Birdaard
De noordelijke bebouwing langs de Dokkumer Ee was tot 1972 bekend onder de naam Wanswerd aan de Streek. De naam Birdaard gold voordien alleen voor de bebouwing aan de zuidzijde van de Ee en voor het nabijgelegen terpdorp, dat al in de oudste Fuldalijst wordt genoemd (Dronke c. 17). De Dokkumer Ee vormt daar de grens tussen de gemeenten Ferwerderadeel en Dantumadeel.
Het deel van Birdaard dat in Ferwerderadeel is gelegen vormt als type nederzetting een uitzondering in de gemeente. Er is aan de noordzijde van de Ee geen sprake van een oorspronkelijke bewoning op een terp waaruit de Streek ontstaan is (afb. 1 en 2).
De ontwikkeling van het dorp hangt nauw samen met de functie van de Dokkumer Ee als vaarweg. Het belang daarvan zal sterk zijn toegenomen na de aanleg van een trekweg langs de Ee in 1647. Schotanus geeft op zijn kaart van de Grietenij uit 1664 nog geen bebouwing aan de noordzijde van het water. Op de kaart van 1682 staat echter al een rijtje naast elkaar gelegen huizen langs het water ingetekend (afb. 395).
De lintbebouwing aan de kaden van de Ee heeft uiteindelijk een lengte van enkele honderden meters gekregen. Pas geruime tijd na de totstandkoming van de bebouwing is hier een kerk gebouwd, n.l. de Chr. Gereformeerde Kerk in 1892 (Van der Veen, 240). De aanleg van een brug over de Ee, die Schotanus reeds tekent, zal de verkeersfunctie van het dorp versterkt hebben. In 1777 wordt er een ‘flapbrug’ gebouwd waaraan tolheffing verbonden was (van Leeuwen) (afb. 3). In 1903 werd deze vervangen door een draaibrug (afb. 4). De opvolger daarvan doet tegenwoordig nog slechts dienst voor het lokale verkeer. De doorgaande routes gaan buiten het dorp om, via een nieuwe brug ten noorden van het dorp.
Op het hoogtepunt van de economische ontwikkeling in de vorige eeuw maken o.a. twee molens en enkele scheepshellingen deel uit van de industriële activiteiten (afb. 6-10).
In de loop van deze eeuw nam het vervoer te water langzaam af door de opkomst van het wegtransport. Daarmee was tevens een eind gekomen aan een verdere ontwikkeling van de industriële activiteiten van het dorp.
Van de twee molens is alleen van de noordelijke nog een restant over plus bijbehorende zaagloods, als voorheen nog aan het einde van de bebouwing gelegen. De bebouwing aan het pad langs de Ee bestaat uit landelijke meest 19e-eeuwse woningen met een klein erf voor de huizen. Alleen op de hoeken bij de brug staan panden met een verdieping waarvan het oostelijke oorspronkelijk als herberg gefunctioneerd zal hebben.
De ijzeren draaibrug was draaibaar op een gemetselde voeting aan de noordelijke oever.