| |
| |
| |
[8]
Emotionaliteit en morele doping.
Wij zullen nog een paar voorbeelden van haar werking laten volgen.
Toen de Franse voetballers eind 1938 op weg naar Napels te Milaan arriveerden en zich daar op het perron even wilden verpozen, verzamelden zich Italiaanse studenten om hen heen, die hun zuidelijk temperament de vrije teugel lieten en de Fransen de voorspelling toeriepen, dat zij met minstens 5-0 op hun kop zouden krijgen. Toen in Napels zich iets dergelijks herhaalde, sprong de Franse back Mattler op een bank en antwoordde met het zingen van de Marseillaise, waarbij hij door de gehele Franse ploeg op enthousiaste wijze werd gesteund.
De Italianen hadden met deze demonstratie hun voetballers geen dienst bewezen.
Want het gevolg was - ja wij zeggen het góéd! - het gevòlg was, dat het prachtige Italiaanse elftal de grootste moeite had de nederlaag te ontgaan en zich met de magere 1-0 overwinning mocht gelukkig prijzen.
En toch stonden in 1938 de Franse voetballers over geheel Europa als verre minderwaardig aan de Italiaanse genoteerd.
***
Het ligt voor de hand, dat de morele doping feller werkt naarmate het individu, dat deze geestelijke prikkel toegediend krijgt, meer ontvlambaar is.
| |
| |
MATTLER
| |
| |
'n Sportman, die gauw is ‘aangebrand’, die licht geraakt is en spoedig op zijn teentjes is getrapt, komt bij morele doping aanstonds op hitte. Bij hem staat de ketel subiet op springen. Maar zelfs op kalme, stille ingetogen naturen, op personen die zich niet aan opvliegingen te buiten plegen te gaan, vermag de morele doping een haast wonderdadige uitwerking te hebben. De voorwaarde is, dat er een behoorlijk gevoel aan eigenwaarde aanwezig is.
De wielrenner Jan Pijnenburg was 'n echt vaatje buskruit. Hij stond dadelijk in vlam. Maar deze levendige, bruisende kerel, die zijn eigen kunnen geenszins te laag aansloeg, had toch ook zijn buien van moedeloosheid, van twijfel aan zichzelf. En als deze twijfel er bij hem inzat, dan voelde hij zich ook sterk verminderd.
In zijn begin-tijd, in zijn tijd van belovende opkomst, trad 'n goed vriend van hem, de Tilburgenaar Jan van Grinsven, als zijn soigneur op. En nu geviel het, dat Pijnenburg tegen 'n renner moest rijden, die ‘hem in de weg zat’ en dat er voor Pijnenburg heel wat aan gelegen was deze wedstrijd te winnen. Maar Pijnenburg was net in zo'n wankele bui, hij vertrouwde zichzelf niet, er zat wat vrees in voor dien vent, enfin, zijn kruit was vochtig. Even vóór hij zich naar de start moest begeven, stond van Grinsven in de buurt van Pijnenburg te praten met iemand, die zo juist uit het rennerskwartier was gekomen en hun gesprek was nogal opgewonden. Van Grinsven gesticuleerde verontwaardigd en hij riep woedend uit: ‘Wat!!.... op- | |
| |
vreten!!.... 'n figuur laten slaan!!!....’
Pijnenburg ving er iets van op en vroeg nerveus wat er aan de hand was. ‘Mot je horen,’ zei van Grinsven, ‘hier deze meneer heeft daarnet staan luisteren naar 'n gesprek van je tegenstander met diens vader. Hij zal je opvreten, hij zal je een figuur laten slaan, je bent door een stelletje gekke kranten opgehemeld, maar hij zal nu de mensen uit je eigen omgeving eens laten zien, wat je eigenlijk waard bent.’
Het bloed steeg Pijnenburg naar de kop. Met drie stappen was hij bij den man, die zoeven uit het rennerskwartier was gekomen.
‘Heeft hij dat gezegd?’ vroeg Pijnenburg geëmotioneerd.
‘Ja zeker,’ zei de ander bedaard, ‘je was maar 'n stumper.’
‘Dat zal ik hem bij hoog en laag eens laten zien!’ schreeuwde Pijnenburg. ‘Vooruit Jan! geef m'n fiets, hoe eer ik hem te lijf ga hoe beter.’
De onzekere, twijfelende Pijn reed als een bezetene en klopte zijn concurrent overdonderend.
En Pijnenburg, die tegen hem te keer ging, terwijl de concurrent er geen notie van had, waarom de Pijn zo furieus op hem was. Want.... heel het gesprek was uit de duim gezogen; het hele geval was door van Grinsven geënsceneerd.
***
En nu de kalme, bedaarde, ingetogen Bosch van Drakestein, goed twaalf jaar geleden, toen hij op de Rijs- | |
| |
JAN PIJNENBURG
| |
| |
wijkse wielerbaan in het kampioenschap van Nederland moest rijden tegen den Zomenaar Mazairac.
Bosch stond toen aan het eind van zijn langdurige wielerloopbaan; hij was in zijn na-dagen, er zat al danig slijtage op. Hij had al zoiets van veertien kampioenschappen van Nederland gewonnen, hij reed al van 1905 af en was twaalf à dertien jaar ouder dan Mazairac, die in die dagen juist in zijn allerbeste tijd zat en de vorm vertoonde, waarmede hij ook het wereldkampioenschap won (1929).
Het lag dus voor de hand, dat de jonge glorie zou winnen en men had alleen belangstelling voor de vraag, hoever de verdediging van den ‘ouden Bosch’ nog zou gaan. Maar de doorgaans zeer bedaarde, ietwat bevroren Bosch had die dag toevalligerwijze een onaangenaamheidje gehad, hij was een beetje geïrriteerd op de wielerbaan gekomen en nu kwam daar nog bij, dat hij, in zijn box, zijn kleedkamertje, gezeten, luidruchtige Brabantse vrienden van Mazairac had horen praten over een lekker eetpartijtje en een fijne fuifavond als hij straks dien ouden Bosch had geslagen, want dat kon Mazairac, volgens hen, wel met één been.
Mazairac, die allerminst van blufferige aard was, had toen geantwoord, dat het zó gemakkelijk wel niet zou gaan, maar.... het aardige eterijtje zou er toch wel van komen.
En dat hij - Bosch - nu maar zo werd geëcarteerd, alsof hij geheel en al was versleten,... hij was toch nog altijd Bosch en hij had toch nog altijd kwaliteit!... Dat
| |
| |
hinderde hem. En 'n tikje geïrriteerd als hij reeds was, begon er nu iets in hem te woelen.
Hij zou er nog eens eventjes om vechten.
Die race vergeten we nooit. Bosch was voor ons plotseling een geheel ander man geworden. Wat hij nooit deed, deed hij nu.
Mazairac stond reeds aan de start gereed en Bosch was zó gretig, dat hij op 'n drafje naar de start kwam gelopen. Met korte resolute gebaren maakte hij zijn voetriemen vast en na het startschot rukte hij meteen naar voren. Hij reed met de grootste brutaliteit en dermate agressief en ongecompliceerd, dermate demonstratief wat zijn bedoelingen aanging, dat hij zelfs spotte met de meest elementaire beginselen der tactiek. Hij reed een course van: ik laat jou nog niet één seconde aan de leiding. Hij zette er direct een ferm tempo in en versnelde daarbij geleidelijk. Hij had dus Mazairac in zijn kielzog en hij trok zijn groten rivaal dus op gang, kortom hij reed met een roekeloosheid, alsof Mazairac een nieuweling was.
Bij de bel, toen er nog 450 meter te rijden waren, verhoogde hij het scherpe tempo nog, om 'n verrassing uit te sluiten. En tegen de krachtige wind in lag hij in volle spurt. Hier, op het voorlaatste rechte eind, deed Mazairac een felle aanval, doch tot ons aller verrassing sloeg Bosch deze grimmig af. In het midden van de laatste bocht lag nu nog de laatste kans voor Mazairac. Met een prachtige ruk kwam hij naast Bosch, doch ondanks zijn wanhopige aanval kon Mazairac de voor- | |
| |
wielen niet gelijk krijgen. Hij bracht het tot de naaf van Bosch' voorwiel en de laatste 50 meter verloor hij zelfs nog iets. Met 'n volle wiellengte werd de oude Bosch winnaar. Ondanks de zeer krachtige wind had hij de laatste 200 m in 12 sec. gereden.
Het was zijn laatste, maar ook zijn mooiste kampioenschap.
***
Nog een ander voorbeeld en nu uit de zwemwereld. Het betreft den Zweedsen zwemmer Arne Borg, den man die dertig wereldrecords verbeterde, 'n even lichtgeraakt type als Pijnenburg en mogelijk een nóg meer omstreden figuur.
Een uitbundige en brutale, in alles, waarvan men voorbeelden te over kan vinden in zijn boek: ‘Hoe ik de wereld omzwom’.
In 1921 nu moest Arne Borg uitkomen in de landenwedstrijd Denemarken-Zweden-Noorwegen. En hij gold bij voorbaat als favoriet. Maar juist de avond vóór de wedstrijd kreeg hij een van zijn bekende ‘dolle buien’ en hij sloeg aan de fuif. Men zag hem dansen en uitbundig doen, men zag hem tot laat in de avond bezig. Arne Borg had het moeilijk slechter kunnen treffen, want de man, die hem in de dancing attrapeerde, was een Zweeds sportjournalist, met wien hij overhoop lag en deze zond aanstonds een telegram aan zijn blad, waarin hij het kwalijke doen van Arne Borg aan den man bracht. Onder deze omstandigheden - aldus besloot het telegram - valt er niet anders dan
| |
| |
een teleurstellende verrichting van Arne Borg tegemoet te zien, en zo handelt nu een man die straks de kleuren van zijn land heeft te verdedigen. Enfin, het was een sensationeel telegram, dat veel kwaad bloed zette en velen tegen Arne Borg in het harnas joeg.
De volgende dag speelde men Arne Borg het ochtendblad, waarin het telegram was opgenomen, in handen en toen hij voor de start voor het nummer over 1000 m gereed stond en hij den journalist, die het telegram had afgezonden zag zitten, kon hij zich niet meer inhouden. Hij vloog op den journalist af en beet hem toe: ‘Neem je potlood en schrijf nu wéér een telegram. Sein dat Arne Borg het wereldrecord heeft verbeterd.’
Toen snelde hij naar de start.
En hij verbeterde het wereldrecord, en met niet minder dan 10 seconden.
***
Arne Borg heeft nog eens zoiets uitgehaald. Een groot internationaal zwemfeest werd een dag te voren ingeleid door een kapitaal diner, waaraan ook de vermaarde zwemmers assisteerden. Dezen onthielden zich van geestrijke dranken, doch toen een der tafelgenoten bij wijze van plagerijtje Arne Borg een likeurtje, een glaasje chartreuse aanbood, rukte hij dezen de fles uit de hand en dronk hij haar leeg.
Bij de organisatoren daalde de feeststemming plotseling aanmerkelijk. Arne Borg was immers de clou, en als er iets van uitlekte en dus een slechte wedstrijd van Arne Borg in de verwachting lag, zou de belangstelling
| |
| |
daar danig onder lijden. Dat de organisatoren hem zijn zonde voorhielden, spreekt vanzelf.
En dat verdroeg de nukkige zwemmer niet.
De volgende dag verbeterde hij wéér een wereldrecord.
***
En in Australië geschiedde met hem het volgende:
Arne Borg was speciaal naar Australië gegaan om Boy Charlton te ontmoeten, een jonge ster, die wereldrecords had gebroken en van zegepraal naar zegepraal was geijld. Doch aan boord kon Arne Borg nagenoeg niet trainen en bovendien was zijn boot sterk in vertraging geweest, enfin, toen hij aankwam was hij geheel uit vorm en zijn eerste ontmoetingen met Charlton leverden hem evenzovele nederlagen op.
Geleidelijk echter keerde bij Arne Borg de grote vorm terug, doch toen hij ‘gereed’ was, had er geen ontmoeting met Charlton meer plaats, aangezien deze zich schuil hield achter een doktersattest, inhoudende dat Charlton lijdende was aan een hartvergroting. Maar wat gebeurde er nu?
Er zouden wedstrijden worden verzwommen, aan een waarvan het kampioenschap van Nieuw Zuid Wales was verbonden en deze wedstrijd ging over een Engelse mijl. Voor deze wedstrijd schreef Arne Borg in. Maar nu was er nog een andere wedstrijd over 500 m, waaraan Arne Borg niet deelnam en voor die wedstrijd nu had zich Charlton aangemeld. Dit stak Arne Borg. En toen er werd aangekondigd, dat Charlton zou trachten het wereldrecord over die afstand (500 m) te verbete- | |
| |
ARNE BORG
| |
| |
ren, toen werd het hem duidelijk, dat Charlton het doktersattest had misbruikt om hem uit de weg te gaan en hem te beletten revanche te nemen.
Toen nu Charlton het wereldrecord over de 500 m inderdaad verbeterde (met 2 seconden), was de maat bij Arne Borg vol.
Hij rende naar de jury en vroeg, of zij alle officiële tijdwaarnemers wilde verzamelen, die bij de hand waren, want hij wilde in zijn nummer (de Engelse mijl) eveneens wereldrecordtijd zwemmen, en door negen timekeepers gecontroleerd zette Arne Borg zich aan de slag.
Het werd een fenomenale prestatie, het hoogtepunt uit zijn fameuze loopbaan.
Hij startte op deze afstand van 1609 meter zó snel en zette er zulk een doldriftig aanvangstempo in, dat hij het zoeven door Charlton gemaakte nieuwe wereldrecord over 500 m maar liefst met elf seconden verbeterde, het Australische record van Beaupaire over 1000 meter verbeterde hij met niet minder dan 24 sec., en het wereldrecord over de Engelse mijl haalde hij maar liefst 1 min. 5 sec. naar beneden.
Zo'n klap kan men zijn tegenstander alleen maar toedienen, wanneer men geladen is.
***
Zoeven hadden wij het over de bekende ‘dolle buien’ van Arne Borg en hij heeft er in de Zweedse pers heel wat over moeten horen, dat hij die fuifstuipen juist de avond voor de wedstrijddag placht te vertonen.
| |
| |
Toch was Arne Borg geen drinker en van een geregeld gebruik was dus in de verste verte geen sprake. Eenmaal in training en zich voorbereidend, placht hij dit goed te doen, hij trainde uiterst nauwgezet en ontzag zich terdege. Maar tegen de tijd, dat zijn grote wedstrijden naderden, nam de spanning en opwinding dermate in hem toe, dat hij haar niet meer de baas kon blijven. De opgepotte saamgeperste levenskracht, de physische en psychische overtolligheid, om het zo maar eens te noemen, de nervositeit, barst dan los en dat doet zij bij jonge kerels vaak in een kwajongensstreek.
***
En nu weer een voorbeeld uit de rennerswereld; de achtervolgingsrit van Gerrit Schulte over 5 km in het Antwerpse Sportpaleis op Zondag 21 April 1940.
Nu moet men weten, dat Jan Pijnenburg zeven jaar geleden - dus in 1933 - de wielerwereld in opschudding had gebracht door in zijn sensationele achtervolgingswedstrijd tegen den Belg Hamerlynck de 5 km af te leggen in 6 min. 18 4/10 sec., waarmede hij het record der overdekte wielerbanen op zijn naam stelde. Twee jaar later knabbelde de Fransman Dayen 2/10 sec. van dit record af, doch Pijnenburg zette zich er toe het weer terug te veroveren en enkele maanden later, in zijn rit tegen den Fransman Archambaud, verbeterde hij het record weer (eveneens met 2/10 sec.) en bracht het dus op 6 min. 18 sec.
Dit record scheen een lang leven toebedeeld. Herhaaldelijk deed men er een greep naar, doch het bleek te
| |
| |
hoog te liggen. Renners, die in hun achtervolgingswedstrijden 6 min. 21 sec. noteerden, werden reeds ten zeerste geprezen.
Zondag 21 April 1940 nu had Schulte in het Antwerpse Sportpaleis een achtervolging te rijden tegen den Belg Clautier, maar zie, er was die dag ook een wedstrijd te Oosterhout (het z.g. criterium van De Waranda) en daar had Schulte liever gereden, aangezien dit voor hem als professional profijtelijker was. Antwerpen betekende voor hem slechts een klein contractje, hij had er alleen maar die 5 km te rijden en hij had bij de directie alle moeite gedaan om dit contract geannuleerd te krijgen. De directie hield echter voet bij stuk en wilde van een plaatsvervanger niet weten en Schulte, die dit plagerij in iemands broodwinning noemde, vertrok in een gramstorige stemming naar Antwerpen. Nu kwam er nog bij, dat zijn tegenstander zoals gezegd Clautier was, en deze Clautier, die een serie weinig bewijzende achtervolgingsoverwinningen achter de rug had, was door een deel van de Belgische pers opgevijzeld tot een bedwelmende hoogte. Hij was een ster van eerste grootte, hij was zo goed als onklopbaar, enfin, men kent dat. Er was over Clautier geschreven op een wijze, welke ‘de concurrentie’ irriteerde, want deze voelde zich er door gekleineerd. En daar komt me dan Schulte aan de start en hij praat me daar over dien Clautier op een dermate déclinerende wijze, dat de jury-leden en de tijdwaarnemers er elkaar verbaasd van aankijken. Geen onvertogen woord komt er over zijn
| |
| |
GERRIT SCHULTE
| |
| |
lippen en toch zet hij Clautier veel verder in de hoek dan hij op enige andere wijze had kunnen doen. Want hij zegt tot de tijdwaarnemers eenvoudig dit: ‘Denkt er om, heren, als ik hem dadelijk heb ingelopen en hij dus moet afstappen, rijd ik door voor het record.’
Dat wilde dus zoveel zeggen als: ik zal dien groten meneer in de kortst mogelijke tijd afdrogen en dan ga ik meteen het record verbeteren.
En zo'n pover figuur moet je dan annonceren tegenover iemand, die door de pers tot een ster van de eerste grootte was gebombardeerd.
Deze achtervolging werd voor Schulte een weergaloze triomf. Reeds na 1915 meter, welke gereden waren in 3 min. 43 sec., had hij Clautier ingelopen en zonder enige verslapping doorgaande, legde hij de 5 km af in de fenomenale tijd van 6 min. 9 sec. Hij reed zó furieus, dat hij niet eens wist, dat de 5 km reeds achter de rug waren en hij stoomde nog anderhalve ronde in hetzelfde tempo voort.
Zeven jaar lang waren de grootste specialisten doende geweest te trachten van het record 2/10 seconden af te knabbelen en dit lukte hun slechts twee keer. En daar komt Schulte en haalt het record in eens 90/10 seconden omlaag. Terwijl diezelfde Schulte in zijn vóórgaande achtervolgingen het oude record nog niet wist te benaderen. Emotionaliteit!
Dit is nog typerend. Onmiddellijk na zijn recordrit sprong hij in zijn automobiel en hij race'de van Antwerpen naar Oosterhout, om nog de laatste kilometers te
| |
| |
Lichamelijke en geestelijke verfrissing. ‘Ik zou ook niet gaarne deze vorm van sport willen missen’.
| |
| |
Geen spanning, doch louter ontspanning. En toch, prima sport!
| |
| |
zien van de wedstrijd, waaraan hij zo gaarne had deelgenomen.
Wij spraken hem, juist toen hij uit zijn auto stapte.
‘Ik heb dien Clautier en het record even 'n opduvel gegeven, dat is de enige troost, maar wat heb ik er aan, ik had toch veel liever hier gereden.’
Zijn fenomenale verrichting had hem dus nog geenszins opgelucht; hij was nóg zwaar ‘geladen’.
***
En dit is nu nog een uitlating van Nurmi:
‘Dikwijls werd ik door gekwetste ijdelheid aangespoord. Mijn vijanden begaan een grote fout, als zij op mij schimpen of op demonstratieve wijze mijn tegenstanders aanmoedigen.’
|
|