| |
| |
| |
[4]
Het psychische element vervult in de sport een hoofdrol. Wij hebben reeds gereleveerd, dat Karel Lotsy bij zijn pogingen om de prestaties van het in de put geraakte Nederlandse voetbalelftal te verheffen, publicaties van ons tot leidraad had genomen.
Hij heeft practisch gewerkt met de mysterieuze waarden, wier invloed in de sport wij hadden geschetst en welke door ons in dit schriftuur nu nader worden behandeld.
Lotsy kweekte liefde, begeerte en wil, hij kweekte concentratie, hij kweekte spanning. Want innerlijke spanning verwekt een gemoedstoestand, welke tot top-prestaties voert.
Hij bracht er de kracht der onmeetbare dingen aan te pas.
Hoe hopeloos was het met de verrichtingen van het Nederlands Elftal in de interland-ontmoetingen gesteld! Om maar eens iets te noemen: in de periode van 15 Maart 1925 tot 2 November 1930 had het Nederlands Elftal 17 ‘uit’-wedstrijden gespeeld en er geen enkele van gewonnen. En in de jaren 1928 tot 1931 speelde het ‘uit’ en ‘thuis’ in totaal 20 wedstrijden en daarvan werden er slechts 3 gewonnen.
De verrichtingen van onze nationale ploeg tegen officiële ploegen van andere landen waren dus wel van zeer teleurstellende aard.
Wat deed Lotsy nu?
| |
| |
Hij sloeg niet langzaam aan een andere koers in, neen, hij gooide het roer om, want daarmede had hij ineens de volle aandacht, de waarachtige belangstelling der betrokken spelers.
Kijk eens! Vóór de z.g. Lotsy-periode werden uit diverse verenigingen elf voetballers (plus enige reserve-manschappen) gekozen en deze speelden droogweg, dat is, zonder dat er enig nader contact had plaats gehad en zonder enige nadere voorbereiding, een oefenwedstrijdje, doorgaans in de stijl van matig interesse.
Deze elf spelers kenden elkaar nauwelijks, de belangstelling voor elkaar was uiterst gering, het waren naar de volksuitdrukking elf loslopende honden, heterogene bestanddelen, waarvan het ene deel niets op het andere overdroeg. Hun interland-wedstrijden waren meer vermaaksvoetbal dan vervullingen van een met grote liefde, met grote ernst en toewijding aanvaarde en uitgevoerde taak. Een taak, tijdens welker vervulling men met toenemende concentratie en bij een climax aan spanning naar het doel moet groeien.
Lotsy begon met de spelers te verbroederen, met de gemoederen nader te brengen.
Daartoe deed hij de spelers, die trouw hun verenigingen bleven dienen door 's Zondags voor de competitie te spelen, eens per week hun haardsteden verlaten. Zij begaven zich dan 's namiddags na afloop van hun dagtaak (want het waren amateurs, die om aan hun boterham te komen een ambacht uitoefenden en naast hun werkgevers hun sport dienden) naar Den Haag, naar
| |
| |
het terrein van de voetbalvereniging V.U.C., hetwelk zich in het bezit van een voortreffelijke kunstlicht-installatie mocht verheugen en bij dit kunstlicht, dat van hoge lichtmasten overdadig werd neergegoten, werd daar dan des avonds geoefend. Over dat ‘oefenen’ dadelijk meer.
Doch wij willen er nu reeds wel dit van zeggen, dat dit ‘oefenen’ niet de hoofdzaak, niet het hoofddoel van het wekelijkse samenzijn uitmaakte.
Primair was: de spelers, die de nationale ploeg vormden, eens per week bijeen te hebben; primair was: de heterogene bestanddelen in morele zin te versmelten. ‘Als jonge priesters achter een heilige vaan’......
Ja, zó versmolten tot een bezielde, een verrukte eenheid en zó als groep omstrengeld door de koorden der machtige begeerte het gestelde doel te bereiken, diende de nationale ploeg van Nederland op te rukken.
De idealist predikte en won: liefde voor het milieu, liefde voor de stichting, liefde voor deze kleine en aparte voetbalgemeenschap, liefde tot het doel. De spelers leerden elkaar kennen en waarderen en zij dompelden zich gaarne onder in de atmosfeer, welke door overtuiging, menselijkheid, warmte-uitstraling van het gemoed, door opwekkende hartelijkheid en gloedvolle uiteenzettingen en motiveringen was geschapen.
Zo was er een sterk contact ontstaan tussen menselijk wezen en menselijk wezen, er ontwikkelde zich een gemoedsverwantschap ten aanzien van de sport. Er ontstond een mysterieuze band tussen speler en speler en
| |
| |
tussen leider en spelers, en de elf man die over verscheidene verenigingen in den lande waren verspreid, waren 's avonds in Den Haag, zoals wij eens hebben geschreven, opgetogen naar triomfen reikhalzende ‘leden van de Nederlands Elftal Club’,.... een naam, welke er dadelijk is ingegaan.
Enigen dezer amateurs, die toch als vrije mensen hun vereniging hadden gekozen en zich te midden van hun club-vrienden ook zeer wel bevonden, hebben in die dagen gezegd, dat zij - ondanks al de opofferingen en moeiten, welke zij zich wekelijks hadden te getroosten door naar Den Haag te gaan - toch veel gretiger naar het milieu van ‘De Nederlands Elftal Club’ gingen dan naar het milieu van hun eigen competitie-vereniging.
***
Het wekelijks, tussen twee Zondagen in, naar Den Haag laten komen van al die verspreide spelers, geschiedde volgens buitenstaanders om gemeenschappelijk eens goed ‘technisch te kunnen oefenen’, doch in waarheid lag het doel buiten de techniek. Het geschiedde om een hinderlijk mentaal hiaat weg te werken. Het diende om een gat in het denken aan de sport te dichten. Het diende om tussen twee momenten van daadwerkelijke sportbeoefening - welke momenten soms ver van elkander verwijderd lagen - een belangrijk moment van hoofdzakelijk geestelijke en morele sportbeoefening in te schuiven. Het diende om, zoals men in de electro-technische wereld zou zeggen, er nog een voe- | |
| |
dingsstation tussen te schakelen, om de concentratie te vermeerderen.
Dit dient men goed te begrijpen. De Nederlandse spelers toch waren, zoals gezegd, amateurs, die nagenoeg zonder uitzondering alleen des Zondags - voor de competitie-voetbal speelden. Op de tussen liggende dagen, de weekdagen, beoefenden zij geen voetbal en trainden zij niet of nauwelijks. Er lagen dus telkens zes ‘lege’ dagen tussen hun voetbalbemoeiingen in, en als tengevolge van slechte weersomstandigheden (afgekeurde terreinen) de competitie-wedstrijd niet had plaatsgevonden, was er een hiaat, een gat van dertien dagen ontstaan. Deze gaten moesten worden overbrugd. Er diende meer en sterker aan voetbal te worden gedacht en daarvoor werd dan ook de wekelijkse concentratie-avond in Den Haag ingericht. Na des Zondags te hebben gespeeld, dachten de spelers - die immers hun avond hadden vrij te maken - er Maandags reeds aan, dat zij naar Den Haag moesten. Zij dachten er Dinsdags aan en Woensdags aan, zij dachten aan het doel, wanneer zij zich naar de trein begaven, Lotsy schreef hun tussentijds ook suggestieve, kameraadschappelijke brieven, kortom de tijd buiten hun werkkring, de tijd welke anders naar koetjes en kalfjes uitging, werd nu grotendeels vervuld van voetbal-met-het-gestelde doel.
***
In diezelfde periode (1930-31) had ook de trainer van het Zwitserse elftal, de Hongaar Kürschner, die ‘'n
| |
| |
soort voetbalfilosoof’ werd genoemd, de kracht van het geconcentreerd denken aangevoeld.
Het was deze man, die aan zijn spelers de opdracht gaf gedurende de week vóór een belangrijke wedstrijd vijf minuten na het opstaan èn voor het naar bed gaan, geconcentreerd aan voetbal te denken.
Vanzelfsprekend lokten de adviezen van Lotsy en van Kürschner reacties van spottende aard uit, dat kon welhaast niet uitblijven. Want waarlijk niet alle sportbeoefenaren zijn sensibele mensen en wie meer marionet is dan mens, wie meer robot is dan warmhartig en geestelijk fijn besnaard wezen, wie dermate vermaterialiseerd is, dat slechts het tastbare en zichtbare voor hem bestaan, althans voor hem hanteerbaar zijn, zo iemand blijft van de mysterieuze krachten, waarover wij het hier hebben, verre.
Maar toen dan die reacties van spottende aard los kwamen, hebben wij met citaten uit onze schrifturen aangetoond, dat wij reeds tien jaar voordien, in de wieler-sportwereld top-figuren hadden ontmoet, die met deze psychische krachten even practisch waren omgegaan als met de stukken gereedschap, waarmede zij aan hun fiets werkten.
Maar goed dan! De spelers van het Nederlands Elftal kwamen dan eens per week naar Den Haag om zich bij hun gemeenschappelijk streven met onzichtbare banden aaneen te koppelen. Om geestelijk een falanx te vormen. Om aan voetbal en naderende overwinningen te denken en innerlijke spanning te kweken.
| |
| |
Deze spelers, voor het overgrote deel volksjongens, vertegenwoordigers van de z.g. werkende stand (de een was chauffeur, de andere stucadoor, melkboer, sigaren-handelaar, havenarbeider e.d.g.) werden in de simpele houten clubtent van V.U.C. door Lotsy en zijn medearbeiders, leden van de Keuze-commissie, ontvangen en begroet en dit niet met de houding van een hoogheid die zich neerbuigt, doch als een werkelijke vriend, die zich voor hun particuliere aangelegenheden sterk interesseerde en die bij tal van zorgen en zorgjes hun steun en toeverlaat was. Een vriend en voorvechter bij de opmars naar het gestelde doel.
Want dit is bij deze subtiele zaken geboden, dat de leider zich niet de figuur van bevelvoerder aanmeet, want in het innerlijke van den mens valt voor hem niets te bevelen. Slechts als waarachtige vriend kan hij samenweven, kan hij transmissie van gevoelens en van gedachten tot stand brengen. Want hij moet van zijn gemoedsberoeringen en van zijn emoties, van de spanningen, die in hem leven, iets overdragen, veel overdragen. Leider en spelers moeten op elkaar zijn afgestemd en dit wel zeer zuiver. Het moet zijn als bij snaar-instrumenten. Als op het ene instrument de g-snaar wordt aangeslagen, moet deze op het andere instrument beginnen te trillen.
De leidende concentratie-kweker en opwekker van innerlijke spanning moet een radio-station zijn, hetwelk uitzendt precies op de golflengte waarop de geestelijke apparaten der spelers zijn ingesteld.
| |
| |
Zo was het bij Lotsy, die de spelers als zijn vrienden tegemoet trad en naar hun wel en wee vroeg om..... om eventueel het wee te helpen wegruimen, want als er een ‘wat zorgelijks aan zijn kop had’, neen! dan ging het niet.
Dan gingen de spelers naar de kleedkamers en daarna vingen de fameuze oefeningen van het Nederlands Elftal aan.
Wij zeggen dit ‘fameuze oefeningen’ bijna ironisch. Het Nederlandse voetbal-publiek toch heeft lange tijd in de mening verkeerd, dat onder aanvoering van Bob Glendenning (de oud Bolton Wanderers-speler) machtige voetbal-technische oefenstukken werden uitgehaald. Men meende, dat er op inspannende wijze aan doeltrappen, dribbelen, balbeheersing, aanval en verdediging, aan positie-spel en vaardige trucs werd gedaan, doch wij, die iedere week ter plaatse waren, kunnen hier verklaren, dat er meestentijds niet eens een bal in het veld kwam. De hele fameuze oefeningen kwamen hierop neer, dat slechts enige conditie-oefeningen werden gedaan en deze dienden nog niet eens in de allereerste plaats om de lichamelijke conditie te verbeteren. Zij dienden - zoals reeds gezegd - om de eenheden der spelers samen te pakken tot een hecht geheel, om het psychisch samenvoegen van hen te vergemakkelijken.
In groepsverband werd 'n klein kwartier aan vrije en ordeoefeningen gedaan (zoals gymnastiekleraren hun schoolklassen laten doen) en verder bestonden de
| |
| |
fameuze voetbaloefeningen uit enige minuten hardlopen, snel starten, snel wenden en uit snelle rem- en keerbewegingen, welke besloten werden door 'n paar minuten adem-gymnastiek. Het gehele geval nam 'n 25 minuten in beslag en daarna gingen de spelers in looppas naar de kleedkamers.
Alsof men een zeer zware interland-wedstrijd achter de rug had, alsof het een onmisbaarheid gold, werd het verkwikkende bad opgezocht. Het bleef alles in de stijl, in de atmosfeer. En dan na dit bad, eventjes met een warme kop thee bijeen, volgde.... de toespraak.
***
De toespraak?
Ja! De toespraak!
Een gewichtig stuk in het opwekken van stemming, in het kweken van een atmosfeer waarin te winnen valt, in het voorbereiden van de gewenste gemoedstoestand, in het verwekken van innerlijke spanning.
Het was Lotsy, die sprak. En hij bezat de gave van het woord. Hij sprak gemoedelijk en toch ernstig en bezielend. Hij sprak met het hart. Hij gaf het Nederlands Elftal iets van zichzelf. Hij gaf het iets van zijn geloof, dat hij het bij het juiste eind had. Hij gaf het iets van zijn overtuiging, dat gecultiveerde aandacht tot een heilzame, bijna wonderdadige concentratie voert; dat de geest voornamer is dan de spier; dat stemming en atmosfeer de meest superieure bodem vormen om topprestaties te doen gedijen; hij bracht het Nederlands Elftal bij, dat physieke training onmisbaar is, doch dat
| |
| |
Spel-technische bespreking in de ‘Wondertent’.
| |
| |
Uit grote dagen.
| |
| |
de physieke training eerst tot glorie komt door de machtige bijstand van mental training. Hij gaf het Nederlands Elftal iets van zijn onbaatzuchtig enthousiasme, van zijn idealisme, hij gaf het iets van zijn ziel. Hij gaf, zoals de volksmond zegt, ook tekst en uitleg. Hij zette uiteen, waarom men daar bijeen was en waarvoor. Dat het zo onnozel scheen een verre reis te maken, vroeg van huis te gaan en laat thuis te komen om 20 minuten oefeningetjes te doen, die men thuis bij veel minder tijdverlies, vijfmaal zo lang had kunnen doen. Maar hij liet er op volgen, dat dit niet onnozel was, want dat het ging om het saamhorigheidsgevoel, om de geest van de Nederlands Elftal Club. Hij zette uiteen, dat het ging om het aanvullen van het hiaat, van de lege ruimte. Bij zulke hiaten kan er geen sprake zijn van een concentratie welke naar een topprestatie voert. Voor een topprestatie moet de concentratie continu zijn, moet zij dagelijks een steunpunt hebben, een voedingsstation.
***
Voor iedere interland-wedstrijd werd de concentratie opnieuw ingesteld. Want wie spanning kweekt, dient tijdig voor ontspanning te zorgen. Wie een spanning te lang laat duren, vernietigt wat hij begonnen is. Het moment van de inzet van de spanning is niet zonder belang, van hoger belang is echter de regeling van de climax.
Er moet climax in de spanning zijn, de spanning moet groeien en haar hoogtepunt moet liggen tegen de dag
| |
| |
van de daad. En dan na de daad, liefst dezelfde dag nog, moet er een volledige ont-spanning zijn.
Wat anderen verkeerd vonden, hebben wij juist goed gevonden: het diner na de interland-wedstrijd, waarbij de spelers desnoods ‘uit de band sprongen’.
Want wij preken ernst, doch wij preken daarnaast, dat de sportman ‘mens’ moet blijven en na een absorberende periode terug moet vallen op de normale genietingen van het wereldse leven. Wij preken geen ascetisme.
En zo werd na iedere interland-wedstrijd, na een periode van volledige ontspanning, de voorbereiding der concentratie en het kweken van spanning voor de nieuwe interland-wedstrijd opnieuw ingezet.
***
Wij hebben hier lang bij stil gestaan. Maar het is dan ook in ons kader een merkwaardig, een betekenisvol geval. Een geval, waarbij immers onze reeds in 1927 neergeschreven aanvoelingen en theorieën als leidraad hebben gediend. Een geval, hetwelk de waarde van mental training en concentratie, van de assistentie der innerlijke krachten wel heel duidelijk aanwijst.
Want oefenen, technisch oefenen, voetbal spelen, deden de spelers van ons nationale team vóór ‘de periode-Lotsy’, net zoveel, of als men wil, net zo weinig als tijdens ‘de periode-Lotsy’, doch zie nu hier het kapitale verschil in de prestaties van het Nederlands Elftal gedurende ‘de periode-Lotsy’, dus gedurende de assis- | |
| |
CHAPMAN
| |
| |
tentie van de gekweekte gemoedstoestand en van de opgeroepen spanning.
Van 15 Maart 1925 tot 2 November 1930 (periode vóór Lotsy) speelde het Nederlands Elftal 17 ‘uit’-wedstrijden, waarvan er geen enkele werd gewonnen.
En van 14 Juni 1931 tot 3 Mei 1936 speelde het Nederlands Elftal 10 achtereenvolgende ‘uit’-wedstrijden, welke alle 10 werden gewonnen. Feitelijk waren het er 11, die ook alle 11 gewonnen werden, doch een dezer buitenlandse ontmoetingen gold niet als ‘officieel’. In die periode ging er dus geen wedstrijd in den vreemde verloren.
En in de periode 1928 tot 1931 (vóór Lotsy) werden 20 uit- en thuiswedstrijden gespeeld, waarvan er slechts 3 werden gewonnen.
En in de periode 1931 tot 1934 (periode-Lotsy) werden er 21 gespeeld, waarvan er 11 werden gewonnen.
En juist in deze laatste periode was het buitenlandse voetbal, dus het voetbal van den tegenstander, door diverse omstandigheden (als toename van beroepsspel, intensievere training e.d.g.) in kracht toegenomen.
***
Wat er hier in Nederland in deze periode gaande was, was aan de aandacht van het buitenland en met name van Engeland, niet ontsnapt.
Chapman, de grote bezieler van Arsenal, de man die in Arsenal als het ware de geestelijke injectiespuit hanteerde, kwam er o.a. zelfs voor naar Nederland. Hij
| |
| |
kwam waarlijk niet om hier voetbal te zien. Dat kon hij in Engeland en in zijn eigen club Arsenal genoeg, en van betere kwaliteit, zien.
De belangstelling van den groten tovenaar van Arsenal was gaande gemaakt door het feit, dat in Nederland werd gewerkt met datgene wat hij als zijn geheim had beschouwd. Hetgeen hij voor zijn privé-bezit had gehouden, werd in Nederland op verdiepte schaal toegepast. Dát had hem getroffen. Want Chapman, de psycholoog-manager, werkte met dezelfde waarden, met dezelfde imponderabilia.
De enorme waarde, de enorme betekenis en invloed van het werken met psychologische factoren is wel het felst aan de dag getreden na Chapman's overlijden. Arsenal, de club van merendeels dezelfde spelers, de club, welke tevens nog over de middelen beschikte om zich met het beste levende materiaal te kunnen versterken, was tijdens Chapman de schitterende top-club van Engeland; na Chapman was Arsenal glansloos, zonder moraal, dat is: zonder innerlijke bijstand.
***
Atmosfeer. Stemming.
Kent gij iets wat nóg gevoeliger is?
Wij willen, alvorens tot het spel terug te keren, u het volgende detail niet onthouden.
Wij hebben verteld, dat de spelers van het Nederlands Elftal op de concentratie-avonden bijeenkwamen in Den Haag in de club-tent van V.U.C.
Deze tent is door ons de ‘Wondertent’ genoemd.
| |
| |
Wat was dat nu voor een inrichting, deze Wondertent van V.U.C.?
Een zeer bescheiden en uiterst eenvoudig getimmerte. Een recreatie-tent zonder enige charme. Bijna 'n primitief geheel. 'n Houten tent, vierkant, met 'n buffet als in een boeren-herberg. Goedkope tafeltjes en banale timmermansstoelen, 'n geschuurde houten vloer, en hier en daar wat aan de wand, club-foto's. 'n Aannemerskeet met enig zit-gerei er in. Dus verre van een intiem geval en allerminst een entourage, zou men zeggen, waar stemming en atmosfeer vlotweg werden geboren.
In deze banale tent werd de wonderdadige concentratie gekweekt en de gevoelige toespraak gehouden.
Maar luister nu.
Op zeker moment stond deze tent niet ter beschikking en was de concentratie-ploeg genoodzaakt te verhuizen naar Rotterdam, naar het veel voornamere clubgebouw van de voetbalvereniging Sparta, welk gebouw door de volksmond het Sparta-kasteel wordt genoemd, 'n big building met een verzorgd interieur, in ieder geval iets van standing en van charme vergeleken bij het planken-gedoetje van V.U.C.
Maar!.... dáár in dat Sparta-kasteel kwam er van de concentratie niets terecht. Dáár ging het niet. Hier was de concentratie-ploeg niet ingeleefd. Hier, in deze veel mooiere gelegenheid, was er geen vertrouwdheid, geen intimiteit tussen wanden, vloer, plafond en de aanwezigen.
| |
| |
Geen fluïdum tussen concentratie-kweker en spelers. De spreker sprak. Het waren woorden van de lippen. Zij werden niet gedragen door de warmte-uitstralingen van het hart. Het gemoed scheen verkild. De spelers zaten als employé's, die een plichtmatige gelegenheids-visite bij hun patroon maakten.
Enige weken later kon de concentratie-ploeg weer terugkeren tot de houten tent van V.U.C., waar de intimiteit en de geestelijke samensnoering, waar het vertrouwen en het goede geloof, waar de overtuiging, de broederschap en de wil tot winnen, waar het enthousiasme en de liefde tot de glorieuze daad, waren geboren.
En daar ging het weer! Daar ging het weer volop!
Wij hebben in sportkringen, waar men zeide ‘er ook wel iets voor te voelen’ deze fletse adhaesie vergezeld horen gaan van de opmerking, dat hun club-accomodatie zich echter niet voor zulk intiem werk, hetwelk een intieme omgeving vergde, leende.
Men voelde in deze kringen niet, dat déze stemming, dat déze atmosfeer uit den bezielenden mens stamt en niet wordt gecreëerd door min of meer luxueuze gebruiksvoorwerpen.
***
Er deed zich bij het gros der interland-wedstrijden, die het Nederlands Elftal gedurende ‘de periode-Lotsy’ speelde, een moment voor, hetwelk in de Nederlandse pers ‘het krankzinnige kwartiertje’ werd geheten.
Deze kwalijke uitdrukking werd door het publiek gre- | |
| |
tig overgenomen, zij werd populair. Bij iedere interlandwedstrijd zat het publiek er bij voorbaat op te gnuiven. En als het zich had voorgedaan, schreef men in de courant: ‘van dat moment af lukte alles’, .... alsof dit een kwestie was van veine, van geluk, van toeval.
Hetgeen de pers en het publiek ‘het krankzinnige kwartiertje’ noemden, was echter het meest verheven moment van de werking der mysterieuze krachten, een summum, waartegen het moreel der tegenpartij scheen weg te zakken. Haar initiatief werd overspeeld en het spel werd haar dus opgelegd, spelers, die tot dat moment uiterst lastig te passeren waren geweest, werden nu met een bijna mathematische zekerheid voorbij gegaan, er had bij de Nederlandse spelers een scheppende zelfbeïnvloeding plaats en onder de juichende druk daarvan ontstond bij de tegenpartij onrust, aarzeling. Het verband werd bij den tegenstander weggespeeld, alle man kwam nabij het belegerde doel assisteren en tegenover de bij den tegenstander ingetreden angstige nervositeit legde het Nederlands Elftal in dat befaamde ‘krankzinnige kwartiertje’ bij het enorme innerlijke enthousiasme een superbe zelfbeheersing aan den dag.
Het waren dezelfde mensen, dezelfde spelers, met dezelfde spieren en gaven, op dezelfde dag, op hetzelfde veld, bij dezelfde voetbalcapaciteiten, doch een kwartier lang waren het àndere spelers, doordat de innerlijke geladenheid hun de spankracht had gegeven, welke de topprestatie behoeft.
| |
| |
Deze toestand van suprême vervoering kón niet lang duren; hij is niet voor de duur van tweemaal drie kwartier, dus voor de duur der gehele match denkbaar. Een dergelijke exaltatie ontstaat geleidelijk tijdens de match. Al spelende, al verkennende, groeit het innerlijk der spelers naar deze toestand toe. Deze exaltatie, welke tevens extase was, heeft een inleidende periode nodig. En vandaar, dat het ‘krankzinnige kwartiertje’ zich placht te openbaren in de tweede helft van het spel en wel doorgaans in het midden van de tweede helft.
Wij hebben er reeds op gewezen, dat de spelers door hun mentale en geconcentreerde voorbereiding als het ware door onzichtbare draden met elkander in verbinding stonden en al spelende begon deze communicatie deugdelijker te werken. Er had de transmissie van gedachten plaats, waarvan reeds werd gerept, de aanvoelingen werden sterker en zuiverder, het fluïdum van wil en van begeerte stroomde van speler naar speler en zo ontstond geleidelijk de toestand van inspirerende en conceptieve vervoering, welke de nauwkeurigheidsdrang aanwakkert en het nauwkeurigheidsvermogen doet stijgen.
Een thema waar wij straks, bij andere takken van sport, nog op terug zullen komen. Zoals wij trouwens straks dit gehele complex nog eens in enkele voorbeelden zullen recapituleren.
Wij gebruiken het woord vervoering.
Welnu, vervoering kan men niet onderbreken om haar
| |
| |
dan weer op gelijk peil in te zetten. Vervoering is bij onderbreking meteen kapot.
Het is dan ook voorgekomen, dat het ‘krankzinnige kwartiertje’ zich beperkte tot 'n krankzinnige vijf minuten, toen wegens een blessure van een der spelers van de tegenpartij het spel enige tijd was stilgelegd geworden. Na deze onderbreking was de vervoering kapot.
|
|