Op dat terrein, op dat gebied waar hij niets van wist, totaal niets, zou hij slagen, dat stond bij hem vast, ‘zooals zijn tanden vast in zijn mond stonden’.
Anderen, aan wie plotseling geopenbaard werd waarin zij zouden slagen en groot worden, beefden ervan en waren volgens den geijkten term der biographen, aan een hevige emotie ten prooi.
Maar Moeskops was nu eenmaal het van zon en zeelucht doortrokken natuurproduct, hij was de kerngezonde, machtige jonge athleet, die wel van kou gerild en gebeefd had, maar zelden of nooit van nervositeit. Zooals hij zijn spieren tot uitbundige daden commandeerde, zoo legde hij zijn zenuwen een gelaten rust op.
Koel en rustig bergde hij het gevoel in zich op van dáár, op die baan nog te zullen slagen.
Hij woelde en droomde er niet van; het was voor hem een uitgemaakte zaak; een rustige zekerheid.
Vader wilde het niet hebben en verzette zich.
Maar zwijgend gaf Moeskops een welsprekend antwoord.
Hij meldde zich bij den verhuizer Koot, en sjouwde drie weken achtereen, van 's ochtends vroeg tot den laten avond, canapé's en kasten, tafels en haast ontilbare kisten vol van breekbare waar.
Hij sjouwde zijn race-fiets bijeen. En terwijl hij daar sjouwde voelde hij zich renner.
Iedere trede op de trap, welke kraakte onder het gewicht der lasten, was voor hem als een machtige duw op het pedaal.
Drie weken later, op het Wassenaarsche slag, in een wedstrijd voor Nieuwelingen, wint hij (achter den Hagenaar Stolte) den tweeden prijs.
Hij wist het. Hij was wielrenner.
Toen begon hij te trainen op de baan, op de oude Scheveningsche baan, waarvan wij reeds hebben verteld.
Alsof vallen niet mogelijk is, zeilt hij direct de steile bochten door. Hij krijgt dadelijk een voorliefde voor de bochten. Hij begrijpt het nog niet, hij weet nog niet waar het in zit, doch hij voelt, dat de bochten de beslissing kunnen brengen.
Hij voelt de beteekenis van de bocht. En hij oefent hoog en laag en is binnen een paar weken baan-vast als de beste. Dan gaat hij aan de wieltjes hangen. Hij oefent met de sterkeren, want alleen van de sterkeren kan je leeren.
En zoo oefent hij - lang niet iederen dag, want vader pruttelt, dat er geleefd en dus gewerkt en gepoelierd, moet worden - van begin Juni tot begin September en sleept dan gauw twee eerste prijzen in de wacht: een medaille en ... een levend varken.