[7]
Er zijn voorbeelden buiten de sport om, grepen uit het dagelijkse leven. En van dezulken houden wij in ons betoog.
Hebt gij nimmer beleefd, dat het gezelschap waarin gij verkeerdet, het over 'n zekeren Pieterse had en dat er toen iemand was die zeide: ‘Als die Pieterse kwaad wordt, dan is hij toch zo sterk!’
Wij kennen allen zo'n Pieterse. Als hij kwaad wordt, is Pieterse zo sterk als een beer.
De spieren van Pieterse zijn precies dezelfde substanties, of hij woedend is of niet, maar de physieke macht van Pieterse is in eens veel groter als hij woedend is. De spanning, de gemoedstoestand, stelt de spier in staat tot zijn allergrootste krachtsontplooiing.
Denk nu niet, dat het ons er om te doen zou zijn het opwekken van woede bij den athleet te prediken, ten einde hem tot hogere prestaties op te voeren.
Daargelaten nu nog de morele zijde van een dergelijke gedragslijn, willen wij er dit bij opmerken, dat woede een vorm van onbeheerste spanning, van een òverspanning is, welke niet alleen de nauwkeurigheidsdrang niet bevordert, doch deze drang zelfs radicaal kan vermoorden.
Woede leidt tot roekeloosheid, zij vergroft en zij zou dus uitsluitend bij een grove daad, bijvoorbeeld het verplaatsen van een zware last of de een of andere hardhandigheid als stimulans kunnen dienen.