vroege Enkhuizer type. Ter zijde van het venster op de zolderverdieping zijn getoogde openingen; naast het vlieringluik twee ronde openingen waarvan er één met oud glas gedicht is. Boven de later gewijzigde pui geven jaartalankers het bouwjaar 1600 aan. Het eerste pand voorbij de kerk, dat met een gezwenkte gepleisterde topgevel, xviii, waarin de vensters met oude roedeverdeling behouden zijn, aan de Westerstraat staat, en oorspronkelijk aan deze straat de ingang had, is in dien zin gewijzigd dat de ingang thans aan de zijgevel is aangebracht zodat het pand aan de Koltermanstraat telt. Het pand is gemeentelijk eigendom. Westerstraat 152 heeft een ontpleisterde bakstenen trapgevel met natuurstenen dekplaten, xviii. Westerstraat 158, pl. XXXV-70, juist tegenover de Prinsestraat gelegen, domineert met zijn hoge rijkgedecoreerde gevel deze hoek van het stadje. De forse, kwistig met natuurstenen sierdelen getooide gevel wordt gedragen op een breed fries, waarin tussen maskers, voluten en vruchtornament twee jaartalcartouches met Anno 1617 een derde cartouche met de wapens van Westfriesland en Oranje flankeren. De pui is gewijzigd. Het muurwerk van de verdieping en top is doorregen met enigszins in relief aangebrachte natuurstenen banden en in de trant van Hendrick de Keyser geleed door gekoppelde pilasters, die de bogen boven de vensters dragen. Deze zijn op de eerste verdieping half achtzijdig gebroken, op de tweede verdieping echter korfboogvormig; de boogtrommels zijn gevuld met natuurstenen accolade-ornament. De top is bijna overladen met ornament, bestaande uit grote natuurstenen klauwstukken tegen de treden van de topgevel, die in de eerste en tweede verjonging bovendien vergezeld gaan van vazen, natuurstenen reliefs, en rijk bewerkte sierankers. De reliefs, die op de zolderverdieping het venster flankeren, stellen links de Leeuw in de Hollandse Tuin voor met het onderschrift ‘Hollandia’, rechts de geschiedenis volgens Genesis 29, met het onderschrift: ‘Dit is Jacobs Waterput’, in de top de Enkhuizer Stedemaagd. De achtergevel is puntvormig met vlechtingen en een trede ter halver hoogte, xviii? Over de vroegere bestemming van het huis is niets bekend. De Westerstraat doorsnijdt ten Westen van de Nieuwmarktspijp de stadsuitleg van 1593. Het merendeel der bebouwing is aanzienlijk jonger. Westerstraat 180-186, een viertal eenvoudige pandjes met puntgevel, waarin toppilaster, xviii. Alleen 184 is niet gepleisterd. Westerstraat 190, een laag pandje heeft een eenvoudige trapgevel met toppilaster xvii. Westerstraat 194 en 196, twee panden met halsgevels met bakstenen klauwstukken en sierlijke kuif, omstreeks 1760. Nr. 194 heeft aanzetstukken en kuif in Lodewijk xv vormen; nr. 196 is gedekt door een Lodewijk xiv kuiflijst en maakt de indruk herbouwd te zijn. Westerstraat 198 heeft boven een moderne winkelpui een aardige trapgevel, xviia, versierd met telkens twee uítstekende blokjes aan de treden, natuurstenen lijsten en geprofileerde blokjes in de ontlastingsboog boven het venster en in de strek van het vlieringluik; de onversierde toppilaster rust op een kopje in die strek. De boogtrommel van het venster op de verdieping is met een accolade-ornament gevuld. Westerstraat 226 heeft een gepleisterd topje met treden ter halver hoogte, xviii. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Westerstraat 228 heeft een gepleisterd trapgeveltje met toppilaster, xvii, en gevelsteen ‘De Fortuin’. Westerstraat 230 is een ruim woonhuis dat blijkens een jaartalsteen in het fries in 1644 is gebouwd. De gevel die uit lichte baksteen bestaat afgewisseld met rode baksteen in de ontlastingsbogen boven de vensters, wordt gedragen op een gesneden puibalk, waarboven het fries loopt, dat behalve de jaartalsteen bovendien twee leeuwenstenen en een gevelsteen met de voorstelling van een afgetuigd schip bevat. Op de verdieping, die verlevendigd is met kant-, neg- en boogblokken, is tussen de vensters het wapen met helmteken van de familie Haak geplaatst. De hoge slanke top heeft hoekblokken, natuurstenen lijsten, dekplaten en een lange toppilaster op kopje. De verankering geschiedt door middel van een twaalftal sierankers. De achtergevel uit gele steen met rode vlechtingen is eveneens gaaf. Westerstraat 244 en 246, beide met hoogst eenvoudige puntgevels, xviii. Ga naar margenoot+ De Wierdijk werd in 1567 aangelegd en in het begin van de xviie eeuw bebouwd. De gebouwencomplexen van de Oostindische compagnie verrezen er, voorts een serie woonhuizen waarvan nog spaarzame resten over zijn, die gerestaureerd, thans deel uitmaken van het Zuiderzeemuseum, zie blz. 29. Wierdijk 14/15 zijn lage panden, oorspronkelijk blijkens jaartalstenen in het fries uit 1626; het muurwerk van het rechterpand, de vensters en de deuromlijstingen zijn waarschijnlijk in 1775 vernieuwd, welk jaartal op een steen in het fries van nr. 14 vermeld wordt. Wierdijk 16 bestond voor de restauratie nog slechts uit een boven een kelderverdieping gelegen eerste étage, waarboven de tweede etage door een schuin dak was afgesnoten. De gevel heeft in de dammen gekoppelde pilasters doorregen met natuurstenen banden. De tweede verdieping behield aan de binnenplaats xviie eeuwse kruiskozijnen. Volgens de overlevering zou hier een R.K. Schuilkerkje geweest zijn, zie: Uit het Peperhuis, April 1953, blz. 36. Wierdijk 20 heeft een gesneden voordeur, xviiib. Wierdijk 22, oorspronkelijk pakhuis en als zodanig in de volksmond bekend onder de naam ‘Erwtenkamer’, is vermoedelijk in de aanvang der xixe eeuw opgetrokken van gele baksteen en gedekt door een zadeldak met nokrichting evenwijdig aan de straat. De beide geveltoppen hebben vlechtingen langs de zijden. De voorgevel heeft beganegronds een brede nieuwe deur en vier rechthoekige spaarnissen, corresponderend met de vensters op de verdieping. De gevelsteen is van een pand aan de Paktuinen afkomstig. De benedenruimte is aan de achterzijde geopend, de verdieping wordt daar gedragen op standvinken. Het inwendige op de verdieping is onlangs voor bewoning geschikt gemaakt. Ga naar margenoot+ De Zuiderhavendijk is de bebouwing langs de oudste der havens die in 1362 gegraven werd. Z. Havendijk 15 heeft een ingezwenkte halsgevel gedekt door bakstenen rollagen en houten segmentvormig fronton, xviiib. Het topvenster en de deur zijn uit de bouwtijd. Op de stoep een stoepbank. Z. Havendijk 23. De zeer eenvoudige gepleisterde gevel bevat een deur met Lodewijk XV ornament, midden xviiie eeuw. Z. Havendijk 26 is een woonhuis met midden xviiie eeuwse gevel die vóór de zolder als volledige verdieping is opgehaald en door een rechte kroonlijst, versierd met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lambrequins afgesloten is. De vensters met gebogen strekken hebben allen een roedeverdeling met vrij grote ruiten. De deur is met Lodewijk xv motieven versierd en heeft een jonger bovenlicht, xixa. Z. Havendijk 38 heeft een geverfde slanke trapgevel, die volgens jaartalcartouches ter weerszijde van een gevelsteen in het fries geplaatst, in 1650 gebouwd is. De dekplaten en waterlijsten zijn van natuursteen evenals de blokken aan de treden. Ook het venster op de zolderverdieping is met blokken omgeven die in de ontlastingsboog met een diamantkop en met een leeuwenmaskertje als sluitsteen versierd zijn. De boogtrommel is met een natuurstenen ornamentstuk gevuld. De gerekte geblokte toppilaster rust op een kopje in de strek boven het topvenster. Het bijbehorend lage huisje ter zuidzijde heeft een dakkapel met gezwenkte lijst en glasroetjes, xviiib. Z. Havendijk hoek Bergervisserstraat heeft een eenvoudige puntgevel xviii. Z. Havendijk 84 heeft een in de xviiie eeuw rechtafgesloten gevel met kroonlijst en dakkapel. De eerste verdieping van de gevel is een restant van een vroegere toestand, die blijkens een datumsteen in 1624 is ontstaan. Z. Havendijk 96 heeft boven de puibalk een hoge trapgevel, doorsneden door twee gevlochten friezen; in de top twee getoogde lichtopeningen xviia. Zuiderkerksteeg 10 heeft een eenvoudig puntgeveltje met toppilaster, xvii.Ga naar margenoot+ Het Zuiderspui vormt met de Bocht de buitenste bebouwing van de stad. De achterzijdeGa naar margenoot+ heeft een belangrijke functie in het stadsbeeld van de zee uit gezien, pl. XXXIII-66. Ook aan de stadzijde vormt het Zuiderspui een belangrijke gevelwand. Zuiderspui 1 is het sluiswachtershuisje, gebouwd boven de doorvaart naar de Zuiderhaven. Het schilderachtig gelegen huis, xviia bestaat uit een begane grond waarboven een hoog zadeldak met de nok evenwijdig aan de straat opgaat, doorbroken door een dakkapel, xixa. Het fries geeft aan het overigens zeer eenvoudige geveltje grote levendigheid, doordat er vijf gekleurde stenen wapenschilden met wapens van Hoorn, Oranje, W. Friesland, Enkhuizen en Medemblik in gevat zijn. De vensters hebben dezelfde kleine roedeverdeling als de dakkapel. Het inwendige bevat het mechaniek voor het heffen van de sluisdeur. Zuiderspui 2, een oud door bepleistering verminkt pand bewaart een gevelsteen met jaartal mcccccxxvii en een huismerk. Zuiderspui 3, pl. XXXVII-74, heeft een geheel bakstenen trapgevel met een rijzige top, doorsneden door bakstenen waterslagen en bekroond door een langgerekte toppilaster, xviia. De nokrichting van het dak is evenwijdig aan de straat; achter de topgevel een streekkap. De roedeverdeling der vensters is in aanpassing bij de omlijsting der deur in xviiie eeuwse trant hersteld; in de top twee kleine getoogde spaarnisjes. Het pand is eigendom van de Vereniging Hendrick de Keyser. Zuiderspui 4, pl. XXXVII-74, heeft een forse midden xvii eeuwse trapgevel op houten puipalk, doorsneden door twee friezen tussen natuurstenen geprofileerde lijsten, waarvan het benedenste twee gevelstenen met windrozen en Anno 1657, en terzijde als afsluiting twee voluutstenen bevat. De top boven een volledige verdieping, heeft natuurstenen lijsten en dekplaten, een geblokte ontlastingsboog met kopje boven het zoldervenster en een lange toppilaster op kopje. De pui vertoont een vroeg xviiie eeuwse roede-indeling. De achtergevel is later recht afgesloten. Ook dit pand is eigendom van de vereniging Hendrick de Keyser. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ In de volgende niet vermelde panden staan voorts gevelstenen: Breedstraat 77, zijgevel, wapensteen met helmteken; wapenfiguur een levenssymbool. Breedstraat 81, gekleurde steen met voorstelling van de Maagd van Enkhuizen. Dijk 32, steen met opschrift: contemtement passe richesse. Dijk 62, steen met Fortunafiguur, een sluier boven het hoofd houdend. Hennegat hoek Oosterhaven, steen met opschrift: dit is int water schip. Kuipersdijk 18, steen met zandloper en opschrift: de vleghande tijdt. Westeinde, steen met opschrift: het rat van avontture. Westerstraat 179, steen met opschrift: dit is int hof 1676. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MuseaGa naar margenoot+ De gemeente Enkhuizen bezit twee collecties oudheden: de Chirurgijnskamer in het Waaggebouw en een collectie topografica op het Stadhuis. Het Rijksmuseum Zuiderzeemuseum, bevattende een collectie betreffende oudheden en volksgebruiken langs de Zuiderzee, is gevestigd in het Peperhuis, zie blz. 29. Vgl. De Nederlandse Musea, uitg. Departement van O.K. en W., 2e druk 1954. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OosterdijkGa naar margenoot+ Aan de Zeedijk ten noorden van Enkhuizen, dichtbij Ouddijk, staat de voormalige opzichterswoning met vergaderplaats van Drechterland, genaamd de Tent. Het gebouwtje moet omstreeks 1732 zijn opgericht (zie brouwer, Tweede Vervolg blz. 77, en p. schuurman in Westfriesland's Oud en Nieuw 1936, blz. 21) en is nog eigendom van het ambacht, dat omstreeks 1941 de sierende onderdelen t.w. een opzetstuk, dat op de kroonlijst van het vergadergebouw stond en een schouw met schilderstuk en wapens, naar zijn tegenwoordig kantoor te Hoorn, Grote Oost 6 heeft doen overbrengen (zie aldaar). |
|