| |
| |
| |
Blija
De oudst bekende benaming van het dorp is die van ‘Blytha’ in de 13e-eeuwse Vita Fretherici (overl. 1173) (Gesta Abbatum Orti S. Marie 21 en 34). De oudst bekende Grietman van Ferwerderadeel van 1242 heette Tjaard van Blija (Van Buijtenen, Leppa 13).
Opvallend in de plattegrond is de kruising van een viertal wegen, die evenwel niet als een radiale structuur van de dorpsterp opgevat mogen worden (afb. 11-13). Zij vormen de verbindingen met Ferwerd, met Holwerd, naar enkele verspreidliggende states en naar het gehucht Vaardeburen. Bij dit kruispunt lag tevens de inmiddels gedempte haven van de Blijaer Vaart. De oude naam ‘Op de wal’ duidt op de functie van loswal.
De kerk en het kerkhof, op een terp van zeer geringe hoogte, liggen enigszins terzijde van deze wegen. Gezien de situatie van de bebouwing rond de kerk lijkt een bovenste ringweg aanwezig te zijn. Voor het overige bezit het dorp weinig kenmerken van het ideaaltype terpdorp.
De oudere bebouwing is, behoudens een deel aan de ringweg, niet rondom de kerk gelegen, maar meer op het wegenstelsel georiënteerd. Latere bebouwing heeft zich in eerste instantie eveneens langs deze wegen ontwikkeld.
Even ten zuidoosten van het dorp ligt enige bebouwing bijeen op een deels afgegraven terp aan de Blijaer Vaart. Op de kaart van Schotanus uit 1684 komt deze bebouwing onder de naam Vaardeburen reeds voor (vgl. afb. 44).
Op deze kaart wordt noordoostelijk van de dorpskom de naam Tjissebuorren aangegeven. Deze naam staat bij één boerderij vermeld. Latere kaarten geven de naam aan een groepje van drie à vier op terpen gelegen huizen of boerderijen. Op de jongste editie van de topografische kaart komt de naam niet meer voor.
| |
| |
Afb. 11. Copie van het kadastrale minuteplan omstreeks 1832, schaal 1:7500.
| |
| |
Afb. 12. Luchtfoto van het gebied ten noorden van Blija met de terpen Unema, Kienstralaan 1 en het terrein van de voormalige Aebinga State. Schaal 1:6500. Opname april 1973.
Afb. 13. Luchtfoto van het dorp. Schaal 1:6500. Opname april 1973.
| |
| |
| |
Het kerkgebouw
Hervormde Kerk
De Hervormde kerk is op een omheind kerkhof gelegen; langs de rondweg om het kerkhof is de lage bebouwing aan de noordzijde nog aanwezig. De kerk en toren zijn eigendom van de Hervormde Gemeente (afb. 14-25).
| |
Litteratuur
r.v.a. i, 97, iii, 81, Benef. 141; r.v.g.o., 78; Wumkes ii, 120; Faber, Inventaris nrs. 1667,6.
| |
Afbeeldingen
Tekening door J. Stellingwerf, 1722 in coll. Fries Museum (afb. 15).
| |
Bronnen
Rekeningen kerkvoogdij 1718-1763, r.a. Leeuwarden.
| |
Geschiedenis
Naast de pastoriegoederen bestond er te Blija een vicarie. Beide groepen inkomsten worden in 1580 een corpus genoemd. De naamheilige zou volgens Schotanus S. Nicolaas zijn.
In 1580 verklaart men dat de kerk zwaar beschadigd is.
Uit de 18e-eeuwse kerkvoogdijrekeningen valt onder meer te lezen dat in 1726 een ‘kaeckhuis’ achter de kerk gebouwd is. In 1749 wordt de benekouw weer afgebroken en zijn de beenderen begraven. In 1741 is de toren gerepareerd bij besteding en worden hardstenen dekplaten besteld bij ‘Jacob Bruinsma mr. steenhouwer tot Leeuwarden’. Ruurd Hopkes neemt het werk aan. Er komen blauwe pannen op de toren. Het uurwerk wordt enige malen naar Holwerd gebracht voor reparatie; in 1729 is de uurwerkmaker daar Johan Hessels. In 1763 wordt de vloer met vijfduizend klinkers vernieuwd. In 1823 is de kerk gerepareerd (Wumkes ii, 120). In 1852 besluit de gemeente tot het stichten van besloten kerken armvoogdenbanken, in 1862 tot het vertimmeren van de kerk. Het gewelf is blijkens een opschrift in 1858 door aannemer H.J. Wallendal hersteld.
| |
Restauratie
De toren is in de jaren 1949-'52 gerestaureerd onder leiding van architect A. Baart jr. te Leeuwarden. Grote gedeelten van de buitenhuid van de toren, die in kleine steen vervangen waren, werden in bijpassende grote steen hersteld. Het interieur van de kerk is in 1959 gewijzigd onder leiding van architect P.L. de Vrieze te Groningen.
| |
Beschrijving
Het zes traveeën diepe kerkgebouw is vijfzijdig gesloten aan de oostzijde en grijpt aan de westzijde tegen de oudere toren aan. Vensters, ingangen en steunberen zijn regelmatig over beide gevels verdeeld.
| |
Materiaal
De toren bestaat uit vrijwel louter gele baksteen van 31 - 32 × 8,5 - 9 cm, 10 lagen 104 cm in verband van over het algemeen twee strekken afgewisseld door een kop, waarbij aan de hoeken klezoren zijn toegepast (afb. 17 en 21). Schip en koor zijn samengesteld uit opnieuw gebruikte rode baksteen van 31 - 32 × 9 cm, 10 lagen 101 cm in onregelmatig verband. Bovenaan zijn de muren vooral van het schip hersteld in kleinere baksteen, waarmede de steunberen hier en daar zijn opgelapt en boven de gebruikelijke afdekking verhoogd tot aan de gootlijst. Ook zijn de schipvensters van dit materiaal benedenaan gedicht.
| |
Toren
De toren gaat tot aan de galmgaten onversneden op en is gesloten behoudens kleine lichtopeningen in de westgevel en een spitsbogig groter venster in de begane grond. De vorm van de lichtspleten in de westgevel is ontstaan in 1951 naar analogie van in gedichte vorm aangetroffen spleten in de noord- en zuidgevel beganegronds. Zij vervangen grotere rondbogige openingen, die bij de bemetseling ontstaan waren. De galmgaten staan in de bovenste geleding, die door een minimale versnijding wordt aangeduid. De smalle rondbogig gesloten galmgaten staan gekoppeld binnen een rondbogig gesloten nis. De bogen van de galmgaten gaan op van impostlijsten. De toren is gedekt door een zadeldak tussen twee topgevels van grote steen met vlechtingen van kleine steen.
Inwendig zijn de torenmuren viermaal versneden. Over de begane grond is een koepelgewelf gemetseld uit grote baksteen. De oostmuur is daar uitgebroken tot een grote rondboog. Lichtspleten in noord- en zuidmuur zijn in 1951 geopend; de getrapte afzaat van het westelijke venster is ook bij die gelegenheid ontstaan, evenals de getrapte doorgang naar het orgelbalkon; voordien was daar een ruw ingekapte doorgang. Een oudere balklaag tekent zich af ongeveer een halve meter boven de thans aanwezige. Daarboven rust op een versnijding de hoge eiken klokkestoel, die uit drie evenwijdige jukken bestaat en voor de klokken uit 1704 gemaakt zal zijn. Enige onderdelen zijn in 1951 vernieuwd. Ook boven de tweede balklaag zijn balkgaten te zien. Ruim een meter daarboven is een doorgang naar de vroegere schipkap dichtgezet. Op de oostmuur tekent zich aan de buitenzijde de moet af van een kap met de nok ongeveer 3,50 m lager dan de huidige en met een helling van 53o. Ten behoeve van de tegenwoordige kap zijn de oostelijke galmgaten ingekort.
| |
| |
Afb. 14. Hervormde kerk en toren. Plattegrond en doorsneden benevens een plattegrond over de later dichtgezette openingen op vloerniveau en details van een der openingen. Getekend en bijgewerkt 1976 naar opmeting 1944.
| |
| |
| |
Schip en koor
De muren zijn versneden met een plint en opnieuw bij de waterlijst, die onder de vensters loopt en over de beren omgaat (afb. 16 en 18). De beren zijn tweemaal versneden en bovenaan niet afgedekt maar bij een reparatie doorgetrokken tot aan de gootlijst. Aan de westzijde van de eerste koorsteunbeer is aan beide zijden van de kerk een bouwnaad te zien; inwendig is daar scheurvorming in de pleister waargenomen. De vensters hebben eenvoudige afgeschuinde dagkanten en steensrollagen langs de kop. De zijmontant is over het algemeen bewaard. De vensters zijn deels ingekort en bezet met houten kozijnen. In de koorsluiting staan drie smallere vensters, waarvan het middelste alleen bovenaan beglaasd is geweest en de beide andere ingekort zijn. Aan de noordwestzijde is geen venster doch een nis; daar kan een sacramentshuis gestaan hebben. Er tegenover aan de zuidzijde is het venster met kleine steen gedicht. Aan het koor is de plint aan de drie middelste zijden onderbroken door thans gedichte rechthoekige en met een korfboog gesloten licht- of luchttoevoeren, die een luiksponning hebben aan de buitenzijde. De ingang aan de noordzijde is korfbogig gedekt en omlijst door een hoge geprofileerde spitsboognis, die in een rechthoekig veld staat, ontstaan door het omvoeren van de waterlijst. Het gehele veld is gepleisterd. In het boogveld een beeldnisje. De ingang aan de zuidzijde is eveneens korfbogig gedekt en alleen omlijst door de rechthoekig omgevoerde waterlijst. Er staat een opgeklampte deur in met gesmede slotplaat en ring.
| |
Inwendig
De muren zijn verbonden door trekbalken, waarvan alleen die in de koorsluiting nog gotische sleutelstukken hebben, eindigend in een peerkraalprofiel (afb. 23). De overige dragen hier en daar nog op korte gedeelten sleutelstuk met het gotische profiel. Het tongewelf draagt op een verbrede voorlijst en heeft geen ribben in het zicht.
De eiken kap is opgebouwd uit schaargebinten waarop een geschoorde stijl die een langsbalk ondersteunt, waarop de haanhouten rusten. Ter halverhoogte van het spantbeen loopt een gording.
In de nis van de middelste koorsluitingszijde is een rechthoekige piscina-nis uitgespaard met zandstenen bodem waarin een afvoer. Onder de vensters staan smalle segmentbogig gedekte openingen met rechte dagkanten; zij steken nog slechts gedeeltelijk boven het vloerniveau uit. Zij zijn slechts te verklaren wanneer men een oorspronkelijk hoger vloerniveau aanneemt, waarbij de piscina-nis ook beter bereikbaar is. Onder het koor kunnen grafkelders geweest zijn (afb. 14).
| |
Bouwgeschiedenis
Bij de ongelede ingewelfde toren, die in de 13e eeuw ontstaan kan zijn en later (1741) van nieuwe topgevels is voorzien, is in laatgotische tijd de kerk geheel herbouwd, in twee fasen met een scheiding bij de aanzet van het koor. In de westgevel van de toren was mogelijk in de 14e eeuw reeds een spitsboogvenster gehakt.
Waarschijnlijk zijn direct bij de bouw onder het koor grafkelders aangelegd. De aanwezigheid van de portretzerk voor Janke van Unema, die 1540 gestorven is, zou een aanwijzing kunnen zijn voor een bouwdatum, d.w.z. eerste helft 16e eeuw. Janke van Unema woonde op Unema State vlak ten noorden van de kerk en streed met succes tegen de Saksers in 1516. Het lijkt mogelijk dat hij als dank daarvoor de kerk die in de nabijheid van zijn stins stond liet herbouwen.
| |
Inventaris
De kerk bezit:
| |
Preekstoel
Een eiken preekstoel met portaal, achterschot en klankbord, alles versierd met gesneden motieven in Lodewijk xiv-vormen, aan het achterschot rococomotieven; voor 1718, achterschot jonger (niet in kerkvoogdijrekeningen die van 1718 tot 1763 lopen) (afb. 22) (vgl. preekstoel van Hogebeintum). Thans is de preekstoel blank, doch voorheen zwart geverfd met goud en daaronder wit met goud.
| |
Doophek
Het doophek xviiib-xix is gewijzigd in een hek ter afsluiting van het koor.
| |
Lezenaar
Aan de kansel een koperen lezenaar xix.
| |
Orgel
Orgel, volgens Wumkes uit 1870, in kas met gesneden lofwerk, op balustrade (afb. 24). Schotwerk van paneelwerk onder orgeltribune, xviii (afb. 24).
| |
Banken
Twee overhuifde herenbanken, waarvan een met spijltjesfriezen; beide met knoppen op de hoeken, xix (afb. 23).
Restanten van een viervoudige bank met achterschot zijn thans tegen de koorafscheiding opgesteld (afb. 23).
Langs de noordzijde drie rijen banken van paneelwerk met knoppen op de hoeken, waarschijnlijk 1725 blijkens een post in de rekeningboeken voor ‘knoppen tot de nieuwe banken’ en een groot bedrag aan Lieuwe Sjoerds, meester timmerman, voor houtwaren en arbeidsloon. Mogelijk echter heeft dit laatste betrekking op de preekstoel.
| |
| |
| |
Tekstborden
Vier tekstborden met gesneden bekroning, xviiib.
| |
Zerken
Grote zerk bovenaan gemerkt Vincent Lucas 1552 (afb. 19). In een fantasiearchitectuur staat de geharnaste figuur van de overledene; voor hem zijn wapenschild en boven zijn hoofd het alliantiewapen Unema-Wyboltsma. In de hoeken vierpassen met allianticwapens. Randschrift: ‘Int iaer ons Herē mvcxl den xiii Novēbris sterf den Edelē Eerentveste Herschap Janke van Wnema ende Tet... sijn wijf sterf int jaer mvcxxxii den ii Octobris hier begravē’. Op een cartouche aan de voet van de zerk: ‘Non intres in iudiciū cū servo tuo, quia non iustificabitur in conspectu tuo omnis vivens Psalm: 142’. Tekening door A. Martin in coll. Fries Museum en gedrukt in Friesche Oudheden. Vgl. Ligtenberg, Grafzerken, 168; Dolk, Zerkhouwers.
Rechthoekige kinderzerk met gotisch randschrift (afb. 20).
Randschrift Ao xvclvi dē vi octobris(?) sterf Douwo Abinga en̄ sȳ olderdū was xiiii dage ende genau(?)... In het midden beschadigd doch nog wel herkenbaar alliantiewapen: manlijk schild met halve friese adelaar en drie tekens paalsgewijs (Goffe Aebinga ‘van Hijum’) vrouwelijk schild met springend dier op maansikkel, terzijde sterren, (Tjemck Aebinga ‘van Blija’) eronder: Tempus nascēdi et tēpus moriēdi. In de hoeken wapens Aebinga, Aebinga, van Offenhuizen, IJdsma (Handschrift Grafschriften, r.a. Leeuwarden). Grote zerk met in de hoeken en in een cartouche in het midden uitgehakte alliantiewapens. Randschrift Ao 1615 dē 28 July sterf D̄ DL̄ Eerenfes̄ J Taecko vā Aylva Grietmā vā Ferwerderdeel. Hier leit begraven de edele Juffrou Kinsck vā Mockama sterf Ao1588 dē 11 Mai. Binnenrandschrift Ao 1638 dē 15 decembr sterf de Edele Deuchdrycke Juffrou Barbaer van Douma Weduwe vā de Grietman Ior Taecko vā Aylva out 76 Jaren. In het midden onderaan nog: Ao 1604 de 26 septr sterf de edel̄ Jonghe Juffer Kinsck vā Aylva de dr vā J Taecko vā Aylva en̄ de edel̄ deuchricke Juffrouw Berber vā Douma out 6 jaer en̄ is alhier begravē.’
Zerk met in de hoeken bovenaan twee manlijke wapenschilden, beneden twee vrouwelijke schilden; meubelen uitgehakt (afb. 25). In het midden tussen bazuinende putti en vazen met symbolen van leven en dood een wapenschild met helmteken en dekkleden en onderaan liefdesknoop. Meubelen uitgehakt. Onder het schild gevleugelde zandloper. Randschrift ‘Anno 1637 den 9 Marty is gesturven den Edelen Erentvesten Joncker Barthel Tyaerda van Starckenburgh ou(t) 74 jaer. En is hier begraven.’ Onder de vazen en de zandloper van het middenveld is een lambrequin met Latijns vers waarvan de voorste helft der regels sterk is uitgesleten.
Zerk met in de hoeken deels versleten doch rechts onderaan nog goed bewaarde alliantiewapens. In het midden in een cartouche alliantiewapens met helm en dekkleden. Randschrift Ao 1649 Den 29 Novembr sterf de Weledelē Erentphesten Jor Willem vā Haren Meede Staat Generael Wegen Frieslant int 68ste jaer zyns ouderdoms.
| |
Klokken
De twee klokken uit 1704 zijn in de Tweede Wereldoorlog omgesmolten:
diam. 89 cm. Opschrift ‘Erigite manus ad sanctimonium et laudate Deum. Claes Noorden et Jan Albert de Grave me fecerunt Amstelodami Ao 1704/’ In een door koorden omlijst veld stond de tekst: ‘Het klokgeluid verbeeld de klank van 's Heeren stem, die elk sal hooren:/In 's weerelds grooten ondergank/Dan word die siele uitverkooren/die heilig leeft en 't boose stuit,/God regt na geen noodlotsbesluit.’
diam. 99 cm. Opschrift Offerte Deo gratias et altissimo promissa vestra Claes Noorden et Jan Albert de Grave me fecerunt Amstelodami Ao 1704. In een door koorden omlijst veld stond de tekst: ‘Jan Formers Kerkvooght/Anne Piers Kerkvooght/ Als ick getrocken wort/soo roep ick overluyt/'t is droefheyt oft vreucht/komt hoort hier Godts besluyt/W.A. Schotsijn/v.d.m. /predicant tot Blia/ en Hogebintum/1704.’
| |
Voormalig doopsgezind kerkgebouw
Doopsgezinde kerk
Achter een modern pand aan de oostzijde van de Hoofdstraat bevindt zich in vervallen staat, de voormalige Doopsgezinde Vermaning (afb. 28). Het zaalvormige gebouw is aan de oostzijde driezijdig gesloten. De ingang is aan de lange gevel in de steeg. Naast de ingang een stichtingssteen met opschrift ‘Gesticht in den jare 1807 onder opzicht van Lieuwe Goffes en (uitgehakt) diaken der D.G. Gemeente Eerste steen gelegd door Lieuwe Jans en Tjitske Sakes.’ Inwendig is voor de sluitingszijden een kraak getimmerd op ionische kolommen. Het voorgebouw, eens waarschijnlijk de kosterij, is vernieuwd. De kadastrale minute geeft geen voorgebouw. De ingang was volgens Van der Veen (blz. 110) oorspronkelijk aan de korte zijde, waar ook de stichtingssteen gestaan moet hebben. Van der Veen
| |
| |
vermeldt voorts dat op de preekstoel een koperen lezenaar stond, waar ook de naam van de tweede diaken was verwijderd. De naam Lieuwe Goffes komt volgens dezelfde bron voor aan de boerderij Dijkslobbe, waaraan hij in 1822 de eerste steen legde. De preekstoel uit de kerk is in 1951 verkocht aan de Hervormde Gemeente van Minnertsga, om geplaatst te worden in de na de brand herstelde kerk aldaar.
In het tot schuur gedegradeerde kerkgebouw is de kraak op de ionische kolommen nog aanwezig evenals een gedeelte van een spijlenfries, waarschijnlijk van het doophek (afb. 27).
| |
Bebouwing langs de belangrijkste straten
Hoofdstraat
Aan de Hoofdstraat staat het forse pand nr. 3 met verdieping en schilddak. Het was volgens de kadastrale minutekaart destijds verbonden met het eerste pand aan de noordzijde van de Voorstraat. Het hoekpand waarin een bakkerij gevestigd was, stond vrij in de overblijvende hoek en heeft een zadeldak tussen topgevels met vlechtingen xviiib (afb. 34 en ii). Het grote pand aan de Hoofdstraat, dat een logement met stal geweest kan zijn, heeft in alle vensters zes ruiten; de gevel is afgesloten door een gootlijst. De ingang is omlijst met pilasters en hoofdgestel xixa.
| |
Hoofdstraat hoek Farrewei
Het pand hoek Farrewei is een langgerekt pand onder zadeldak met topgevel met beitelingen aan de Hoofdstraat (afb. 26). Aan de voet van de top zijn twee gebeeldhouwde fragmenten toegepast, die kennelijk van een andere gevel afkomstig zijn. Oorspronkelijk zal de gevel aan de Hoofdstraat de voorgevel geweest zijn; thans zijn er een aantal woningen in het pand ondergebracht met ingangen aan de Farrewei.
| |
Voorstraat zuidzijde
Eenvoudige bebouwing met lage dorpshuizen, die deels ruggelings tegen de huisjes aan het pad rond de kerk staan (afb. 29 en 30). Ten westen van het kerkhof loopt de Kerksteeg, die in de Voorstraat uitmondt.
| |
Nr. 17
Op de hoek daarvan, thans nr. 17, stond het bakkershuis, dat Ids Wiersma weergeeft voordat de topgevel afgebroken werd en op de verdieping in het midden een drielichtkozijn werd geplaatst (afb. 29). Ook de begane grond werd van grote vensters voorzien; de ankers zijn grotendeels nog aanwezig.
Het brede pand had in de topgevel drie waterlijsten en langs de zijden vlechtingen. Op de verdiepingen stonden smalle kozijnen, die beneden door een luik gesloten werden en in het bovenlicht vier ruiten tussen roeden hadden. De benedenvensters waren voor de wijziging met kleine ruitjes bezet, behoudens het winkelvenster waar zes ruiten in stonden. Inwendig was er volgens Wiersma een betimmering (‘yn e gong as yn ien fen e keamers’ d.w.z. in de gang evenals in een van de kamers) die laat 18e-eeuws geweest kan zijn (afb. 31). De gevel kan in de gehele 18e eeuw nog zo gebouwd zijn.
| |
Noordzijde
De bebouwing aan de noordzijde bestaat uit iets grotere panden.
| |
Tekening
In het r.a. Leeuwarden berust een tekening door W.v.d. Werf, ‘geadmitteerd landmeter en wijnroejer’, behorende bij de civiele sententies, inv. van de Pol nr. 54 d.d. 19 mei 1801, die de situatie weergeeft van zeven panden. Twee ervan liggen oostelijk van een steeg, die ongeveer in het verlengde loopt van de Kerksteeg; westelijk van die steeg staan drie panden waarnaast de ‘Herbergsteeg’ volgt. Voor de panden lijken tuintjes te bestaan, daarvoor loopt de ‘algemene straat’, vervolgens een rij bomen, waartussen goten, waarover het proces blijkbaar ging. De goten monden uit naar de ‘Rijdweg door het dorp Blija’.
| |
Nr. 4
Nr. 4 heeft het zadeldak evenwijdig aan de straat met een zg. Vlaamse gevel (stenen dakkapel) in het midden (afb. 33). Boven de zijgevels forse schoorstenen met borden, alles blijk gevend van een zekere welstand van de eerste bewoner. Aanvankelijk heeft het huis een strookje grond ervoor gehad; blijkens bovenvermelde tekening moet het van voor 1801 dateren.
| |
Nr. 8
Ook nummer 8 had een strookje grond voor de gevel (afb. 32). Het pand heeft een topgevel aan de straat en is thans door de zijgevel toegankelijk. Daar de voorgevel gepleisterd is, is het niet na te gaan of dit een gewijzigde toestand is.
| |
Nr. 10
Nr. 10 staat eveneens vrij en in de rooilijn met de overige vermelde panden (afb. 32). Het is een breed pand onder zadeldak haaks op de straat als de bakkerij aan de overzijde, doch met een schilddak boven de door een kroonlijst afgesloten voorgevel.
| |
Nr. 12
Dit pand heeft een dwars voor een achterhuis gebouwd voorhuis tussen topgevels (afb. 32). Voor het schilddak een grote getimmerde dakkapel uit de zestiger jaren van de 19e eeuw.
| |
Nr. 14
Voordat dit grote pand tot winkel werd verbouwd met grote spiegelruiten moet het een deftig vijf traveeën breed woonhuis geweest zijn met volledige verdieping en schilddak. De gevel staat in de latere rooilijn, ong. 1,5 m naar voren springend (afb. 32). De twee hoek- | |
| |
schoorstenen met borden zijn nog aanwezig, evenals de brede kroonlijst en de zesruitsvensters op de verdieping, met genoemde details kenmerken van een vroeg 19e-eeuws pand van aanzien.
| |
Cichorei-eest
Ten oosten van de kerk achter het eerste pand van de Voorstraat stond de cichorei-eest, in 1927 door Ids Wiersma weergegeven als een lange schuur met aan de noordzijde een verhoogd gedeelte met twee rookafvoeren voor de droogovens (afb. 35).
| |
De voormalige korenmolen
Molen
Aan de Zwarteweg oostelijk van het dorp stond tot 1913 een achtkante stellingmolen genaamd ‘Het Lam’. De molen was in 1841 gebouwd ter plaatse van een voorgaande, die op de kaart van Schotanus wordt weergegeven (afb. 36 en 395). (W. Wijnja, Windmolens). Ds. Potter vermeldt in zijn Wandelingen en kleine reizen (1808) een uitzicht bij de molen van Blija.
Volgens de lijst van havencherchers en molenopzichters van 1795-1813 (Inventaris archieven Lands- en gewestelijke Besturen, 1795-1813, nr. 628) was er in 1784 een molenopzichter te Blija. Volgens de catalogus in ‘Ids Wiersma tekenje foar Fryslân’ door J.J. Kalma, H. Kingmans en J.J. Spahr van der Hoek, Leeuwarden 1978 bestaat er een tekening door Wiersma, voorstellende Molen te Blija. Deze is echter niet in de collectie van het Admiraliteitshuis te Dokkum, zoals daar is opgegeven. Mogelijk geeft deze tekening de molen Het Lam weer.
| |
De states
Unema State
Unema State lag ten noordwesten van de kerk op een omgracht terrein. Het verhoogde terrein aan de Unemaweg, dat beschermd is als verhoogde woonplaats uit de vroege middeleeuwen, lag buiten de gracht en kan het oudste stinsterrein zijn (afb. 12 en 397).
| |
Litteratuur
r.v.a. i, 98, iii, 83; Wumkes ii, 590; Algra i, 28.
| |
Bronnen
Genealogische gegevens bewerkt door drs. J. Visser.
| |
Geschiedenis
In het Register van den Aanbreng komt Jancke Unema als landheer voor en hij gebruikt deze landen nog in 1540; hij stierf in november van dat jaar volgens zijn zerk in de kerk van Blija en was gehuwd met Tet Wyboltsma. Begin 17e eeuw woonde de Grietman Taco van Aylva op Unema; hij wordt opgevolgd door Hobbe aan wie de stem in 1640 toekomt (stemkohier); in 1698 is dat de Grietman Ernst van Aylva nomine uxoris. (Elisabeth van Aylva, dr. van Hans Willem en Froucke van Aylva). Zijn zoon is Hessel Douwe Ernst († 1774) wiens zoon Ernst Frans Grietman van Baarderadeel werd en in 1756 huizinge, schuur enz. op het hornleger verkoopt.
Volgens Algra zou de ‘stins’ in 1787 reeds lang zijn afgebroken. Mogelijk is er een boerderij op de plaats gebouwd door de meier Jan Janse Postma, die het hornleger kocht. Het op de kadastrale minute weergegeven gebouw lijkt het meest op een kop-hals-rompboerderij. In 1895 wordt melding gemaakt van afbraak waarbij een wapensteen met afgekapt wapen en datum 1587 gevonden zou zijn; ook zou onder de vloer een steen met beeldhouwwerk gevonden zijn (Wumkes).
| |
Aebinga State
Ten noordoosten van het dorp aan de oude weg naar Holwerd lag Aebinga State, later Humalda geheten (afb. 11, 12 en 395).
| |
Litteratuur
r.v.a. i, 98, iii, 83; Tegenw. Staat ii, 195.
| |
Bronnen
Genealogische gegevens bewerkt door drs. J. Visser.
| |
Geschiedenis
In 1511 bezit Saepck Aebingen ruim 134 pondemaat land dat zij zelf gebruikt; in 1540 wordt dit land aangegeven op naam van Adzaert wiens naam gespeld wordt als Aebbinga. Volgens de Tegenwoordige Staat is het huis overgegaan op de naam van Humalda, maar bleef het wapen Aebinga behouden. De alliantie zou reeds in 1510 hebben plaatsgevonden. Thans is slechts te vinden dat Saepck Werpsdr. van IJdsma gehuwd was met Taecke Douwes van Aebinga van Hijum, die een achterneef was van Adzert Aebinga. Saepck stierf in 1570 en zou dus bij haar leven de landerijen verkocht moeten hebben aan Adzaert. In 1640 behoort de stem van Aebinga State aan de ritmeester van Haren, in 1698 aan dr. Abelus Siccama nomine uxoris, voor de helft met de secretaris Bruinsma voor de andere helft. (Stemkohier). Hoe Willem van Haren aan de state kwam is niet na te gaan,
| |
| |
mogelijk via zijn vrouw die een kleindochter was van Trijn Beyma, wier oom Jan in 1540 landeigenaar was te Blija.
| |
Situatie
De kadastrale minute geeft reeds een boerderij van het kop-hals-romptype weer.
Op de plaats waar op de oude kaarten Aebinga wordt aangegeven ligt op een verhoogd terrein een vrij sterk vernieuwde boerderij van het kop-hals-romptype. Van de Aebingalaan leidt een beboomde toegangsweg, mogelijk het restant van een oprijlaan (afb. 12 en 38).
| |
Monsma State
Monsma State lag juist ten zuiden van de kerk van Blija (afb. 11, 13 en 395).
| |
Litteratuur
r.v.a. i, 98, iii, 86; Tegenw. Staat ii, 195.
| |
Bronnen
Genealogische gegevens bewerkt door drs. J. Visser.
| |
Afbeeldingen
Tekening door J. Stellingwerf in coll. Fries Museum met onderschrift ‘Monsma te Blija behoort Jonker Hessel Douwe Ernst van Aylva en staat boven de poort te lezen: in het jaar duizent vijf hondert en tachtigh en acht is gemaakt deze poort en gracht’ (afb. 37).
| |
Geschiedenis
In 1511 wordt Take Montiema vermeld als eigenaar van 60 pondemaat land, in 1540 is daarvan eigenaar en gebruiker Popke Taecke Monthiema en zijn zuster. De Tegenw. Staat weet te melden dat Popke Monthiema in 1539 huwde met Rinz van Aylva en dat beiden in 1547 stierven. In 1640 staat de stem (Stemkohier) op naam van ‘die Monsma tot Utrecht’ en in 1698 van Jan Hendrik en Tjerk Abes ieder voor de helft. In 1700 komt Tjerk Abes met Jan Hendricks voor in het floreenkohier, in 1708 is Tjerk Abes curator over de kinderen van Jan Hendriks, waarvan in 1718 Hendrik Jans cum sorore in het stemkohier genoemd worden. In 1731 verkoopt Hendrik Jans van der Mei uit Nes het hornleger aan Gozewijn van Coehoorn, secretaris en ontvanger generaal van Ferwerderadeel; in 1738 staat deze dan ook vermeld in het floreenkohier voor het hornleger en Tjerk Abes en de kinderen van der Mei voor de plaats. Het huis moet dus voor 1728 afgebroken zijn en Stellingwerf vergist zich inzake het eigendom van Hessel Douwe Ernst van Aylva.
| |
Gebouw
Het onderschrift onder de tekening van Stellingwerf geeft enige opmerkelijke informatie over het afgebeelde huis. In de eerste plaats dat de over de gracht gebouwde poort 1588 was gedateerd, een der vroegste ons bekende dateringen van dergelijke poortgebouwen. In de tweede plaats deelt het opschrift mede dat de gracht toen verbreed of verdiept zou zijn. Wij nemen aan dat het om verbreden of verdiepen gaat, want de familie komt in het begin van de 16e eeuw al voor en zal wel een verdedigbaar huis bezeten hebben door een gracht omgeven. Mogelijk houdt de wijziging dus een omwalling in waar het poortgebouw in gevat was. Het afgebeelde eenvoudige huis kan in 1588 gebouwd zijn, doch zou ook een steenhuis geweest kunnen zijn dat van een ingangsgedeelte is voorzien en zoals gebruikelijk later verlaagd en van een zadeldak voorzien tussen topgevels.
| |
Zg. Stins Roula
Op de kaart van Eekhoff (1853) komt aan de Leeuwarderdijk voor een vermelding ‘Stins Roula’. De kadastrale minute geeft daar inderdaad een omgracht terrein met een haakvormige bebouwing. Het terrein is thans door de weg oversneden en onbebouwd (afb. 11).
| |
De boerderijen bij het dorp
Ljouwerterdijk i
De boerderij Tania State is naar het model van de kop-hals-rompboerderij gebouwd (afb. 39). Het woonhuis van de boerderij is aanvankelijk langer geweest en omstreeks 1923 ingekort en van een nieuwe voorgevel in de oude vorm voorzien. Daardoor is nu slechts een kleine kelder tegen de voorgevel aanwezig. In de achtergevel van de grotendeels met riet gedekte schuur staat een toegang met smalle zijvensters zg. melkmeisje, die echter blijkens de kantstenen later aangebracht moet zijn, benevens een gevelsteen met het jaartal 1794 (afb. 40 en 41).
De oorspronkelijke lange vorm van het voorhuis met kelder in het midden kan overigens in 1794 gebouwd zijn.
| |
Unemaweg 3
Boerderij van het kop-hals-romptype met kort voorhuis gesticht blijkens steen in 1852 door Jansma (afb. 47 en 48). Op de kadastrale minute komt dan ook een geheel ander bouwwerk voor met haakvormige plattegrond. Het binhús heeft een gesloten voorgevel behoudens kleine vensters in de top; de binnengevel heeft een gedicht keldervenster.
| |
De overige terpen en de bebouwing daarop
Tjesseburen
Als archeologisch monument beschermd terrein waarin vier verhoogde woonplaatsen uit de xiie-xiiie eeuw (afb. 397).
| |
| |
| |
Vaardeburen
Ten zuidwesten van Blija ligt het als archeologisch monument beschermde restant van de terp Vaardeburen uit de voor-Romeinse ijzertijd (afb. 44 en 397). Daarop staat de boerderij Wynia State nr. 24, van het kop-hals-romptype met deels onderkelderd voorhuis. De boerderij staat in deze vorm reeds op de kadastrale minute. Het ‘binhús’ moet midden 19e eeuw vernieuwd zijn (afb. 45 en 46).
Ten noordoosten van de terp Alma State met geheel onderkelderd voorhuis, xixb (afb. 42 en 43).
Ten westen van de terp een boerderij, waarvan het voorhuis in de achterste helft een kleine kelder heeft. In de achtergevel stichtingssteen R.H. Banga en D.A. Wynia 1856.
| |
Kienstralaan 1
Ten noordoosten van de terp van Unema State ligt een beschermde terp uit de late middeleeuwen (afb. 397), waarheen de Kienstralaan leidt. Op de kadastrale minutekaart ligt het terrein met het aangrenzende terrein ten oosten daarvan geïsoleerd te midden van de lange rechthoekige kavels en toegankelijk langs de daar reeds getekende thans Kienstralaan geheten oprit, die verbinding heeft enerzijds met de Unemalaan in het dorp, anderzijds oostwaarts richting Aebinga loopt en voor Aebinga haaks ombuigt naar de zeedijk (afb. 11 en 12).
Op de terp ligt een boerderij van het kop-hals-romptype met gesloten noord- en oostgevel. Het halsgedeelte is zeer lang; in het schuurgedeelte komen herbruikte kloosterstenen voor. Het terrein ten oosten is slecht te bewerken wegens de vele stenen die er gevonden worden. Schotanus geeft op beide terreinen opstal en tekent ze door een singel omsloten (afb. 395) als stemdragende plaats.
| |
Oosterbeintum
Ten oosten van Hoogebeintum liggen de restanten van de terp Oosterbeintum, een als archeologisch monument beschermd terrein daterend uit de voor-Romeinse ijzertijd (afb. 397).
Onder Blija geeft Halbertsma voorts nog een terp aan ten oosten van Vaardeburen (Sytsma State) en een ten westen van het dorp bij Boteburen (Halbertsma, Terpen kaart 6 west).
| |
| |
Afb. 15. De kerk van Blija naar tekening door J. Stellingwerf 1722.
Afb. 16. Kerk en toren van het zuidoosten gezien. Opname 1975.
Afb. 17. Van het westen gezien rijzen toren en kerk op uit de door bomen omgeven bebouwing. Opname 1975.
| |
| |
Afb. 18. De laatgotische kerk is in de 16e eeuw gebouwd met behoud van de 13e-eeuwse toren. Opname 1975.
| |
| |
Afb. 19. De grafkelder der Unema's wordt gedekt door de zeer grote portretzerk voor Janke van Unema gestorven 1540 en Tet Wyboltsma gestorven 1532. De zerk is bovenaan gemerkt Vincent Lucas 1552. Opname 1975.
| |
| |
Afb. 20. Kinderzerk boven het graf van Douwe van Aebinga geboren in 1556 en na twaalf dagen gestorven. Opname 1975.
Afb. 21. Behoudens een jonger spitsbogig venster is de 13e-eeuwse toren bijna geheel gesloten. De galmgaten vertonen romaanse details. Topgevels later vernieuwd. Opname 1975.
| |
| |
Afb. 22. De preekstoel met gestoken ornament, eerste kwart 18e eeuw. Opname 1975.
| |
| |
Afb. 23. Het inwendige van de kerk naar het oosten gezien. Het vloerniveau moet aanmerkelijk hoger gelegen hebben. Opname 1975.
Afb. 24. Het orgel uit 1870 staat boven een 18e-eeuws ‘peischot’. Opname 1975.
Afb. 25. Zerk voor Barthel Tyaerda van Starkenborg gestorven 1637. In de hoeken uitgekapte alliantiewapens, in het midden Latijns opschrift deels uitgesleten. Opname 1975.
| |
| |
Afb. 26. Tot woningen verbouwd pand Hoofdstraat hoek Farrewei. Het dak achter dit pand is van de voormalige Doopsgezinde Kerk. Opname 1966.
Afb. 27. Spijlenfries waarschijnlijk van het voormalig doophek van de Doopsgezinde Kerk. Opname 1979.
Afb. 28. De voormalige Doopsgezinde Kerk uit 1807 aan de Hoofdstraat. Opname 1979.
| |
| |
Afb. 29. De zuidzijde van de Voorstraat met rechts de van zijn top beroofde gevel van de voormalige bakkerij. Opname 1966.
Afb. 30. Bebouwing langs het Kerkhofpad, achter de Voorstraat. Opname 1979.
Afb. 31. De voormalige bakkerij aan de Voorstraat, nu nr. 17, getekend door Ids Wiersma ongedateerd, 1927?, voordat dak en topgevel afgeknot werden. Museum Admiraliteitshuis, Dokkum.
| |
| |
Afb. 32. De noordzijde van de Voorstraat. Op de voorgrond het 19e-eeuwse grote pand dat de rooilijn van de oudere panden doorbreekt. Opname 1966.
Afb. 33. Woonhuis met stenen dakkapel aan de Voorstraat nr. 4 in de oude rooilijn met voortuintjes. Opname 1966.
Afb. 34. Logement en bakkerij Voorstraat hoek Hoofdstraat. Opname 1966.
| |
| |
Afb. 35. De cichoreifabriek ten oosten van de kerk aan de Monsmastraat door Ids Wiersma getekend in 1927. Op het dak de rookafvoeren van de droogovens.
Afb. 36. De voormalige molen het Lam aan de Zwarteweg naar prentbriefkaart. De molen is in 1913 afgebroken.
| |
| |
Afb. 37. Monsma State naar J. Stellingwerf omstreeks 1723.
Afb. 38. Het terrein van Aebinga State. Opname 1978.
| |
| |
Afb. 39. De boerderij Tania State, Leeuwarderdijk 1 waarvan het vooreind ingekort is. Opname 1966.
Afb. 40. De gevelsteen uit 1794 boven de schuurdeur van Tania State. Opname 1970.
Afb. 41. De schuurgevel van Tania State. Opname 1970.
| |
| |
Afb. 42. Vaardeburen 25. Boerderij Alma uit de tweede helft van de 19e eeuw aan de voet van de terp gelegen. Opname 1966.
Afb. 43. Achtergevel van Alma State. Opname 1970.
| |
| |
Afb. 44. Copie van het kadastrale minuteplan van de terp Vaardeburen, omstreeks 1832. Schaal 1:7500.
Afb. 45. Vaardeburen. Boerderij Wynia State met gesloten ‘binnengevel’ van het ‘binhús’, tweede helft 19e eeuw. Opname 1978.
Afb. 46. Situatie van de boerderij Wynia State te Vaardeburen. Opname 1978.
| |
| |
Afb. 47. Boerderij aan de Unemaweg 3 gebouwd in 1852 blijkens gevelsteen. Opname 1978.
Afb. 48. De ‘binnengevel’ en gesloten voorgevel van het ‘binhús’ van Unemaweg 3 uit 1852. Opname 1978.
|
|