‘Weet u dan niet, dat Moeskops te Milaan de Nederlandsche vlag heeft beleedigd? Heeft u er dan niets van gezien?’
‘Zijn ze krankzinnig!’ riep ik uit.
Maar dan ineens kalm, vraag ik, of ze mij nu eens rustig willen vertellen, wat er precies gebeurd is.
‘Wel, er is een gelegenheidscorrespondent geweest, een bestuurslid van den Nederlandschen Wieler Bond, en die heeft aan een groote courant een telegram gezonden, dat Moeskops Zaterdagavond bij het défilé de Nederlandsche vlag bespottelijk had gemaakt. Hij had een vuilen handdoek aan onze vlag gebonden en daarmede rond gereden. Ten aanschouwe van tienduizenden vreemdelingen had hij onze vlag beleedigd ...’
‘Zijn ze krankzinnig!’ riep ik andermaal uit. ‘Hier!’ - en ik loop de leeszaal in - ‘hier!’ schreeuw ik, ‘heb je de buitenlandsche bladen, Fransche, Belgische, Engelsche, Duitsche, ik heb ze daarnet ingezien en ik vraag je of daar ook maar één blad onder is, dat er ook maar met één woord van rept. Hier heb je l'Echo des Sports, bepaald vijandig aan Moeskops gezind en ik vraag je, zou dat blad de gelegenheid niet hebben aangegrepen om hem te striemen als hij de vlag van zijn eigen land in den vreemde beleedigde. Ik verklaar hier bij alles wat me lief is, dat als Moeskops de Hollandsche vlag beleedigd had, ik hem gevonnist zou hebben, niet in een prutstelegram, maar in een, door getuigenissen van tal van officieele personen bekrachtigd artikel.
Waarom heeft de afzender van dat telegram er geen verklaring, geen getuigenis van officieele personen bij gegeven? Er waren er toch genoeg. Ook Hollandsche. Dat kon hij niet, omdat er geen vlagincident heeft plaats gehad. En doordat het niet heeft plaats gehad, daardoor vind je ook geen woord hier! in al deze buitenlandsche bladen.’
Ik wind me op. Maar ik herstel me en laat hen verder vertellen.
Toen Moeskops Rotterdam naderde, had hij tot Bossi gezegd: ‘Nog één station en dan zal je eens zien, hoe enthousiast ook de Hollanders iemand kunnen ontvangen. Dat is voor jou, als Italiaan, wel eens aardig om te zien.’
Maar daar te Rotterdam, was vader Moeskops met 'n belabberd gezicht den coupé binnen gekomen en had zuchtend gevraagd wat er toch aan de hand was geweest. En toen was het verhaal van het telegram los gekomen.
Moeskops vertelde het aan Bossi en de Italiaan had naar zijn kersepit gewezen.
De oude Moeskops had al lang begrepen, dat er vervalsching in het spel was, maar hij was Piet tegemoet gereisd om hem voor te bereiden op een geweldige keet.
Een deel van het publiek, dat er niet in geloofd had, had gejuicht toen hij aankwam, doch de groote hoop had gefloten en